wetenschapsfilosofie Flashcards

(30 cards)

1
Q

onderdelen van onderzoek

A
  • doel
  • methoden
  • vervolg (volgende stappen na resultaten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

type vervolgstappen na onderzoek

A
  • schaalvergroting (bevestiging nodig in grotere steekproef) (gevaar voor uitsluiten)
  • individuele variabiliteit/invloed van niet-biologische factoren (verschillen tussen subpopulaties begrijpen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 stromingen in de wetenschap

A
  • positivisme
  • realisme
  • constructivisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

positivisme (doel en waarde van wetenschap)

A

waarheid ontdekken in de werkelijkheid (observaties komt over met de waarheid)
- observaties zijn meetbaar
- resultaten zijn statistische uitkomstmaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

realisme (doel en waarde van wetenschap)

A

benadering van de werkelijkheid/waarheid (echte al je nooit kennen)
- waargeud komt overeen met observaties, hoe meer hoe betrouwbaarder
- zoeken naar meest betrouwbare onderzoeksmethoden
- moet reproduceerbaar zijn
- verklaart verschillen tussen patiëntgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

constructivisme (doel en waarde van wetenschap)

A

er is niet 1 waarheid en de waarheid die gecreëerd wordt is context/perspectief gebonden
- wetenschappelijke kennis is ook context/perspectief afhankelijk
- waarheid weerspiegelt wat groepen belangrijk vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(natuur)wet

A

beschrijving van patronen in de relaties tussen observeerbare verschijnselen onder specifieke omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wetenschappelijke theorieën

A

sterk onderbouwd systeem van verklaringen dat veel verschillende observaties consistent verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hypothese

A

op klein niveau. toetsbare uitspraak, gebruikt om theorieën te ontwikkelen en te testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

model

A

zo realistische representatie versimpeld. representatie van dat wat onderzocht wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verklaring

A

beschrijven waarom iets gebeurt, op basis van data, theorieën en/of modellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

positivisme (objectiviteit, subjectiviteit en bias)

A

objectiviteit is essentieel/ideaal en haalbaar
subjectiviteit is slecht en moet vermeden worden
bias vertekend waarheid en moet vermeden worden (oplossen door e.g. standaardisatie en afstand tussen onderzoeker en onderzochte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

methoden om bias te voorkomen/objectiviteit te waarborgen

A
  • dubbelblinde randomized controlled trial
  • positieve en negatieve trials
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

realisme (objectiviteit, subjectiviteit en bias)

A

objectiviteit is ideaal, maar alleen deels haalbaar
subjectiviteit is onvermijdelijk, maar kan je beperken
bias vertekend waarheid door slechte meringen/externe invloed (kan opgelost worden door goede/meerdere methoden, replicatie en peer review)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

constrivisme (objectiviteit, subjectiviteit en bias)

A

objectiviteit is betwistbaar en bestaat niet echt
subjectiviteit is de kracht en essentieel, het zorgt voot beter begrip
- peer review is belangrijk
bias is niet slecht, onderliggende belangen of waarden beïnvloeden keuzes in onderzoek
- belangrijk zijn samenwerking, herhalen, discussie en peer review

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

positivisme (wetenschappelijke methode(n))

A

baseert zich enkel op waarneembare feiten
1 universele methode : observatie, metingen en verificatie
- veel observaties
- hypothese bevestigen of weerleggen
- statistiek : wat is de kans voor uitkomst van de hypothese

17
Q

realisme (wetenschappelijke methode(n))

A

als we al onze perspectieven gebruiken kunnen we de werkelijkheid benaderen
meerdere methoden, combineren is belangrijk
- veel observaties
- hypothese bevestigen of weerleggen
- statistiek : goede inschatting over significantie, maar niet doorslaggevend

18
Q

constructivisme (wetenschappelijke methode(n))

A

iedereen heeft een andere werkelijkheid
meerdere methoden die context afhankelijk zijn
- observaties zijn waarschijnlijk, maar niet de waarheid
- hypothese/theorie kunnen onderbouwen
- statistiek moet aangevuld worden met context

19
Q

positivisme (methodologische regels)

A

bindend
- hypotheses moeten toetsbaar zijn in werkelijkheid
- onderzoek is repliceerbaar
- scheiding tussen feiten en waarden

20
Q

methodologische regels

A

vuistregels die zorgen dat we goed wetenschappelijk onderzoek doen

21
Q

realisme (methodologische regels)

A

richtlijnen; veranderd met de tijd en context afhankelijk
- meerdere methodes combineren
- hypothese zijn toetsbaar en verklarend
- transparant over context, aannamens en ervaring
- peer-review en replicatie
- waarden kunnen keuzes beïnvloeden

22
Q

construtivisme (methodologische regels)

A

richtlijnen; context afhankelijk en onderhandelbaar in onderzoeksteam
- methodes passen bij doel en perspectief van betrokkenen
- kritiek op normen en machtstructuren
- meer nadruk op ervaring (van patiënt)

23
Q

positivisme (interpretatie van data)

A

data is neutraal, conclusies kunnen direct afgeleid worden uit data
theorie kiezen : meest ondersteunende observaties en metingen (als het gelijk is, kies je de meest simpele)

24
Q

realisme (interpretatie van data)

A

data wordt beïnvloed door aannames, instrumenten en ervaring; dus veel methodes gebruken
conclusies worden continu aangescherpt door nieuwe kennis
data is ondersteunend voor conclusie
je kiest theorie met meest ondersteunende observaties

24
constructivisme (interpretatie van data)
data is beïnvloed door voorkennis, aannames, etc; belangrijk om verschillende perspectieven bij elkaar te brengen conclusies zijn afhankelijk van perspectief data is ondersteunend voor conclusie je kiest theorie met meest ondersteunende observaties
25
positivisme (rol van waarden in wetenschap)
wetenschap moet onafhankelijk zijn/objectief/neutraal alleen wetenschappelijkie waarden zijn leidend politiek, macht en financiële prikkels zijn risico's
26
wetenschappelijke waarden
overeenstemming met observatie, waarheid, logica, coherent, simpliciteit
27
morele & sociale waarden
rechtvaardigheid, privacy, duurzaamheid, economisch nut, politieke ideologie
28
realisme (rol van waarden in wetenschap)
wetenschap moet onafhankelijk zijn bij conclusies zijn wetenschappelijke waarden leidend bij andere keuzes mogen morele/sociale waarden een rol spelen er is invloed, door transparantie etc wordt dat verminderd
29
constructivisme (rol van waarden in wetenschap)
wetenschap is sociaal/cultureel proces alle typen waarden spelen een rol (in werkelijkheid ook)