Woorden H7 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Stiekem, heimelijk

A

Secretly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overschrijden

A

Geen respect, grenzen overgaan, overstep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Schending

A

Er zitten tegenover (gekoppeld aan van), breach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schenden

A

Rechten overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verwant aan/met

A

iemand die ongeveer dezelfde voorouders heeft als jij, related

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De eerbiediging

A

eerbied hebben voor formeel
Voorbeeld: je ouders eerbiedigen

2) accepteren en ernaar handelen
Voorbeelden: wettelijke regels eerbiedigen,
de laatste wens van je overleden vader eerbiedigen
Synoniemen: in acht nemen, naleven, navolgen,

3) voorzichtig omgaan met, niet aantasten
Voorbeeld: producten die het milieu eerbiedigen
Synoniemen: sparen, ontzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eerbiedigen

A

Respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toezien op

A

Zorgen dat alles volgens de regels gebeurt, supervise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De verdenking

A

Suspicion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wangedrag

A

Slecht, vervelend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beklemtonen

A

De nadruk leggen op, stress (I want to stress that….)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inzetten

A

iets ergens in plaatsen
(iemand) inschakelen (bij iets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ingrijpend

A

Met groot effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorhanden zijn

A

Wat er is en wat je kan gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De inbreuk

A

niet houden aan, infringement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geoorloofd

A

Als iets mag, lawful

17
Q

Het hiaat

A

Plaats waar iets ontbreekt

18
Q

Het handvat

A

deel van een voorwerp dat je vastpakt

19
Q

De rechtvaardigheid

A

de overeenstemming met bepaalde ethische beginselen

20
Q

Nagaan

21
Q

De totstandkoming

A

keer dat iets tot stand komt, gaat bestaan

22
Q

Tot stand komen

A

Happend, created

23
Q

De vermenging

A

Gaat meer in elkaar op

24
Q

Verenigen

A

Alles samen als individu, sociedad

25
Onwillekeurig
Onbewust
26
Hinderlijk
Lastig vallen, adj
27
Hinderen
Lastig vallen, werkwoord
28
Verwarrend
Niet duidelijk, adj
29
Verwarren
Niet duidelijk, confusing. Werkwoord
30
Opwekken/oproepen
Naar boven komen, actief worden
31
Gangbaar
Current, common
32
Eenduidig
Hetzelfde, op hetzelfde manier
33
Snoeien
Knippen, snijden
34
Aanleren
Een gewoonte aanmaken
35
Beamen
Formeel: iets klop, er mee eens zijn
36
Veelzeggend
Overduidelijk, geen uitleg. Zonder woorden kan de betekenis achterhalen
37
Uiteenlopen
Verschillende