woordenlijst handboek Flashcards
(112 cards)
1
Q
corporation
A
maatschappij, firma, vennootschap
2
Q
export business
A
exportbedrijf
3
Q
in our line of business
A
in onze bedrijfstak
4
Q
catering trade
A
horeca
5
Q
commerce
A
handel
6
Q
deal in sth
A
handelen in, verkopen
7
Q
focus on
A
zich richten op
8
Q
corporate customer
A
zakelijke klant
9
Q
site
A
locatie, ligging, plaats
10
Q
industrial site
A
industrieterrein
11
Q
off-site
A
buiten het fabrieksterrein
12
Q
on-site
A
ter plekke, op het fabrieksterrein
13
Q
greenfield site
A
vestiging op onbebouwd terrein
14
Q
machine shop
A
fabriekshal
15
Q
shop floor, workshop
A
werkplaats
16
Q
store
A
magazijn
17
Q
service centre
A
reperatiewerkplaats
18
Q
outlet
A
verkooppunt, fabrieksverkoop
19
Q
prime location
A
gunstige ligging
20
Q
within easy reach of
A
gemakkelijk bereikbaar van
21
Q
commercial district
A
bedrijventerrein
22
Q
outskirts
A
buitenwijken
23
Q
registered office
A
zetel van een bedrijf
24
Q
branch
A
filiaal
25
unit
eenheid, afdeling
26
partnership
maatschap, vennootschap, deelgenootschap
27
executive
manager, leidinggevende
28
joint management
medezeggenschap
29
accounts departement
boekhouding, financiele afdeling
30
claims departement
klachtenafdeling
31
despatch departement
verzendafdeling
32
office practice
kantoorpraktijk
33
precautions
voorzorgsmaatregelen
34
sales conference
verkoopconferentie
35
quality assurance
kwaliteitsbewaking
36
interim report
tussenrapport
37
as a rule
gewoonlijk, doorgaans
38
employ
in dienst nemen/hebben
39
manpower
arbeidskrachten
40
superior
leidinggevende
41
managerial
leidinggevend
42
managing director
directeur
43
deputy
waarnemend, adjunct
44
commercial clerk
commercieel medewerker
45
craftsman, tradesman
ambachtsman, vakman
46
office junior
kantoorbediende
47
qualified retailer
detailhandelaar
48
premises
panden, ruimte
49
mail room
postkamer
50
porter
portier
51
in working order
bedrijfsklaar
52
partition wall
tussenwand
53
me-too product
namaakproduct
54
commodity
artikel, product
55
state-of-the-art
ultramodern
56
freight service
goederenvervoer
57
prompt
onmiddelijk, direct, stipt
58
prospective employer
toekomstige werkgever
59
covering letter
begeleidend schrijven
60
enclose
bijsluiten
61
tabular
in tabelvorm
62
skill, ability
vaardigheid, bekwaamheid, talent
63
native speaker
moedertaalspreker
64
letter of introduction
aanbevelingsbrief
65
prospects
vooruitzichten
66
rise
promotie maken
67
recruit
werven, aantrekken
68
engage, appoint, take on
in dienst nemen, aanstellen, benoemen
69
vacancy, opening
vacature
70
employment agency
uitzendbureau
71
aptitude test
vaardigheidstest
72
become eligible
in aanmerking komen
73
assess
beoordelen
74
staff appraisal
personeelsbeoordeling
75
tax deductions
belastingaftrek
76
canteen
kantine
77
dismiss
ontslaan, opzeggen
78
job cuts
banenverlies
79
learn the ropes
de kneepjes van het vak leren
80
entrance requirements
toelatingseisen
81
preliminary meeting
voorbespreking
82
brief
informeren, voorbereiden
83
casting vote
beslissende stem
84
show of hands
handopsteken
85
ballot
stemronde
86
ratify
goedkeuren
87
draw up
ontwerpen
88
abstain
zich onthouden
89
quorum
vereist aantal leden
90
adjourn
uitstellen, schorsen
91
call on sb
iemand bezoeken
92
call by
bezoeken, langskomen, langsgaan
93
touch base with somebody
contact opnemen met iemand
94
put sb in the picture
iemand op de hoogte brengen
95
use in parallel
tegelijk gebruiken
96
streamline
vereenvoudigen
97
provisional
voorlopig, tijdelijk
98
dummy run
testsessie
99
bargain
onderhandelen
100
make headway
vooruitgang maken
101
fall through
mislukken
102
stress
beklemtonen
103
pool resources
middelen bundelen
104
lapse
verstrijken, verlopen, vervallen
105
persuade
overtuigen, overhalen
106
embassy
ambassade
107
fare
tarief, ritprijs
108
vacant
niet bezet
109
roundabout
rotonde
109
pedestrain zone
voetgangerszone
110
crossroads
kruispunt
111
mileage charge
tarief per afgelegde afstand
