Worden H8 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Aanbelanden

A

Ergens gearriveerd (niet met voertuig of vliegtuig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hulpbehoevend

A

iemand die niet meer voor zichzelf kan zorgen, afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afzonderlijk

A

Per elke omderdeel, elk op zich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vlekkeloos

A

Zonder fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschuiven

A

Iets bewegen van de oorspronkelijk plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het Onvermogen

A

Onbekwaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fiks

A

Groot, hoog, heftige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitwisselend

A

Iets krijgen en iets teruggeven, wederzijds geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nabootsen

A

Imiteren, reproduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verwonden

A

Een wond (en) veroorzaken bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De verwonding

A

Som van alle wonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De wond

A

Herida. Ergens gestoten, bloed. Kan een pleister erop zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarborgen

A

als garantie geven, assureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het verdrag

A

officiële overeenkomst tussen landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aankloppen bij

A

Naar iemand toe gaan, hulp kunnen vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afkijken bij

A

1) bij een ander kijken en overschrijven

17
Q

Pleiten voor

A

(iemand) met woorden verdedigen of (iets) proberen te bereiken

18
Q

Piekeren over

A

het herhaaldelijk langdurig denken over je gedachten en gevoelens

19
Q

Robuust

A

Sterk, stevig

20
Q

Een palet aan

A

Una escala de….

21
Q

Het palet

A

Schildersplankje

22
Q

De opmars

A

het snel groter, belangrijker worden of vooruit komen
Advance, marched

23
Q

In opmars zijn

A

In opkomst zijn (are on the raise)

24
Q

Volwaardig

A

waaraan niets ontbreekt, completo

25
Aansturen
richten, streven naar
26
Verweven zijn met
Intertwined with
27
Drang tot
sterk verlangen om iets te doen
28
Doorbereken
een kostenfactor in een prijs opnemen
29
Fungieren als
Fungir cm
30
Omslaan
plotseling veranderen
31
Doorhebben
doorgronden, begrijpen
32
Meekrijgen
ontvangen om mee te nemen; toegewezen krijgen als hulp, leren