werkwoorden Flashcards

1
Q

wat zijn werkwoorden die op -EN eindigen?

A

regelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe vervoeg je regelmatige werkwoorden?

A
  • e
  • st
  • t
  • en
  • t
  • en
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe vervoeg je werkwoorden die eindigen op een sisklank?

A
  • e
  • t
  • t
  • en
  • t
  • en
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe vervoeg je werkwoorden op -DEN en -TEN

A
  • e
  • est
  • et
  • en
  • et
  • en
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe vervoeg je werkwoorden op -MEN en -NEN

A

zoals -DEN en -TEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe vervoeg je werkwoorden met ‘a’ in de stam?

A

zoals regelmatige werkwoorden en met ¨ in de 2e & 3e persoon enkelvoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe vervoeg je werkwoorden met lange ‘e’ in de stam?

A

zoals regelmatig maar ‘ie’ bij 2e en 3e stam enkelvoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe vervoeg je werkwoorden met korte ‘e’ in de stam?

A

zoals regelmatig maar met ‘i’ bij 2e & 3e persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 vormen imperativ

A
  • enkelvoud
  • meervoud
  • beleefdheidsvorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe vorm je enkelvoud imperatif?

A

Stam + e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe vorm je meervoud imperatif?

A

ihr-form zonder ihr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe vorm je de beleefdheidsvorm van de imperativ?

A

Sie-vorm met Sie achter ww

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly