Zinnen Hoofdstuk 6 Flashcards
(18 cards)
Kun je je voorstellen?
Tu peux te présenter?
Ik heet suède en ik ben 16 jaar
Je m’appelle sueda er j’ai 16 ans
Ik woon in Amsterdam, in Nederland
J’habie à Amsterdam, aux pays-Bas
Ik ben van Turkse achtergrond
Je suis d’orgine turque
Ik heb een broer en een halfzus
J’ai un frère et une demi-sœur
Ik lijk op mijn halfzus, maar zij is minder sportief
Je ressemble à ma demi-sœur, mais elle est moins sportive que moi
Ik kan goed met mijn halfzus opschieten
Je m’entemds bien avec ma demi-sœur
Mijn halfbroer en ik, we maken de hele tijd ruzie
Avec mon demi-frère, on se dispute tout Le temps
Hoe laat sta jij op
Tu te lèves à quelle heure?
Doordeweeks sta ik om zeven uur op
En semaine, je me lève à sept heures
Hoe laat ga jij naar school?
À quelle heure tu pars à l’école?
Ik ga om acht uur weg
Je pars à huit heures
Wat doe je na school?
Qu’est-ce que tu fake aprés l’école?
‘s Maandags ga ik naar de sportschool
Le lundi, je vais à la salle de sport
En in het weekend?
Et le weekend?
Ik vind het leuk om uit te gaan
J’aime bien sortir
Met wie?
Avec qui?
Met mijn beste vriend
Avec mon meilleur Ami