week 9 Flashcards
nierfunctie
natrium in het lichaam belangrijkste kation in:
extracellulaire vloeistof
volumeregulatie =
regulatie natriumbalans (en dus ook bloeddruk)
Tekort natrium –> verlaging ECV –>
hypovolemie
vervolgen hypovolemie:
verlaagde bloeddruk, verminderde huidturgor, orthostase, …
Overschot natrium –> toename ECV –> leidt tot:
zoutgevoelige hypertensie, oedeem, toename lichaamsgewicht
Na-reabsorptie in PT
bulktransport
Na-reabsorptie in TAL
net NKCC-2-transporter (maar ook paracellulair)
werking diuretica
stimuleren van renale natriumexcretie, blokkeren Na-transporters
indicaties diuretica
hypertensie, hartfalen, levercirrose, chronische nierschade, nierfalen, nefrotisch syndroom
natriumbalans:
inname = excretie
sensoren voor dreigend Na-tekort zitten in:
het vaatstelsel (baroreceptoren), de hersenen en de nieren (macula densa, renine)
regulatie Na-reabsorptie in nieren is een combinatie van:
glomerulotubulaire balans en tubulo-glomerulaire feedback met RAAS
AQP1
- in PT en TDL
- apicaal en basolateraal
- constitutief
AQP2
- in hoofdcel CD
- apicaal
- reguleerbaar met ADH
AQP3 en 4
- in hoofdcel CD
- basolateraal
- constitutief
effect ADH
meer waterreabsorptie = minder plassen
voor reabsorptie water twee dingen nodig:
- een gat (aquaporines)
- een drijvende kracht (osmotische gradient)
osmoregulatie grijpt in op
Na-concentratie
osmoregulatie beinvloedt
osmolaliteit
volumeregulatie grijpt in op
Na-hoeveelheid
volumeregulatie beinvloedt
bloedvolume en dus bloeddruk
andere naam ADH
vasopressine
volumebalans =
natriumbalans
buffer om:
toe-/afname in H+ op te vangen