Week 7 Flashcards
(76 cards)
Wat zijn antimicrobiële middelen en welke soorten vallen hieronder?
Middelen tegen alle verschillende micro-organismen
- antibacteriële middelen (antibiotica): tegen bacteriën
- antivirale therapie: tegen virussen
- anti-mycotica: tegen schimmels
- anti-parasitaire middelen: tegen parasieten en sommige soorten bacteriën
–> hierbij worden geen merknamen genoemd, behalve bij amoxicilline+clavulaanzuur (→ Augmentin) omdat dit veelgebruikt en korter is
Wat betekend het begrip ‘spectrum’?
Zie afbeelding!
Verschil tussen smalspectrum en breedspectrum antibiotica, aangrijpingspunten voor de werking van antimicrobiële therapie bepaald het spectrum, afhankelijk van werkzaamheid tegen bacteriën:
- grampositieve bacteriën
- gramnegatieve bacteriën
- aerobe bacteriën
- anaerobe bacteriën
→ niet heel makkelijk te zeggen dat iets een smal/breed spectrum is, want het is een relatief begrip
Hoe wordt antibiotica ingedeeld o.b.v. het aangrijpingspunt?
- celwandsynthese –> verschil tussen een grampositieve bacterie (celmembraan met dikke peptidoglycaanlaag (suikers en aminozuren)) en gramnegatieve bacterie met een binnen- en buitencelmembraan en hiertussen een dunne peptidoglycaanlaag (hierdoor intrinsieke resistentie tegen bepaalde antimicrobiële therapie (bijv. vancomycine))
- eiwitsynthese
- nucleïnezuursynthese en structuur
- foliumzuurmetabolisme
- overige
Hoe kan antibiotica de gram+ en gram- bacteriën bereiken?
Gram+
Antibiotica kunnen direct de celwand benaderen
Gram-
Antibiotica kunnen alleen via porines in het membraan komen. Als je een antibioticum hebt wat een heel groot molecuul is, dan heb je een probleem om door die porines te komen. De antibiotica voor zulke bact. mogen dus niet te grote moleculen zijn
Is celwandsynthese bacteriostatisch of bactericide?
Bactericide (dood bacteriën (bacteriostatische antibiotica doet bacteriegroei remmen))
Wat zijn β-lactam antibiotica?
- grootste groep antibiotica in NL, 65% v.d. voorgeschreven antibiotica
- veilig en goedkoop,
- relatief weinig (ernstige) bijwerkingen
- makkelijk te doseren
Welke subgroepen β-lactam antibiotica zijn er?
Alle β-lactam antibiotica bevatten een β-lactamring, afhankelijk van de zijgropen wordt β-lactam ingedeeld in subgroepen:
- Penicilline: relatief vaak overgevoeligheid. BW: GI-klachten
- Peniciline G
- Flucloxacilline
- Amoxicilline
- Cefalosporine
- Cefazoline: 1e genaratie
- Cefuroxim: 2e generatie
- Ceftraizon, cefotaxime en ceftazidime: 3e generatie
- Carbapenem (reserve antibioticum)
- Meropenem
- Imipenem
Hoe verloopt celwandsynthese?
- Celwandsynthese is uniek voor bacteriën → selectieve toxiciteit
Het proces:
- In het cytosol v/c bacterie worden NAG en NAM aminosuikers geproduceerd
- Deze suikers zijn essentieel voor de peptidoglycaanlaag
- In het cytosol worden aan NAM nog aminozuurketens toegevoegd, deze ketens verschillen per bacterie
- NAM + aminozuurketentjes wordt gekoppeld aan NAG → dit complex wordt naar buiten het celmembraan gebracht en daar samengevoegd met nog meer van deze complexen
- Dit geheel is erg instabiel terwijl de celwand juist voor stevigheid moet zorgen
- Transpeptidase (PBP) vormt verbindende ketens tussen de aminozuurketens → meer stevigheid. Dit proces is continu gaande omdat bact. heel snel delen
- Antibiotica bindt aan transpeptidase waardoor het zijn werk niet kan doen → bact. cel deelt constant, maar heeft een instabiele peptidoglycaanlaag. Binnenkant v/d cel heeft een hoge osmollaire druk → doordat de celwand het niet goed doet ontploft de hele bacterie cel
- Op deze manier gaat de bacterie dood: bactericide
Wat is penicilline en waar werkt het op?
- Eerste antibioticum dat ontdenkt werd
- Smalspectrum antibiotica
- Werkzaam tegen:
- Streptokokken (S.pneumoniae)
- gram+ als gram- anaeroben
- Flucloxacilline: 1e keus tegen S. aureus
- Amoxicilline: werkzaam tegen streptokokken en enterococcus farcalis, H. influenza (breder spectrum, in afbeelding staat nog meer)
Wat zijn cefalosporines en waar werkt het op?
- Kun je eigenlijk allen IV geven
- De 3 generatie zijn allemaal net anders qua bouw
- 1e gen: voornamelijk gram+
- 3e gen: voornamelijk gram-
- 2e gen: tusenin
Wat zijn carbapenems en waar werken ze op?
- Reserve antibiotica
- Breedspectrum antibiotica
- Kan alleen in ziekenhuizen intraveneus worden toegediend, bij hele ernstige infecties
- Mogen alleen na goed keuring voorgeschreven worden
Op welke manieren kan resistentie ontstaan?
Chromosomaal:
- Bij een infectie heb je een hele grote bact. populatie
- Celdeling gaat zo snel dat er ook vaak foutjes gemaakt worden
- Zo kan er dus een spontane mutatie optreden waardoor de bacterie resistent is zonder dat er antibiotica gegeven is
- Als je dan antibiotica gaat geven gaan de niet-gemuteerde bacteriën dood, de gemuteerde bacteriën overleven en kunnen uitgroeien tot een nieuwe populatie
Genetische plasmide overdracht
- Bacteriën bevatten chromosomaal DNA, maar vaak ook plasmiden met daarop genen
- Sommige plasmiden bevatten resistente genen
- Een pathogeen MO neemt een plasmide op en kan zo resistent worden
- Bacteriën kunnen deze plasmide ook doorgeven via pilus, dit kan zelfs aan andere soorten bacteriën doorgegeven worden.
Wat zijn belangrijke resistentiemechanismen die pathogenen tegen β-lactam antibiotica kunnen ontwikkelen?
- Productie van β-lactamase: inactiverend enzym dat het antimicrobiële middel minder/geheel onwerkzaam maakt, verschillende varianten; eenvoudige BL, extended spectrum β-lactamase (ESBL), AmpC
- Vermindering van opname: blokkeren van porines in membraan waardoor middel niet wordt opgenomen in de cel
- Actieve efflux: t.g.v. een membraan transportsysteem wordt het antimicrobiële middel uit de cel gepompt
- Veranderen aangrijpingspunt: verandering van bacteriële eiwitten die het aangrijpingspunt zijn voor het geneesmiddel, bijv. veranderd penicilline bindend eiwit bij β-lactam antibiotica (bijv. bij MRSA)
Wat zijn congenitale infecties?
- Intra-uteriene infecties/prenatale infecties, de overdracht van het pathogeen van moeder naar baby vindt plaats via de placenta
– perinatale (tijdens geboorte) of neonatale infecties vinden hierna pas plaats (in eerste 4 levensweken)
Unieke groep vanwege:
- leeftijd van optreden
- bepaalde groep verwekkers die veel voorkomen
- klinische gevolgen
- diagnostische problemen
- preventie mogelijkheden (landelijke richtlijnen voor screening en preventie)
Wat zijn gevolgen van een congenitale, perinatale en postnatale infectie voor een baby?
- Congenitaal: groeiafwijkingen, laag geboortegewicht, congenitale malformatie, doodgeboorte
- Perinataal: meningitis, pneumonie, vroeggeboorte, sepsis
- Postnataal: meningitis, sepsis, conjunctivitis, pneumonitis
Wat is de epidemiologie van congentiale en perinatale infecties uitgesplitst in virussen en bacteriën/parasieten?
Congenitaal:
Virussen:
- CMV/cytomegalovirus (2,5:1000)
- Parvovirus B19 (0,4:1000)
- Varicella (0,02-0,7:1000)
- Rubella, Herpes Simplex, HIV (<0,01:1000)
Bacteriën/parasieten:
- Toxoplasma gondii (zeldzaam)
- Lues/syfilis (<0,01:1000, 5 per jaar)
Perinataal:
Virussen:
- Enterovirus (0,13:1000)
- Herpes simplex virus (0,03:1000)
- Varicella (0,01:1000)
- HIV HBV, HCV (<0,1:1000)
Bacteriën/parasieten:
- groep B streptokokken (1:1000)
- Chlamydia (onbekend)
- Listeriose (<0,01:1000, 10 per jaar)
Alles is heel zeldzaam, degene die bovenaan staan, komen het meeste voor. Bij perinataal is GBS wel heel belangrijk
Waarop wordt gescreend tijdens de zwangerschapsscreening?
12 weken screening: alle vrouwen
- HIV
- HBsAg (HepB)
- Syfilis (Lues)
TORCHES screening: bij een afwijkingen in de groei van het kind, alle congenitale infecties hebben dezelfde symptomen, dus als er symptomen zijn, ga je op dit allemaal screenen
- Toxoplasma gondii
- HIV
- Mazelen (Parvovirus B19)
- Rubella
- CMV
- Herpes simplex
- Syfilis
Hoe is het beloop van een congenitale infectie en dan met name de ontwikkeling van de infectie in het kind?
Bij een infectie van een zwangere vrouw zijn er meerdere mogelijkheden (zie ook afbeelding!):
- therapeutische abortus: ouders kiezen hiervoor
- geen overdracht van het virus: kind wordt niet geïnfecteerd
- overdracht van het virus: kind wordt geïnfecteerd via de placenta, kan leiden tot een kind met congenitale afwijkingen tot geen afwijkingen
Wat zijn de kenmerken van congenitale rubella:
- soort virus
- incidentie
- klachten moeder
- gevolgen kind
- stadium zwangerschap
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?
- soort virus: enkelstrengs positief RNA-virus met envelop, mens is de enige gastheer en heeft 1 serotype,
- incidentie: zelden, vooral ongevaccineerde jonge vrouwen zijn at risk, met name als importziekte of epidemie
- Verspreiding: aerogeen (hoesten) en via besmette oppervlakken
-
klachten moeder:
- 50% is subklinisch,
- anders prodromale symptomen (malaise, lichte verhoging, lymfadenopathie, keelpijn, hoesten, conjunctivitis),
- hierna huiduitslag beginnend in het gezicht en uitbreiding naar romp/armen
- complicaties als artralgie/artritis van vingers/polsen/knieën
-
gevolgen kind:
- prenataal; intra-uterine groeiachterstand en spontane abortus,
- neonataal; CRS (huiduitslag, trombocytopenie, hepatitis, hepatosplenomegalie, meningo-encefalitis, bot-, oog- of cardiovasculaire afwijkingen)
- later de trias (specifiek voor rebella); cataract (oogafwijkingen), doofheid en hartafwijkingen (+ ontwikkelingsstoornissen, DM, etc.)
-
stadium van zwangerschap:
- infectie tijdens 0-12 weken zwanger; 100% risico op infectie, 20% spontane abortus,
- 13-16 weken; doofheid en retinopathie 15%,
- > 16 weken: normale ontwikkeling, klein risico doofheid en retinopathie
-
diagnostiek:
- moeder IgM en IgG voor rubella (samen met eerder/later serum) en een keeluitstrijkje/PCR,
- intra-uterien een vruchtwaterpunctie bij <20 weken of postnataal een IgM bepaling en urine- en keeluitstrijkje en/of PCR
- behandeling/preventie: geen behandeling beschikbaar, bij bewezen vroege-infectie kan zwangerschapsafbreking plaatsvinden, er bestaat een vaccin en vaccineren is dan ook het belangrijkste
Wat zijn de kenmerken van congenitale cytomegalovirus (CMV):
- incidentie
- klachten moeder
- gevolgen kind
- behandeling/preventie ?
- incidentie: (latente) infectie komt veel voor, heel veel mensen in NL hebben dit
- klachten moeder: bij een primo-infectie of bij een reactivatie kan het kind geïnfecteerd raken. De kans dat het kind geïnfecteerd raakt is groter bij een primo-infectie
-
gevolgen kind: 90% is asymptomatisch (hiervan blijft 75% asymptomatisch en ontwikkelt 15% gehoorschade), 10% wordt symptomatisch geboren waarvan 5% overlijdt en 50% blijvende schade overhoud (dus 20% van totaal geïnfecteerde kinderen) zoals;
- hepatosplenomegalie,
- trombocytopenie,
- neurologische schade zoals meningo-encefalitis en chorioretinitis (–> gehoorschade)
- Als kinderen symptomatisch geboren worden is dit een ernstig ziektebeeld
- behandeling/preventie: (val)ganciclovir (oorspronkelijk anti-herpes virus middel) om gehoorschade te beperken, er bestaat geen vaccin
Wat zijn de kenmerken van congenitale herpes simplex infectie:
- soort virus
- incidentie
- gevolgen kind
- transmissie
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?
-
soort virus: verschillende typen:
- herpes genitalis (HSV-1/-2),
- herpes labialis (HSV-1/-2) van moeder of omgeving
- asymptomatisch HSV
-
incidentie:
- seroprevalentie onder zwangeren 60-75%,
- bij pasgeborenen 3,2:100.000,
- merendeel heeft herpes neonatorum HSV-1 (agressief en destructief virus)
- Het is lastig te herkennen en heeft een ongelofelijk slechte prognose
-
gevolgen kind: 40% heeft in de eerste week al klachten en anders uiting binnen 4 weken
- gelokaliseerde huid-, oog- en mondinfecties (groepjes blaasjes, linieaire distributies op extremiteiten),
- CZS-infectie (slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn)
- gedissemineerde infectie (visceraal (hepatitis))
-
transmissie:
- 5% van de overdracht is congenitaal,
- 85% peripartum (genitaal)
- 10% postpartum (koortslip)
- kans op transmissie bij primaire HSV bij vaginale bevalling is 50%,
- bij reactieve HSV veel kleiner
- koortslip alleen door direct contact –> transmissie ook zonder aanwezig ulcera!
-
diagnostiek:
- moeder: HSV-kweek/PCR bij verdachte laesies zonder voorgeschiedenis van herpes genitalis (materiaal uit de ulcera),
- kind: 24-48 na bevalling: HSV-kweek/PCR (keelwat, conjunctiva, huid, liquor, serum/plasma, laesies) of 0-4 weken postpartum diagnostiek bij passend huidbeeld, sepsis of insulten –> breed bemonsteren!
- behandeling/preventie: afhankelijk van of de moeder herpes heeft doorgemaakt, als dit niet is een keizersnede en direct antivirale middelen
Wat zijn de kenmerken van congenitale lues (syfilis):
- soort virus
- klachten moeder
- gevolgen kind
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?
- soort virus: spiraalvormige (spirocheet) gram-negatieve anaerobe bacterie (Treponema pallidum)
-
klachten moeder: ligt eraan in welk stadium de ziekte zich bevindt
- Lues infectie bevat verschillende stadia, niet perse alle stadia worden doorlopen
- primair: incubatietijd 10-90 dagen, solitaire pijnloze ulcus op genitalia, in 60-90% van onbehandelde gevallen hierna secundair
- secundair: incubatietijd 6 wkn-6 mnd., maculopapuleus exantheem op romp en extremiteiten (ook handpalm en voetzool), gepaard met koorts, malaise, spier- en gewrichtspijn, lymfadenopathie, condylomata lata
- tertiair: chronische ontstekingshaarden (gummata) in de huid, slijmvliezen, botten en organen, soms ook neurosyfilis
- latent: geen klinische verschijnselen
-
gevolgen kind: afhankelijk van de ontwikkeling
- foetus: spontane abortus of intra-uteriene dood, groeiachterstand, vroeggeboorte, hydrops foetalis
- pasgeborenen: 2/3 asymptomatisch bij geboorte maar in eerste levensmaanden symptomen, vroeg; uitslag, icterus, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, nefrotisch syndroom, meningitis, rhinitis, laat; zadelneus, skeletafwijkingen, doofheid, mentale retardatie, Hutchinson tanden, interstitiële keratitis
- oudere kinderen: chronische rhinitis (loopneus)
-
transmissie:
- verticaal want t. pallidum kan de placenta passeren, dit kan op elk moment van de zwangerschap (vanaf begin maternale infectie tot jaren later, kans neemt wel af),
- Transmissiekans
- bij primair/secundair 50%,
- bij tertiair (en laat latent) 10%
- bij vroeg latent (<1 jaar) 40%
-
diagnostiek:
- alle zwangere vrouwen in NL worden gescreened met treponemale serologie na 12 weken (TPHA).
- Dit is een treponemale detectie van antilichamen, die specifiek gericht zijn tegen teponema pallidum
- Heel specifiek voor syfilis
- Serologisch litteken: eens positief is altijd positief
- Hoge uitslag: vrouw heeft treponema gezien, maar de infectie is niet meer actief
- non-treponemale testen: antilichamen die niet specifiek zijn voor teponema;
- Deze verdwijnen bij een goed behandeld persoon
- VDRL test wordt gedaan na positieve treponemale test, om te kijken of het een doorgemaakt of actieve infectie is
- antilichamen tegen cardiolipinen detecteren (komen vrij bij actieve infectie)
- als het opnieuw stijgt een herinfectie,
- test is minder specifiek (valspositiviteit), kan ook door i.v. drugs, zwangerschap, Lyme en auto-immuunziekten positief worden
- bij passend klinisch beeld en positieve serologie IgM immunoblot bij het kind (na enkele maanden komt IgM productie op gang) en VDRL titer van de moeder vergelijken met het kind;
- Een 4x zo hoge titer is een aanwijzing voor congenitale syfilis, een lage titer sluit een infectie echter niet uit
- VDRL titerbeloop bij het kind kijken (na 1 jaar negatief worden als het kind zelf geen lues heeft)
- alle zwangere vrouwen in NL worden gescreened met treponemale serologie na 12 weken (TPHA).
-
behandeling/preventie:
- voorkomen door condooms,
- maternale screening in 13e week en behandeling werkt goed;
- moeder; benzylpenicilline 2,4 miljoen IE op dag 1, 8 en 15 + 1e jaar elke 3 maanden en 2e jaar elk half jaar controle,
- kind; 150.000 EI/dag voor 10-14 dagen + 2 jaar elke 3 maanden controle
Wat zijn de kenmerken van congenitale hepatitis B virus (HBV):
- klachten moeder
- gevolgen kind
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?
- klachten moeder: passende klachten bij HBV acuut en chronisch asymptomatisch, HBsAg positief bij dragerschap en bij actieve infectie ook HBeAg (dan grote kans op transmissie)
-
gevolgen kind:
- 4% heeft symptomen,
- 0,4% heeft fulminante hepatitis bij 3e levensmaand (vaak fataal),
- vaak HBsAg-dragerschap,
- onbehandeld kan het leiden tot cirrose en HCC en 30-35% overlijdt tussen het 20-60e levensjaar
- diagnostiek: screening voor HBsAg positiviteit in eerste trimester zwangerschap, grote kans op verticale transmissie zonder interventie
- behandeling/preventie: door vaccinatie (RVP), behandeling door toediening van immunoglobulinen (actieve en passieve vaccinatie)
Wat zijn kenmerken van een autoinflammatoire ziekte?
Gekenmerkt door inflammatie, maar zonder infectie:
- Koorts
- Huiduitslag
- Gewrichtsklachten (arthrlgie of arthritis)
- Verhoogde acute fase eiwitten
- Veel patiënten ervaren ook moeheid