Week 7 Flashcards

(76 cards)

1
Q

Wat zijn antimicrobiële middelen en welke soorten vallen hieronder?

A

Middelen tegen alle verschillende micro-organismen

  • antibacteriële middelen (antibiotica): tegen bacteriën
  • antivirale therapie: tegen virussen
  • anti-mycotica: tegen schimmels
  • anti-parasitaire middelen: tegen parasieten en sommige soorten bacteriën

–> hierbij worden geen merknamen genoemd, behalve bij amoxicilline+clavulaanzuur (→ Augmentin) omdat dit veelgebruikt en korter is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend het begrip ‘spectrum’?

A

Zie afbeelding!

Verschil tussen smalspectrum en breedspectrum antibiotica, aangrijpingspunten voor de werking van antimicrobiële therapie bepaald het spectrum, afhankelijk van werkzaamheid tegen bacteriën:

  • grampositieve bacteriën
  • gramnegatieve bacteriën
  • aerobe bacteriën
  • anaerobe bacteriën

→ niet heel makkelijk te zeggen dat iets een smal/breed spectrum is, want het is een relatief begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt antibiotica ingedeeld o.b.v. het aangrijpingspunt?

A
  1. celwandsynthese –> verschil tussen een grampositieve bacterie (celmembraan met dikke peptidoglycaanlaag (suikers en aminozuren)) en gramnegatieve bacterie met een binnen- en buitencelmembraan en hiertussen een dunne peptidoglycaanlaag (hierdoor intrinsieke resistentie tegen bepaalde antimicrobiële therapie (bijv. vancomycine))
  2. eiwitsynthese
  3. nucleïnezuursynthese en structuur
  4. foliumzuurmetabolisme
  5. overige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan antibiotica de gram+ en gram- bacteriën bereiken?

A

Gram+
Antibiotica kunnen direct de celwand benaderen

Gram-
Antibiotica kunnen alleen via porines in het membraan komen. Als je een antibioticum hebt wat een heel groot molecuul is, dan heb je een probleem om door die porines te komen. De antibiotica voor zulke bact. mogen dus niet te grote moleculen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is celwandsynthese bacteriostatisch of bactericide?

A

Bactericide (dood bacteriën (bacteriostatische antibiotica doet bacteriegroei remmen))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn β-lactam antibiotica?

A
  • grootste groep antibiotica in NL, 65% v.d. voorgeschreven antibiotica
  • veilig en goedkoop,
  • relatief weinig (ernstige) bijwerkingen
  • makkelijk te doseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke subgroepen β-lactam antibiotica zijn er?

A

Alle β-lactam antibiotica bevatten een β-lactamring, afhankelijk van de zijgropen wordt β-lactam ingedeeld in subgroepen:

  • Penicilline: relatief vaak overgevoeligheid. BW: GI-klachten
    • Peniciline G
    • Flucloxacilline
    • Amoxicilline
  • Cefalosporine
    • Cefazoline: 1e genaratie
    • Cefuroxim: 2e generatie
    • Ceftraizon, cefotaxime en ceftazidime: 3e generatie
  • Carbapenem (reserve antibioticum)
    • Meropenem
    • Imipenem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verloopt celwandsynthese?

A
  • Celwandsynthese is uniek voor bacteriën → selectieve toxiciteit

Het proces:

  • In het cytosol v/c bacterie worden NAG en NAM aminosuikers geproduceerd
  • Deze suikers zijn essentieel voor de peptidoglycaanlaag
  • In het cytosol worden aan NAM nog aminozuurketens toegevoegd, deze ketens verschillen per bacterie
  • NAM + aminozuurketentjes wordt gekoppeld aan NAG → dit complex wordt naar buiten het celmembraan gebracht en daar samengevoegd met nog meer van deze complexen
  • Dit geheel is erg instabiel terwijl de celwand juist voor stevigheid moet zorgen
  • Transpeptidase (PBP) vormt verbindende ketens tussen de aminozuurketens → meer stevigheid. Dit proces is continu gaande omdat bact. heel snel delen
  • Antibiotica bindt aan transpeptidase waardoor het zijn werk niet kan doen → bact. cel deelt constant, maar heeft een instabiele peptidoglycaanlaag. Binnenkant v/d cel heeft een hoge osmollaire druk → doordat de celwand het niet goed doet ontploft de hele bacterie cel
  • Op deze manier gaat de bacterie dood: bactericide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is penicilline en waar werkt het op?

A
  • Eerste antibioticum dat ontdenkt werd
  • Smalspectrum antibiotica
  • Werkzaam tegen:
    • Streptokokken (S.pneumoniae)
    • gram+ als gram- anaeroben
  • Flucloxacilline: 1e keus tegen S. aureus
  • Amoxicilline: werkzaam tegen streptokokken en enterococcus farcalis, H. influenza (breder spectrum, in afbeelding staat nog meer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn cefalosporines en waar werkt het op?

A
  • Kun je eigenlijk allen IV geven
  • De 3 generatie zijn allemaal net anders qua bouw
  • 1e gen: voornamelijk gram+
  • 3e gen: voornamelijk gram-
  • 2e gen: tusenin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn carbapenems en waar werken ze op?

A
  • Reserve antibiotica
  • Breedspectrum antibiotica
  • Kan alleen in ziekenhuizen intraveneus worden toegediend, bij hele ernstige infecties
  • Mogen alleen na goed keuring voorgeschreven worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manieren kan resistentie ontstaan?

A

Chromosomaal:

  • Bij een infectie heb je een hele grote bact. populatie
  • Celdeling gaat zo snel dat er ook vaak foutjes gemaakt worden
  • Zo kan er dus een spontane mutatie optreden waardoor de bacterie resistent is zonder dat er antibiotica gegeven is
  • Als je dan antibiotica gaat geven gaan de niet-gemuteerde bacteriën dood, de gemuteerde bacteriën overleven en kunnen uitgroeien tot een nieuwe populatie

Genetische plasmide overdracht

  • Bacteriën bevatten chromosomaal DNA, maar vaak ook plasmiden met daarop genen
  • Sommige plasmiden bevatten resistente genen
  • Een pathogeen MO neemt een plasmide op en kan zo resistent worden
  • Bacteriën kunnen deze plasmide ook doorgeven via pilus, dit kan zelfs aan andere soorten bacteriën doorgegeven worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn belangrijke resistentiemechanismen die pathogenen tegen β-lactam antibiotica kunnen ontwikkelen?

A
  • Productie van β-lactamase: inactiverend enzym dat het antimicrobiële middel minder/geheel onwerkzaam maakt, verschillende varianten; eenvoudige BL, extended spectrum β-lactamase (ESBL), AmpC
  • Vermindering van opname: blokkeren van porines in membraan waardoor middel niet wordt opgenomen in de cel
  • Actieve efflux: t.g.v. een membraan transportsysteem wordt het antimicrobiële middel uit de cel gepompt
  • Veranderen aangrijpingspunt: verandering van bacteriële eiwitten die het aangrijpingspunt zijn voor het geneesmiddel, bijv. veranderd penicilline bindend eiwit bij β-lactam antibiotica (bijv. bij MRSA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn congenitale infecties?

A
  • Intra-uteriene infecties/prenatale infecties, de overdracht van het pathogeen van moeder naar baby vindt plaats via de placenta

– perinatale (tijdens geboorte) of neonatale infecties vinden hierna pas plaats (in eerste 4 levensweken)

Unieke groep vanwege:

  • leeftijd van optreden
  • bepaalde groep verwekkers die veel voorkomen
  • klinische gevolgen
  • diagnostische problemen
  • preventie mogelijkheden (landelijke richtlijnen voor screening en preventie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn gevolgen van een congenitale, perinatale en postnatale infectie voor een baby?

A
  • Congenitaal: groeiafwijkingen, laag geboortegewicht, congenitale malformatie, doodgeboorte
  • Perinataal: meningitis, pneumonie, vroeggeboorte, sepsis
  • Postnataal: meningitis, sepsis, conjunctivitis, pneumonitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de epidemiologie van congentiale en perinatale infecties uitgesplitst in virussen en bacteriën/parasieten?

A

Congenitaal:
Virussen:

  • CMV/cytomegalovirus (2,5:1000)
  • Parvovirus B19 (0,4:1000)
  • Varicella (0,02-0,7:1000)
  • Rubella, Herpes Simplex, HIV (<0,01:1000)

Bacteriën/parasieten:

  • Toxoplasma gondii (zeldzaam)
  • Lues/syfilis (<0,01:1000, 5 per jaar)

Perinataal:
Virussen:

  • Enterovirus (0,13:1000)
  • Herpes simplex virus (0,03:1000)
  • Varicella (0,01:1000)
  • HIV HBV, HCV (<0,1:1000)

Bacteriën/parasieten:

- groep B streptokokken (1:1000)
- Chlamydia (onbekend)
- Listeriose (<0,01:1000, 10 per jaar)

Alles is heel zeldzaam, degene die bovenaan staan, komen het meeste voor. Bij perinataal is GBS wel heel belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarop wordt gescreend tijdens de zwangerschapsscreening?

A

12 weken screening: alle vrouwen

  • HIV
  • HBsAg (HepB)
  • Syfilis (Lues)

TORCHES screening: bij een afwijkingen in de groei van het kind, alle congenitale infecties hebben dezelfde symptomen, dus als er symptomen zijn, ga je op dit allemaal screenen

  • Toxoplasma gondii
  • HIV
  • Mazelen (Parvovirus B19)
  • Rubella
  • CMV
  • Herpes simplex
  • Syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is het beloop van een congenitale infectie en dan met name de ontwikkeling van de infectie in het kind?

A

Bij een infectie van een zwangere vrouw zijn er meerdere mogelijkheden (zie ook afbeelding!):

  • therapeutische abortus: ouders kiezen hiervoor
  • geen overdracht van het virus: kind wordt niet geïnfecteerd
  • overdracht van het virus: kind wordt geïnfecteerd via de placenta, kan leiden tot een kind met congenitale afwijkingen tot geen afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de kenmerken van congenitale rubella:
- soort virus
- incidentie
- klachten moeder
- gevolgen kind
- stadium zwangerschap
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?

A
  • soort virus: enkelstrengs positief RNA-virus met envelop, mens is de enige gastheer en heeft 1 serotype,
  • incidentie: zelden, vooral ongevaccineerde jonge vrouwen zijn at risk, met name als importziekte of epidemie
  • Verspreiding: aerogeen (hoesten) en via besmette oppervlakken
  • klachten moeder:
    • 50% is subklinisch,
    • anders prodromale symptomen (malaise, lichte verhoging, lymfadenopathie, keelpijn, hoesten, conjunctivitis),
    • hierna huiduitslag beginnend in het gezicht en uitbreiding naar romp/armen
    • complicaties als artralgie/artritis van vingers/polsen/knieën
  • gevolgen kind:
    • prenataal; intra-uterine groeiachterstand en spontane abortus,
    • neonataal; CRS (huiduitslag, trombocytopenie, hepatitis, hepatosplenomegalie, meningo-encefalitis, bot-, oog- of cardiovasculaire afwijkingen)
    • later de trias (specifiek voor rebella); cataract (oogafwijkingen), doofheid en hartafwijkingen (+ ontwikkelingsstoornissen, DM, etc.)
  • stadium van zwangerschap:
    • infectie tijdens 0-12 weken zwanger; 100% risico op infectie, 20% spontane abortus,
    • 13-16 weken; doofheid en retinopathie 15%,
    • > 16 weken: normale ontwikkeling, klein risico doofheid en retinopathie
  • diagnostiek:
    • moeder IgM en IgG voor rubella (samen met eerder/later serum) en een keeluitstrijkje/PCR,
    • intra-uterien een vruchtwaterpunctie bij <20 weken of postnataal een IgM bepaling en urine- en keeluitstrijkje en/of PCR
  • behandeling/preventie: geen behandeling beschikbaar, bij bewezen vroege-infectie kan zwangerschapsafbreking plaatsvinden, er bestaat een vaccin en vaccineren is dan ook het belangrijkste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de kenmerken van congenitale cytomegalovirus (CMV):
- incidentie
- klachten moeder
- gevolgen kind
- behandeling/preventie ?

A
  • incidentie: (latente) infectie komt veel voor, heel veel mensen in NL hebben dit
  • klachten moeder: bij een primo-infectie of bij een reactivatie kan het kind geïnfecteerd raken. De kans dat het kind geïnfecteerd raakt is groter bij een primo-infectie
  • gevolgen kind: 90% is asymptomatisch (hiervan blijft 75% asymptomatisch en ontwikkelt 15% gehoorschade), 10% wordt symptomatisch geboren waarvan 5% overlijdt en 50% blijvende schade overhoud (dus 20% van totaal geïnfecteerde kinderen) zoals;
    • hepatosplenomegalie,
    • trombocytopenie,
    • neurologische schade zoals meningo-encefalitis en chorioretinitis (–> gehoorschade)
    • Als kinderen symptomatisch geboren worden is dit een ernstig ziektebeeld
  • behandeling/preventie: (val)ganciclovir (oorspronkelijk anti-herpes virus middel) om gehoorschade te beperken, er bestaat geen vaccin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de kenmerken van congenitale herpes simplex infectie:
- soort virus
- incidentie
- gevolgen kind
- transmissie
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?

A
  • soort virus: verschillende typen:
    • herpes genitalis (HSV-1/-2),
    • herpes labialis (HSV-1/-2) van moeder of omgeving
    • asymptomatisch HSV
  • incidentie:
    • seroprevalentie onder zwangeren 60-75%,
    • bij pasgeborenen 3,2:100.000,
    • merendeel heeft herpes neonatorum HSV-1 (agressief en destructief virus)
    • Het is lastig te herkennen en heeft een ongelofelijk slechte prognose
  • gevolgen kind: 40% heeft in de eerste week al klachten en anders uiting binnen 4 weken
    • gelokaliseerde huid-, oog- en mondinfecties (groepjes blaasjes, linieaire distributies op extremiteiten),
    • CZS-infectie (slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn)
    • gedissemineerde infectie (visceraal (hepatitis))
  • transmissie:
    • 5% van de overdracht is congenitaal,
    • 85% peripartum (genitaal)
    • 10% postpartum (koortslip)
    • kans op transmissie bij primaire HSV bij vaginale bevalling is 50%,
    • bij reactieve HSV veel kleiner
    • koortslip alleen door direct contact –> transmissie ook zonder aanwezig ulcera!
  • diagnostiek:
    • moeder: HSV-kweek/PCR bij verdachte laesies zonder voorgeschiedenis van herpes genitalis (materiaal uit de ulcera),
    • kind: 24-48 na bevalling: HSV-kweek/PCR (keelwat, conjunctiva, huid, liquor, serum/plasma, laesies) of 0-4 weken postpartum diagnostiek bij passend huidbeeld, sepsis of insulten –> breed bemonsteren!
  • behandeling/preventie: afhankelijk van of de moeder herpes heeft doorgemaakt, als dit niet is een keizersnede en direct antivirale middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de kenmerken van congenitale lues (syfilis):
- soort virus
- klachten moeder
- gevolgen kind
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?

A
  • soort virus: spiraalvormige (spirocheet) gram-negatieve anaerobe bacterie (Treponema pallidum)
  • klachten moeder: ligt eraan in welk stadium de ziekte zich bevindt
    • Lues infectie bevat verschillende stadia, niet perse alle stadia worden doorlopen
    • primair: incubatietijd 10-90 dagen, solitaire pijnloze ulcus op genitalia, in 60-90% van onbehandelde gevallen hierna secundair
    • secundair: incubatietijd 6 wkn-6 mnd., maculopapuleus exantheem op romp en extremiteiten (ook handpalm en voetzool), gepaard met koorts, malaise, spier- en gewrichtspijn, lymfadenopathie, condylomata lata
    • tertiair: chronische ontstekingshaarden (gummata) in de huid, slijmvliezen, botten en organen, soms ook neurosyfilis
    • latent: geen klinische verschijnselen
  • gevolgen kind: afhankelijk van de ontwikkeling
    • foetus: spontane abortus of intra-uteriene dood, groeiachterstand, vroeggeboorte, hydrops foetalis
    • pasgeborenen: 2/3 asymptomatisch bij geboorte maar in eerste levensmaanden symptomen, vroeg; uitslag, icterus, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, nefrotisch syndroom, meningitis, rhinitis, laat; zadelneus, skeletafwijkingen, doofheid, mentale retardatie, Hutchinson tanden, interstitiële keratitis
    • oudere kinderen: chronische rhinitis (loopneus)
  • transmissie:
    • verticaal want t. pallidum kan de placenta passeren, dit kan op elk moment van de zwangerschap (vanaf begin maternale infectie tot jaren later, kans neemt wel af),
    • Transmissiekans
      • bij primair/secundair 50%,
      • bij tertiair (en laat latent) 10%
      • bij vroeg latent (<1 jaar) 40%
  • diagnostiek:
    • alle zwangere vrouwen in NL worden gescreened met treponemale serologie na 12 weken (TPHA).
      • Dit is een treponemale detectie van antilichamen, die specifiek gericht zijn tegen teponema pallidum
      • Heel specifiek voor syfilis
      • Serologisch litteken: eens positief is altijd positief
      • Hoge uitslag: vrouw heeft treponema gezien, maar de infectie is niet meer actief
    • non-treponemale testen: antilichamen die niet specifiek zijn voor teponema;
      • Deze verdwijnen bij een goed behandeld persoon
      • VDRL test wordt gedaan na positieve treponemale test, om te kijken of het een doorgemaakt of actieve infectie is
      • antilichamen tegen cardiolipinen detecteren (komen vrij bij actieve infectie)
      • als het opnieuw stijgt een herinfectie,
      • test is minder specifiek (valspositiviteit), kan ook door i.v. drugs, zwangerschap, Lyme en auto-immuunziekten positief worden
    • bij passend klinisch beeld en positieve serologie IgM immunoblot bij het kind (na enkele maanden komt IgM productie op gang) en VDRL titer van de moeder vergelijken met het kind;
      • Een 4x zo hoge titer is een aanwijzing voor congenitale syfilis, een lage titer sluit een infectie echter niet uit
    • VDRL titerbeloop bij het kind kijken (na 1 jaar negatief worden als het kind zelf geen lues heeft)
  • behandeling/preventie:
    • voorkomen door condooms,
    • maternale screening in 13e week en behandeling werkt goed;
    • moeder; benzylpenicilline 2,4 miljoen IE op dag 1, 8 en 15 + 1e jaar elke 3 maanden en 2e jaar elk half jaar controle,
    • kind; 150.000 EI/dag voor 10-14 dagen + 2 jaar elke 3 maanden controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de kenmerken van congenitale hepatitis B virus (HBV):
- klachten moeder
- gevolgen kind
- diagnostiek
- behandeling/preventie ?

A
  • klachten moeder: passende klachten bij HBV acuut en chronisch asymptomatisch, HBsAg positief bij dragerschap en bij actieve infectie ook HBeAg (dan grote kans op transmissie)
  • gevolgen kind:
    • 4% heeft symptomen,
    • 0,4% heeft fulminante hepatitis bij 3e levensmaand (vaak fataal),
    • vaak HBsAg-dragerschap,
    • onbehandeld kan het leiden tot cirrose en HCC en 30-35% overlijdt tussen het 20-60e levensjaar
  • diagnostiek: screening voor HBsAg positiviteit in eerste trimester zwangerschap, grote kans op verticale transmissie zonder interventie
  • behandeling/preventie: door vaccinatie (RVP), behandeling door toediening van immunoglobulinen (actieve en passieve vaccinatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn kenmerken van een autoinflammatoire ziekte?

A

Gekenmerkt door inflammatie, maar zonder infectie:

  • Koorts
  • Huiduitslag
  • Gewrichtsklachten (arthrlgie of arthritis)
  • Verhoogde acute fase eiwitten
  • Veel patiënten ervaren ook moeheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe ontstaat een auto-inflammatoire ziekte?
Door een dysregulatie van het innate immuunsysteem, ontstaat door een teveel aan cytokineproductie van vooral pro-inflammatoire: IL-6, IL-18, TNF-α, IFN-γ, IL-1β
26
Wat zijn acute fase eiwitten?
Eiwitten waarvan de concentratie met tenminste 25% stijgt of daalt gedurende inflammatie **Positieve acute fase eiwitten:** - BSE: normaal <20, bezinking. Dit is eigenlijk geen eiwit, maar het naar beneden zakken van ery's. Normaal gesproken gaat dit niet snel, omdat ery's erg licht zijn. Bij afwijkingen kan de BSE omhoog gaan, doordat ery's aan elkaar gaan plakken en zwaarder worden. Fibrinogeen en antilichamen zijn factoren die ervoor zorgen dat erytrocyten aan elkaar gaan plakken. Deze facotoren nemen toe bij infecties, zwangerschap en hematologische ziekten - CRP: normaal <10, C-reactive protein, geproduceerd door de lever o.i.v. IL-6, betrokken bij verwijderen van pathogenen en apoptotische cellen, verhoogd bij infectie en weefselschade, stimuleert het complementsysteem - SAA: serum amyloïd, geproduceerd door de lever o.i.v. IL-6, het zijn apolipoproteïnen die snel associëren met HDL, stimuleren adhesie en chemotaxis van fagocyterende cellen en lymfocyten, kunnen neerslaan in organen - Ferritine: onderdeel van stollingscascade **Negatief acute fase eiwit**: Albumine, concentratie verlaagd bij bestaande infectie –> CRP en BSE normaal, dan geen sprake van een autoinflammatoire ziekte
27
Welke typen autoinflammatoire ziekten zijn er?
**Aangeboren (1e kennen)**: vanaf jongs af aan problemen - Familial Mediterranean Fever (FMF): meest voorkomend, autosomaal recessief, voornamelijk uit Mediterraans gebied - Mevalonate kinase deficiëntie - TNF-receptor associated periodic syndrome (TRAPS) - Cryopyrin associated periodic syndrome - NLRP12-associated periodic syndrome - Neonatale presentatie van multisysteem inflammatoire ziekte (NOMID) **Verworven (1e en 2e kennen)**: ontwikkeld gedurende het leven, op kinderleeftijd geen problemen - Ziekte van Behcet - Ziekte van Still - Hemofagocytisch lymfohystiocytose - Macrofaag activerende syndroom - VEXAS-syndroom: alleen bij mannen
28
Wat is en doet IL-1β?
- Dit is een sterk pro-inflammatoire cytokine - Wordt al bij een lichte ontsteking gestimuleerd - Het wordt normaal onder controle gehouden door IL-1RA (RA: receptor antagonist) - IL-RA kan vrij IL-1β binden → hierdoor is het inactief - Als deze RA ontbreekt ontstaat er → DIRA: deficiency of the interleukin-1 receptor antagonist
29
Wat is het Schnitzler syndroom?
Teveel aanmaak van IL-1β (een van de sterkste pro-inflammatoire ziektes) - MyD88 zorgt bij een hoge concentratie in het lichaam voor meer aanmaak van plasmacellen en activeert het inflammasoom –> hierdoor veel mutaties en autoinflammatie - Het inflammasoom zorgt normaal voor de omzetting van IL-1β naar de actieve vorm, bij deze ziekte staat het inflammasoom maximaal aan - Medicatie: IL-1RA, IL-1 receptor antagonist die vrij IL-1β in het bloed bindt en inactief maakt, vervoeren met koelpacks dus met reizen wel onhandig, duur maar vaak effectief
30
Wat is de functie van prednison bij een inflammatoire ziekte en wat zijn mogelijke bijwerkingen?
Ontstekingsremmer, werkt bij alle autoinflammatoire ziektebeelden zolang je maar genoeg geeft –> patiënt wordt wel extreem immuungecomprimitteerd omdat je niet specifiek het deel waar het mis gaat kunt remmen - Bijwerkingen: osteoporose, diabetes mellitus, infecties
31
Wat is pyroptose?
Pyroptose is een methode waarop een inflammasoom dood kan gaan waarbij de cel als het ware ontploft doordat er zoveel IL-1β wordt aangemaakt –> als gevolg komt de hele inhoud vrij, waaronder grote hoeveelheden IL-1β
32
Hoe is de onderverdeling naar pathofysiologie van inflammatoire ziekten?
- Inflammasomopathieën (FMF): probleem met inflammasoom (combinatie van eiwitten in cellen van het aangeboren immuunsysteem), zorgt dat pro-IL-1β (niet-inflammatoir) op het juiste moment wordt omgezet in IL-1β (door caspase-J) –> bij een ziekte wordt het inflammasoom uit zichzelf gevormd en zorg dat alle pro-IL-1β direct wort omgezet in IL-1β en ook voor heel veel aanmaak van IL-18 - Interferonopathie (bijv. Lupus): een normale cel waarbij mRNA niet meer wordt afgebroken en gaat stapelen, waardoor de cel denkt dat hij geïnfecteerd is met een virus (hierbij ook meer RNA/DNA) en interferonen gaat produceren –> Nog meer vormen zoals unfolded protein respons/endoplasmic reticulum stress syndrom (TRAPS) of relopathie, maar die hoef je niet uit je hoofd te kennen
33
Wat is Familiaire Mediterrane Koorts (FMF) en hoe is het te behandelen?
Autosomaal recessieve overervende ziekte waarbij er een mutatie in het MEFV-gen zit dat codeert voor pirine (onderdeel werking inflammasoom) waardoor het inflammasoom constant aan staat en al het pro-IL-1β wordt omgezet in actief IL-1β - Aanvallen van koorts, maar hoeft niet altijd, ontstekingsverschijnselen (endocard, pericard, buikvlies), gewrichtsklachten, huidafwijkingen - Komt veel voor bij landen rondom de Middellandse zee Behandeling: - Colchicine 2 dd 0,5 mg (uit een plantje, werkt goed), non response: 5-10%, dan anti-IL-1 therapie geven (teveel aan cytokine wat geproduceerd wordt wegvangen) - Diclofenac –> Als je er niets aan doet gaan mensen dood, want ‘dingen’ gaan neerslaan en hierdoor orgaanfuncties achteruit gaan
34
Wat is het VEXAS-syndroom?
Ziektebeeld door een verworven mutatie in het UBA-1 gen - Eiwitten die door een proteasoom vernietigd moeten worden worden normaal door ubiquitine gemarkeerd, maar nu niet –> proteasoom kan eiwitten niet goed vernietigen - X-gebonden ziekte, dus enkel bij mannen en meestal 50+ jaar - Kenmerkend: sterk verhoogde ontstekingsparameters, macrocytaire anemie, vacuolisatie beenmerg, huidafwijkingen, kraakbeenbetrokkenheid - Behandeling is onduidelijk
35
Wat is het belang van goede spoedzorg?
- jaarlijks 100 miljoen mensen in Europa bij de SEH en 25% hiervan is kind - overvolle wachtkamers vormen een probleem om goede zorg te leveren aan kinderen die de SEH bezoeken –> 1 op de 10 kinderen bij de SEH heeft een ernstige infectie - jaarlijks overlijden 25 gezonde kinderen aan een behandelbare infectie - op de SEH in het EMC: 20% chronisch zieke kinderen, 30% heeft een infectie, 13% is levensbedreigend ziek en 2,5% wordt op de IC opgenomen –> wel hier in verhouding meer kinderen met een complexe en chronische aandoening - In zo'n situatie geven ouders vaak aan dat kinderen anders (ziek) zijn dan normaal - kinderen met koorts bij de huisarts/HAP 27-53% en op de SEH 30-50%, ernstige infecties bij de huisarts/HAP 1% en op de SEH 10-15%
36
Hoe presenteren kinderen zich anders dan volwassenen op de SEH?
- presenteren zich met een probleem en niet met een diagnose - hebben andere normaalwaarden (ademhaling, hartfrequentie) - beoordeling is een momentopname; onduidelijk of de piek is geweest of dat deze nog moet komen - bij de start een aspecifieke presentatie afhankelijk van de leeftijd - worden vergelijkend met volwassenen sneller en heftiger ziek, maar genezen ook sneller - andere aandachtspunten waar op gelet moet worden: triage, vitale waarden, alarmsymptomen, safety netting en de ABCDE
37
Welke verschillende soorten koorts kan een kind hebben?
**Acute koorts:** - 0-1 maand: ander afweersysteem met nog antistoffen van de moeder, hierdoor ander soort infectie - 1-3 maanden: kwetsbaarder omdat ze middenin de vaccinatieperiode zitten - >3 maanden: grotendeels gevaccineerd en normaal gesproken een goede afweer **Koorts zonder focus**: T>38 graden, aaneengesloten gedurende 3 weken
38
Wat zijn de klachten van kinderen met koorts op de SEH van het EMC?
Zie afbeelding! 2/3 heeft: benauwdheid, braken, diarree, koorts –> de helft hiervan is infectieus, afhankelijke van de zorgverlener waar het kind komt een grotere of minder grote kans op een ernstige infectie
39
Wat zijn de verschillende oorzaken van infecties bij kinderen?
Veelvoorkomend: **Bacteriële infecties**: - pneumonie, - pyelonefritis - sepsis - meningitis **Virale infecties**: - influenza (kan ernstig verlopen als hierbij secundair stafylokokken pneumonie of meningitis ontwikkelt, dit kan dus co-infecties veroorzaken) - gastro-enteritis (kans op uitdroging)
40
Wat is belangrijk bij de triage van kinderen?
O.b.v. klachten en symptomen prioriteren welk kind als eerste hulp nodig heeft - om morbiditeit en mortaliteit te verminderen doordat ernstig zieke kinderen sneller worden gezien - hiermee omgang met drukte op de afdeling - a.d.h.v. de MTS (Manchester Triage System) die 5 klassen heeft; direct een arts nodig, binnen 10, binnen 60, binnen 120 of binnen 240 minuten –> deze is aangepast voor kinderen >3 maanden zonder neurologische problemen
41
Wat is belangrijk bij de vitale waarde van kinderen?
Zie afbeelding voor normaalwaarden! Hieronder valt: HF, AF, saturatie, capillaire refill en BP - de belangrijkste punten zijn: ademhaling, hartfrequentie, saturatie en kleur van het kind - afhankelijk van de leeftijd andere normaalwaarden en verstorende factoren: spanning, koorts, huilen (HF/AF omhoog –> per graad koorts HF met 10/min omhoog en AF met 2-5/min) - BP blijft redelijk goed normaal, pas bij ernstige ziekte omlaag - goed opletten op wat de alarmwaarden zijn - je hoeft niet standaard alle vitale parameters te meten
42
Wat is belangrijk bij alarmsymptomen van zieke kinderen?
Sommige symptomen komen pas heel laat aan het licht en bijv. bloeddruk is lastig te meten bij kinderen, daarom bepaalde herkenningspunten - 1e lijns zorg: NHG-standaard richtlijn: jonge kinderen met koorts binnen enkele uren zien, alle kinderen met koorts zonder focus urineonderzoek (en CRP) en meer aandacht voor adviezen/follow-up zodat ouders alarmsymptomen herkennen (safety netting) –> belangrijk om alarmsymptomen te herkennen, beloop goed in te schatten, adequate follow-up te geven en dan de juiste diagnose - 2e lijns zorg: NVK-koorts in de 2e-lijn richtlijn: kijken naar focus-specifieke symptomen en combinatie van diagnostiek (CRP en urine) - Review van den Bruel, Lancet 2010: duidelijke alarmsymptomen kwamen naar voren: cyanose, snelle ademhaling, slechte perifere circulatie (koude handen en voeten), petechiën –> komen pas laat aan het licht en dus blijkt dat ongerustheid van de ouders en niet-pluis gevoel van de arts ook een duidelijke indicatie geven, daarnaast is 1 symptoom niet bruikbaar van het uitsluiten van een ziekte
43
Welk aanvullend onderzoek kun je doen bij een ziek kind op de SEH?
Altijd eerst anamnese en lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek kan ondersteunend zijn maar geeft niet altijd duidelijk de diagnose (ook rekening houden met interpretatie, zorgen van ouders, comorbiditeit en risico op complicaties): - Bloedonderzoek: CRP en PCT (procalcitonine), PCT geeft na infectie sneller afwijkende waarden (2-12 uur) dan CRP (6-14 uur) en het CRP is minder specifiek (stijgt ook bij weefselschade), PCT is wel duurder - Urineonderzoek - X-thorax - Echo: bedside echo wordt steeds vaker gebruikt om te kijken naar een gecompliceerde pneumonie (bijv. pleuravocht) - Kweken
44
Wat is safety netting?
Bij ontslag uit het ziekenhuis wordt niet altijd een oorzaak/diagnose gevonden, maar kinderen zijn niet meer acuut ziek, daarom belangrijk om een ontslagadvies aan ouders te geven: - als ik het juist heb, wat verwacht ik dat er gebeurt? *bijv. ik verwacht een virale infectie en dan knapt het kind binnen 2 dagen op* - hoe weet ik dat ik het onjuist heb? *bijv. het zou ook een bacteriële infectie kunnen zijn, dan wordt het kind zieker* - wat moet ik dan doen? *bijv. als het kind zieker wordt moet je terugkomen naar … of … bellen* –> uitleggen over de onzekerheid van de diagnose, alarmsymptomen, te verwachten tijdsbeloop en hoe en wanneer hulp te zoeken! Indicaties hiervoor zijn: - diagnose is onzeker, ernstige infectie in DD - aandoening heeft risico op complicaties - patiënt heeft vanwege comorbiditeit een verhoogd risico op complicaties
45
Wat zijn oorzaken bij koorts e.c.i. bij kinderen?
- lokaal: bijv. abcessen, pneumonie, osteomyelitis, mastoïditis, sinusitis, endocarditis - bacterieel: Bartonella, Brucella, meningokok, salmonella, tuberculose, Borrelia, Leptospirosis, Treponema - viraal: Epstein-Barr virus, CMV, HIV - immunologisch: reumatoïde artritis, SLE, acuut reuma, ziekte van Kawasaki - maligniteit: lymfomen, leukemie, neuroblastoom - overig: koortssyndroom, vasculitiden, neurologisch, psychisch
46
Wat zijn kenmerkende dingen in de ABCDE bij kinderen?
- Benauwdheid: kinderen gaan voorover zitten, intrekkingen (positieve druk opbouwen), rechtop zitten, schouders opgetrokken, uitputting, neusvleugelen - Meningitis: achterover leunen (meningiale prikkeling), petechiën, bol hoofd, ontroostbare kinderen (hoog huilen), kind kijkt langs de ouder, dwalende handbewegingen, kind gaat niet zitten maar blijft stil liggen - Koorts: verminderde circulatie - Dehydratie: bij diarree veel vochtverlies en veel elektrolyten verlies (veel erger dan braken), ingevallen ogen, droge lippen, ingevallen buik, verlengde turgor, slappe houding –> vooral Rotavirus en Norovirus en geadviseerd wordt om ORS, appelsap of bouillon geven - Lage AVPU: focale afwijkingen (probleem in hersenen –> CT) en/of menigeale prikkeling (meningitis –> LP) of allebei niet (intoxicatie, interne afwijking)
47
Wat zijn de grote verschillen tussen laryngitis subglottica (pseudokroep) en een epiglottis?
Zie afbeelding!
48
Wat is een urineweginfectie (UWI) en welke 2 soorten zijn er?
Infectie in de urinewegen **lage UWI**: - bevindt zich in de urethra (urethritis = SOA) en blaas (cystitis) - geen weefselinvasie - wel pijn bij het plassen, kleine beetjes plassen en andere lokale en minder ernstige klachten **Hoge UWI**: - in de nieren (pyelonefritis) of ureters (bijna nooit), - wel weefselinvasie: koorts, rillingen, algehele malaise, flank-/perineum pijn, acute verwardheid, delier (deze symptomen kennen)
49
Wat betekend: Bacteriurie Significante bacteriurie Asymptomatische bacteriurie Uropathogenen
- Bacteriurie = bacteriën in de urine, anders dan normale flora - Significante bacteriurie: vanaf >10^5 KVE/mL (kolonie vormende eenheden) in midstream urine - uropathogenen: MO die UWI's veroorzaken – asymptomatisch: significante bacteriurie zonder klachten of tekenen van infectie
50
Hoe is de indeling van UWI volgens de NHG standaard urineweginfecties 2020?
4 groepen zijn te onderscheiden: - Cystitis bij gezonde, niet zwangere vrouwen (>12 jaar) - Cystitis bij patiënten >12 jaar met verhoogd risico op gecompliceerd beloop zoals; mannen, zwangere, DM, verminderde weerstand, nier-/urineweg afwijkingen, neurologische blaasstoornis, verblijfskatheter - UWI bij patiënten >12 jaar met tekenen van weefselinvasie; mannen en vrouwen los - UWI bij patiënten <12 jaar; met of zonder weefselinvasie → per groep is er een ander beleid en dus andere diagnostiek en behandeling
51
Wat is de epidemiologie van UWI?
70:1000 vrouwen per jaar met Cystitis, - piek bij 15-24 jaar - incidentie het hoogst bij >65 jaar - voor vrouwen meest frequente klacht bij huisarts, meer kans dan mannen omdat de urethra korter is, de afstand tussen anus-vagina-urethra korter is en omdat ze geen balzak tussen urethra en anus hebben - 10:1000 mannen
52
Wat zijn de belangrijkste uropathogenen in de huisartsen praktijk?
Bij de huisarts >95% veroorzaakt door enterobacteriaceae (gramnegatieve staven): - E. coli, - Klebsiella spp. - Proteus spp. - Dit zijn gramnegatieve staven - Het zijn bacteriën uit de darmflora
53
Wat is de pathogenese van UWI?
**Residuvorming*** speelt een belangrijke rol bij het ontstaan, dit kan op meerdere manieren ontstaan: afvoer van de urine gaat niet goed, hierdoor blijft het staan en de paar bacteriën die het gelukt was om in de blaas te komen kunnen hier gaan vermeerderen en een infectie veroorzaken - door obstructie (bv prostaathyperplasie) - neurogene blaasfunctiestoornis, - te geringe mictiefrequentie (door te weinig drinken), - niet-volledig ledigen van de blaas - Zwangerschap andere predisponerende factoren: - postmenopauzale atrofie van tractus urogenitalis, - blaas-/nierstenen, - verblijfskatheter, - verminderde weerstand, - genetische factoren, - anatomische afwijkingen Verder over de pathogenese: - aanhechting: bacteriën hebben fimbriae of pili wat zorgt voor adherentie aan de mucosa, wordt geremd door specifieke remmers, bacterie zonder fimbriae zijn minder virulent - hematogene verspreiding: van tuberculose en candida (nierabcessen) kunnen zich hematogeen verspreiden, ook adenovirus kan in de blaaswand bloedingen veroorzaken (allemaal zeldzaam). - Normaal is de route van een UWI van buiten naar binnen, dus via de darmuitgang naar de urethra
54
Wat zijn de klachten van een blaasontsteking (cystitis)?
- dysurie (pijnlijke/branderige mictie) - pollakisurie (kleine beetjes plassen) - toegenomen mictiefrequentie - hematurie (bloed bij urine) - pijn in de rug/onderbuik - **afwezigheid** van nieuw ontstane of veranderde vaginale afscheiding (–> dan eerder SOA of vaginale gistinfectie) Bij kinderen <12 maanden: slecht groeien, braken, >3 dagen koorts
55
Wat zijn indicaties en methoden voor de volgende manieren van diagnostiek bij een UWI - lichamelijke onderzoek
**Lichamelijk onderzoek:** - bij tekenen van weefselinvasie, - risicogroepen - recidiverende ongecompliceerde UWI (>3x in 1 jaar) → kijken naar flankpijn, retentieblaas, peritoneale prikkeling, dehydratie, shock, bij mannen en kinderen ook abdomen en uitwendige genitaliën en bij vrouwen nog vaginaal onderzoek
56
Wat zijn indicaties en methoden voor de volgende manieren van diagnostiek bij een UWI - snelle aanvullende diagnostiek
**Snelle aanvullende diagnostiek:** - dipstick: - nitriettest - leukotest (leukocyten esterase test), - uitslag door kleuromslag, - bij een positieve ook een urinesediment (aanwezige cellen/bacteriën optellen en kristallen met flowcytometrie in kaart brengen) - leukotest is niet heel specifiek - nitriet soms fout-negatief (bacteriën die geen nitraatreductase hebben of korte verblijfsduur van urine in de blaas) - niet toepasbaar bij een verblijfskatheter - alleen behandelen bij positieve test met klachten - dipslide: urine in een potje met agar incuberen, bij een positieve uitslag verdere analyse in laboratorium - ongekleurde microscopie van een nat preparaat
57
Wat zijn indicaties en methoden voor de volgende manieren van diagnostiek bij een UWI - kweek en gevoeligheidsbepaling ?
**Kweek en gevoeligheidsbepaling:** - moet van gewassen urine (midstream, clean catch of eenmalige katheterisatie/suprapubische punctie) zonder contaminatie van genitale flora - indicaties (*niet allemaal uit je hoofd leren*): - 2x therapiefalen bij cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw - 1x therapiefalen bij cystitis kwetsbare oudere - cystitis bij patiënt met antibiotische profylaxe i.c.m. recidiverende UWI - cystitis bij patiënt uit risicogroep m.u.v. DM die gezond zijn en geen zieke indruk maken - cystitis kind <12 jaar - UWI met weefselinvasie - aanhoudend vermoeden UWI met urinestick/dipslide/sediment negatief → groei bij >100 KVE/ml en vanaf 10^5 KVE/ml significant
58
Wat zijn de richtlijnen voor de behandeling van UWI?
Ongecompliceerde UWI bij een gezonde vrouw: eerst afwachtend beleid, wel hinderlijk maar niet besmettelijk dus geneest binnen 1 week –> wel antibiotica? dan een gram-negatieve dekking (voor enterobacteriaceae) en ook voorkomen dat resistentie ontstaat, zorgen dat het op de plaats van bestemming komt en hoge concentraties in de blaas kan bereiken - 1e keus empirisch: 5 dagen **nitrofurantoïne** (bij risicogroepen langer): hoge concentraties in urine, wel kans op nierinsufficiëntie of G6PD deficiëntie, niet geven bij kans op weefselinvasie/koorts! (het komt niet in de weefsels) - 2e keus: 1 gift fosfomycine (niet bij zwangeren, mannen, kinderen) - 3e keus: trimethoprim (niet bij zwangeren, kinderen) Bij weefselinvasie voldoende penetratie van het weefsel dus: - 1e keus: ciprofloxacine (Quinolonen) 7 dagen - 2e keus: amoxicilline/clavulaanzuur (Augmentin) 10 dagen - 3e keus: co-trimoxazol 7 dagen, alleen oraal en hoger risico op resistent
59
Wat is de MIC en MBC van een antibiotica?
- **MIC** (Minimum Inhibitory Concentration) - Laagste concentratie van een antibioticum die bacteriegroei remt (maar de bacteriën niet per se doodt). - **MBC** (Minimum Bactericidal Concentration) - Laagste concentratie van een antibioticum die de bacteriën doodt. - Als je de bacteriën uit de MIC buis gaat enten → wordt er nog wel groei waargenomen - Als je bacteriën uit de MBC buis gaat enten → wordt er geen groei meer waargenomen
60
Wanneer verwijs je iemand door bij een UWI?
Doorverwijzen bij: (*dit moet je wel weten*) - zwangeren met tekenen van weefselinvasie - patiënten met weefselinvasie die niet binnen 48 uur reageren op antibiotica - patiënten met vermoedelijk sepsis - kind < 1 maand met koorts - kind < 3 maanden zonder focus - kind dat ernstig ziek is en/of braakt - kind dat binnen 48 uur niet op antibiotica reageert
61
Wat is de behandeling van een urosepsis?
Altijd in het ziekenhuis met i.v. antibiotica met als doelorgaan urinewegen en bloedbaan → i.v. cerftriaxon i.c.m. gentamycine eenmalig, rekening houden met: - bekende resistentie o.b.v. oude kweekuitslagen - 10-14 dagen, - indien mogelijk overstappen op orale antibiotica
62
Wat is de farmacodynamiek en farmacokinetiek (PK) van een antibiotica op een bacterie?
- **Farmacodynamiek**: Het effect van het antibioticum concentratieprofiel op de infectieverwekker in het lichaam over de tijd - **Farmacokinetiek**: Processen die plaatsvinden met het antibioticum in het lichaam nadat dit is toegediend. - Concentratieprofiel van antibioticum in serum en andere weefsels - Absorptie, distributie, metabolisme en klaring
63
Wat is een SOA?
Seksueel overdraagbare aandoening, ziekte die wordt overgedragen door vnl. seksueel contact (geslachtsgemeenschap, orale seks, anale seks) - in het Engels STI/STD genoemd, vroeger geslachtsziekte of venerische ziekte - >30 pathogenen (bacteriën, virussen, parasieten) - Trichomonas en Mycoplasma zijn seksueel overdraagbaar maar niet echt een aandoening - er zijn ook uitbraken via seks netwerken van ongebruikelijke SOA’s: Monkeypox, Shigella, Scabiës, Meningokokken
64
Hoe is de SOA-zorg in Nederland?
- huisartsen (79%) - drempelvrije poliklinieken/SOA poli-online (*Dit kan anoniem*) - dermato-venereologen en internist-infectiologen - GG&GD’en (CSG: centrum voor seksuele gezondheid (21%)) → ook veel campagnes om SOA’s bij jongeren onder de aandacht te brengen en bijvoorbeeld speciale websites/apps met meer informatie → meer SOA’s bij homoseksuele mannen maar minder SOA-consulten
65
Wat is de epidemiologie van de belangrijkste SOA’s in NL?
Zie afbeelding! → M=V is verhouding man-vrouw gelijk en MSM = mannen die seks hebben met mannen → laatste jaren meer testen dus we vinden ook iets meer maar dit is nu gestabiliseerd Per dag 1 miljoen nieuwe SOA diagnoses wereldwijd (374 miljoen per jaar) - chlamydia (129 miljoen) *komt het meeste voor* - gonorrhoea (82 miljoen) *komt daarna het meeste voor* - syfilis (7 miljoen) - trichomoniasis (156 miljoen) - genitale herpes (490 miljoen) - HPV infectie (300 miljoen) - chronische hepatitis B (296 miljoen) –> 820.000 doden Herpes, Gonorrhoea en Syfilis verhogen de kans op HIV Door moeder–>kind transmissie: doodgeboorte, neonatale sterfte, laag geboortegewicht en prematuriteit, neonatale conjunctivitis, congenitale malformatie, sepsis
66
Wat is belangrijk om te vragen in de anamnese en LO bij SOA’s?
- begin, aard, duur, beloop klachten - tijd tussen onveilig contact en begin van de klachten (bij chlamidia incubatietijd van 2 weken) - seksuele contacten na ontstaan van de klachten (inschatting mogelijke verspreiding) - vaginale klachten (afscheiding, contactbloedingen, intermenstrueel bloedverlies, pijn onderbuik) en urethritis (pijn, zwelling bijbal, roodheid, zwelling scrotum) → veel van de patiënten hebben geen klachten, maar zijn er meer bang voor omdat zij onveilig seksueel contact hebben gehad, bij hen is geen lichamelijk onderzoek nodig → bij patiënten met klachten: - inspectie anogenitale gebied, - speculumonderzoek, - vaginaal toucher
67
Hoe maak je een risicoschatting m.b.t. SOA’s?
Risico op een SOA gaat omhoog bij: - MSM: man met seksueel contact met mannen - sekswerkers en klachten - personen met veel wisselende seksuele contacten - personen met partner uit 1 van bovenstaande groepen
68
Bij welke patiënten doe je welke testen bij een verdenking op een SOA?
- hoogrisico groep: testen op chlamydia trachomatis, gonorrhoe, syfilis, HIV en hepatitis B Overig: - algemeen: chlamydia - bij vaginale klachten: chlamydia en gonorrhoe, (en Trichomonas) - bij urethritis: chlamydia en gonorrhoe - bij persisterende klachten: Trichomonas of M. genitalium → test kan urogenitaal, anaal of oraal → vaak wordt chlamydia en gonorhoe tegelijk getest
69
Wat zijn de kenmerken van Chlamydia trachomatis (klassieke bacteriële SOA verwekker): - besmetting - epidemiologie - hoofdgroepen - complicaties - Diagnose - behandeling ?
- **besmetting**: heeft voor replicatie een gastheercel nodig, 2 vormen; Elementary body is het infectieuze stadium waarbij de verwekker van cel–>cel of persoon–>persoon gaat, kunnen buiten de cel overleven (klein maar stabiel) en Reticulate body is intracellulair waarbij het metabool actief is en veel deelt, als deze deeltjes vrijkomen zullen ze snel uit elkaar vallen (instabiel), als een cel lyseert veel elementary bodies die buurcellen/mucosa infecteren (duurt 3 dagen - **epidemiologie**: meest voorkomende verwekker van SOA’s, ruim 60.000 infecties/jaar - **hoofdgroepen**: 3 biovars en 18 serotypen: - A, B, Ba en C: kunnen trachoom veroorzaken (ontsteking oog, beschadiging cornea, blindheid (littekenvorming)) - D t/m K: veroorzaken urogenitale infecties, helder en waterige afscheiding. - L1, L2, L3: veroorzaken lymphogranuloma venereum, zwelling lymfeklieren liezen, soms een ulcus - **complicaties**: - ascenderende infecties (epididymitis (bijbal), - endometritis (binnenwand baarmoeder), - salpingitis (eileider), - PID, - Fitz-Hugh-Curtis syndroom), - extra-uteriene graviditeit (buitenbaarmoederlijke zwangerschap), - infertiliteit, - conjunctivitis/pneumonitis bij neonaten - **Diagnose**: PCR, chlamydia is niet te kweken. Als je een pt gaat testen is dat vaak tegelijk met een test voor gonorrhoeae. - **behandeling**: 1 dd 1000 mg azitromycine
70
Wat zijn de kenmerken van Neisseria gonorrhoeae (klassieke bacteriële SOA verwekker) - bacterie kenmerken - kolonisatie - soort infecties - LO - diagnostiek - behandeling?
- **Bacterie kenmerken**: - Het zijn gonokokken - gram-negatieve diplokok, - hebben pili (vasthouden aan mucosa), - hebben kapsel, - intracellulaire vermeningvuldiging - **Kolonisatie**: overal op de mucosa in de keel en genitaliën, veel soorten Neisseria niet pathogeen voor de mens, behalve* Neisseria meningitidis* en *N. gonorrhoeae* - **Soort infecties**: - urethritis (brandend gevoel bij plassen), - cervicitis, - endometritis, - epididymitis - PID (pelvic inflammatory disease), - Fitz-Hugh-Curtis syndroom (infectie eileider, leverkapsel en diafragma aangedaan), - proctitis (vooral homoseksuelen), faryngitis (na orale seks), - opthalmicum neonatorum (congenitale conjunctivitis), - gedissemineerde infecties (kenmerken; koorts, polyartritis, tenosynodermatitis (blaasjes/puistjes)), - septische artritis - **LO**: romige, gelige afscheiding (pus) uit de urethra - **Diagnostiek**: PCR en evt. kweek met gevoeligheidsbepaling voor antibiotica (vaak wordt PCR test tegelijk met een chlamydia test gedaan) - **Behandeling:** azitromycine en/of ciprofloxacine (ong. 50% resistent), cefotaxim, azitromycine en ceftriaxon hebben resistentie <10%
71
Wat zijn de kenmerken van Treponema pallidum (klassieke bacteriële SOA verwekker) - bacterie kenmerken - soorten - klinisch beeld - stadia - congenitaal - diagnostiek - behandeling ?
- **bacterie kenmerken:** - spirocheet, - niet kweekbaar, - stam van dunne spiraalvormige bacteriën met periplasmatische flagellen, - kurkentrekker vorm, - verwant aan Borrelia en Leptospira (daarom cave serologische kruisreacties (laesie zelf of in het bloed)) - **soorten**: 2; T. pertenue (framboesia), T. carateum (pinta) –> veroorzaken syfilis - **klinisch beeld**: erg verschillend, typisch is een hard ulcus (ulcus durum) en een enkele laesie (solitaire ulcus) - **stadia:** - 1) klinisch niet altijd zichtbaar maar meestal een ulcus waarin bacterie met PCR kan worden aangetoond, - 2) systemische verspreiding; koorts, huiduitslag (handen, voetzolen), neurologische symptomen, - 3) bacterie infecteert organen; vasculitis, chronische ontstekingen, aneurysma aortae, gumma (granulomateuze ontstekingen), huidafwijkingen, bot-, hart- en zenuwschade, persoonsveranderingen –> na stadium 2 kan het ook overgaan in latente syfilis - **congenitaal**: kan voorkomen worden, door in 1e trimester 3 injecties met penicilline te geven, anders grote verscheidenheid aan aangeboren afwijkingen (botafwijkingen, huidafwijkingen) - **diagnostiek**: - serologie, ELISA IgG (blijft altijd positief) kan voor screening en immunoblot voor confirmatie, - voor activiteit ziekte een VDRL-test (chronische ontsteking/syfilis veel antistoffen tegen VDRL/RPR), - Treponema bacterie met donkerveld diagnostiek/PCR maar bijna nooit gedaan + voor screening treponemale testen (positief bij latente en actieve infectie) en non-treponemale testen (positief bij actieve ziekte) - **behandeling**: ontsteking is niet echt meer terug te draaien in late stadia, dan verwijderen van necrotisch weefsel. In eerdere stadia is het te behandelen met penicilline, syfilis is hier bijna nooit resistent op
72
Wat zijn de kenmerken van Mycoplasma Genitalium - klachten - diagnostiek - behandeling ?
Seksueel overdraagbaar maar niet duidelijk of het een klassieke SOA is - veroorzaakt urethritis bij mannen - diagnostiek: o.b.v. PCR - behandeling: eerste keus is azithromycin, maar hier is wel veel resistentie tegen
73
Wat zijn fluor klachten?
Zijn alle klachten die te maken hebben met de natuurlijke afscheiding van de vrouw, kunnen veroorzaakt worden door een SOA, maar ook door andere dingen – oorzaken: candida, bacteriële vaginose, Trichomoniasis vaginalis, groep A streptokokken, Chlamydia trachomatis, Neisseria gonorrhoeae – klachten: vaginale afscheiding afwijkend van normale samenstelling, kleur en geur, jeuk, irritatie – LO: inspectie vulva, speculum onderzoek, vaginaal toucher, onderzoek buik Richtlijnen afhankelijk van de ziekteverwekker: - Candida: klachten als jeuk, niet geurende witte afscheiding, gezwollen/rode vulva, vaginawand en witte brokkelige fluor, vaginaal eenmalig miconazol/oraal fluconazol - Bacteriële vaginose: ruikende dunne homogene fleur, disbalans in flora, moleculaire diagnostiek uitvoeren, eenmalig metronidazol - Trichomoniasis vaginalis: jeuk, geelgroene afscheiding, rode vaginawand, pH fluor en aminetest uitvoeren, eenmalig metronidazol en seksuele partners <4 weken waarschuwen
74
Wat zijn de Amsel criteria?
Voor een klinische diagnose: 1. vaginale pH > 4,5 2. dunne homogene grijs-witte fluor 3. positieve aminetest (aanwezigheid ‘vislucht’ wanneer 10% KOH wordt toegevoegd aan de fluor) 4. Clue cells in fysiologisch zoutpreparaat
75
Wat is de Nugent score?
Gebaseerd op een telling van soorten micro-organismen in een gram-preparaat, kijken naar de verhouding tussen normale flora en overgroei van andere bacteriën - 0-3 = normale vaginale flora - 4-6 = intermediaire vaginale flora - 7-10 = bacteriële vaginose
76
Wat zijn virale en parasitaire SOA’s?
**Viraal:** HIV, HSV (herpes simplex virus), HPV (humaan papilloma virus), HBV (hepB), HCV (hepC) **Parasitair**: hoofdluis en schaamluis