Woorden 6

Question 1

Wel degelijk

Answer 1

Extra benadrukken (gevoel dat mensen wat niet gezegd wordt)

Question 2

Inschatten

Answer 2

Een idee, niet 100% zekerheid

Question 3

Het gelaat

Answer 3

Gezicht

Question 4

De vastberadenheid

Answer 4

Determination

Question 5

Vastberaden

Answer 5

Determine (100% zeker iets doen). Positieve eigenschap, iemand zegt iets en doet het

Question 6

De schedel

Answer 6

Calavera

Question 7

Aflezen aan/van

Answer 7

Lezen zonder letters, conclusie trekken

Question 8

Knobbel (de wiskundeknobbel, talenknobbel, enz)

Answer 8

Talent, positief

Question 9

Het knobbeltje

Answer 9

Maas, etc (negatief, cuando pe agrego un sustantivo lo hago positivo)

Question 10

Hellend

Answer 10

Achteruit

Question 11

De helling

Answer 11

Cuesta para bajada

Question 12

Veronderstellen

Answer 12

Suppose. Men denkt iets, aannemen

Question 13

De vernieling

Answer 13

Destructief, kappor (meer negatief)

Question 14

Vernielen

Answer 14

Destruir

Question 15

Het overspel

Answer 15

Vreemd gaan maar groter (vreemd gaan kan 1 keer zijn)

Question 16

Overspelig

Answer 16

Overspel plegen (plegen : iets doen, wanneer aan iets gekoppeld is, negatief), adulterous

Question 17

Daadwerkelijk

Answer 17

Actually, wel degelijk

Question 18

Uitrusten met

Answer 18

Vol zitten met iets, voorzien van

Question 19

De erfenis

Answer 19

Nalatenschap

Question 20

Erven

Answer 20

Heredar

Question 21

Lonen

Answer 21

Iets terug krijgen belonen, je krijt iets fysiek. Hoeft niet iets te krijgen)

Question 22

De moeite lonen

Answer 22

Iets voor terug krijgen

Question 23

Desgevraagd

Answer 23

Eerst iets vragen om een antwoord te krijgen (zonder te vragen, wordt het niet gezegd)

Question 24

Torsen

Answer 24

Dragen

Question 25

Weerspiegelen

Answer 25

Reflecteren, zeg iets terug

Question 26

Afwegen (hebben afgewogen)

Answer 26

Nadenken

Question 27

De valkuil

Answer 27

Op eens iets negatief, niet nagedacht, niet van tevoren zien dat het zo zou zijn, pitfall

Question 28

Eigenvalkuil

Answer 28

Blind voor eigen fouten

Question 29

Poneren

Answer 29

Beweren, gezegd, gesteld Postular

Question 30

Genuanceerd

Answer 30

Goed nadenken over iets

Question 31

De nuance

Answer 31

Precieze dingen, oog voor detail

Question 32

De betrokkene

Answer 32

El involucrado

Question 33

Betrokken

Answer 33

Involucrados

Question 34

De betrokkenheid

Answer 34

Aandacht hebben

Question 35

De zitting

Answer 35

Gang van rechtszaak (elke keer dat de rechtbank aanwezig is)

Question 36

Toetakelen

Answer 36

Aanvallen of slaan, met schade. Door iemand anders geddan

Question 37

Verwonden

Answer 37

Schade, door iemand anders of door persoon zelf

Question 38

De verdachte

Answer 38

El sospechoso

Question 39

Verdenken van

Answer 39

Sospechar

Question 40

Misleidend

Answer 40

Enganoso

Question 41

De schakel

Answer 41

El slabon

Question 42

Zich opstellen

Answer 42

Presentarse, proponerse

Question 43

Geruchtmakend

Answer 43

Da de q hablar

Question 44

Het Gerucht

Answer 44

Chisme, conversaciones de pasillo

Question 45

De woordvoerder

Answer 45

Representante

Question 46

Afdruipen

Answer 46

Dripping Literal: disminuir, decreciendo

Question 47

Eensgezind

Answer 47

Unanimamente

Question 48

Terugvallen op

Answer 48

Cher de vuelta, tiener El apoyo

Question 49

Doorhakken

Answer 49

Insteken verdelen Cutting through

Question 50

Doorhakken

Answer 50

Insteken verdelen, cut through