woordenschat thema 1 Flashcards
(48 cards)
1
Q
het aanbod, de aanbieding
A
das Angebot
2
Q
het verblijf
A
der Aufenthalt
3
Q
de toeslag
A
der Aufpreis
4
Q
de lift
A
der Aufzug
5
Q
de inrichting, de uitrussting
A
die Ausstattung
6
Q
het tweepersoonsbed
A
das Doppelbett
7
Q
het stapelbed
A
das Etagenbett
8
Q
het gebouw
A
das Gebäude
9
Q
het tarief, de kosten
A
die Gebühr
10
Q
de jeugdherberg
A
die Jungendherberge
11
Q
de waarborg
A
die Kaution
12
Q
de airco
A
die Klimaanlage
13
Q
de ligging
A
die Lage
14
Q
de terugbetaling
A
die Rückerstattung
15
Q
het koopje
A
das Schnäppchen
16
Q
het speciale aanbod
A
das Sonderangebot
17
Q
de belasting
A
die steuer
18
Q
de annulatie
A
die Stornierung
19
Q
de overnachting
A
die Übernachtung
20
Q
het onderkomen
A
die Underkunft
21
Q
de kost
A
die Verpflegung
22
Q
het voorstel
A
der Vorschlag
23
Q
de voorkeur
A
der Vorzug
24
Q
de terugreis, het vertrek
A
die Abreise
25
het ommetje, uitstapje
der Abstecher
26
de heenreis, de aankomst
die Anreise
27
wegwerkzaamheden
die Baustelle
28
de persoonswagen
der Pkw
29
de snelbaan, stadsbaan
die S-Bahn
30
de file
der Stau
31
de wegenwerken
die Straβenarbeiten
32
de metro
die U-Bahn
33
de attractie
die Attraktion
34
het uitzicht
die Aussicht
35
de tentoonstelling
die Ausstellung
36
het gebouw
das Bauwerk
37
de indruk
der Eindruck
38
de kunstenaarswijk
das Künstlerviertel
39
het platform
die Platform
40
het publiek
das publikum
41
het theater
das Schauspielhaus
42
de bezienswaardigheid
die Sehenswürdigkeit
43
de splitsing
die Splatung
44
de scheiding
die Teilung
45
de poort
das Tor
46
het puin
die Trümmer
47
het herkenningsteken
das Wahrzeichen
48
de hereniging
die Wiedervereinigung
