ZO's Flashcards

(74 cards)

1
Q

Wat is de regeltheorie in de fysiologie

A

Het milieu interieur blijft constant ondanks dat het milieu exterieur dit niet blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee groepen regelsystemen zijn er

A
  • Regulateursystemen: houden fysische grootheden constant

- Servosystemen: laten veranderde waarde volgen door fysische grootheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor soort regelsysteem is de homeostase

A

Regulateursysteem: milieu interieur moet constant blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat een gesloten regelsysteem

A
  • Grootheid
  • Sensor: neemt verandering waar
  • Setpoint
  • Comparator: vergelijkt waarde met setpoint
  • Effector: reageert op signaal
  • Kanalen: verbind alle elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de formule voor de druk in het hart

A

P= RxF (R is weerstand in mmHg/ml/s en F is flow in ml/s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de formule voor de verrichte hydraulische arbeid

A

W= PxV (P is druk in mmHg en V outflow in ml/s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de verrichte hydraulische arbeid

A

De verrichte arbeid van een vloeistof door een bepaalde kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor soort pomp is het hart

A

Een intermitterende pomp met windketeleffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het einddiastolisch volume (EDV)

A

Zegt iets over hoeveelheid bloed in ventrikel aan eind van diastole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het eindsystolisch volume (ESV)

A

Zegt iets over hoeveelheid bloed in ventrikel aan eind van systole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke drie manieren wordt een ECG in de cardiologie gebruikt

A
  • 12-afleidingen ECG: diagnostiek en behandeling hartritmestoornissen en hartziekten
  • Inspannings-ECG: beoordelen myocardischemie en/of ritmestoornissen
  • Ritmestrook: diagnostiek en behandeling hartrtime-afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de driehoek van Einthoven

A

De plekken waarop electrodes worden geplaatst voor 12-afleidingen ECG: rechterarm (R), linkerarm (L) en linkervoet (F)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de regel van Einthoven

A

(L-R)-(F-R)+(F-L)=0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bereken je hartfrequentie uit ECG (schrijfsnelheid van 25 mm/s)

A
Hartfrequentie= 60/(0,2x aantal grote hokjes tussen 2 R-toppen)
Hartfrequentie= 60/(0,04x aantal kleine hokjes tussen 2 R-toppen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn ectopische pacemakers

A

Pacemakercellen die de pacemaker functie van sinusknoop overnemen zodra deze niet goed werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is sinustachycardia

A

Te hoge frequentie van sinusknoop (meer dan 100 hartslagen per minuut in rust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is sinus brachycardia

A

Te lage frequentie van sinusknoop (minder dan 50 hartslagen per minuut in rust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe worden nucleinezuren aangekleurd

A

Met blauw, basisch methyleenblauw = basofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden eiwitten aangekleurd

A

Met zuur, oranje-bruin eosine = acidofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe worden granules aangekleurd

A

Met basische paarse azuren = azurofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit is cytoplasma cel opgebouwd (zuur, basisch)

A

Veel zuur mRNA en relatief weinig basisch eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn microcysten en macrocyten

A
  • Microcyten: bij een te hoge osmotische druk worden erytrocyten kleiner
  • Macrocyten: bij een te lage osmotische druk worden erytrocyten groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk type granulocyt komt het meeste in het bloed voor (normale situatie)

A

Neutrofiele granulocyt (40-80%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen progenitors en precursors

A

Progenitors zijn niet morfologisch herkenbaar en precursors wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke cellen hebben een grotere proliferatie-activiteit (stamcellen of voorlopercellen)
Voorlopercellen
26
Wat is de volgorde van de erytocytaire reeks
1. Pro erytoblast 2. Basofiele erytroblast 3. Polychromatische erytoblast 4. Acidofiele erytroblast 5. Reticulocyt 6. Erytrocyt
27
Wat is volgorde granulocytaire reeks
1. Myeloblast 2. Promyelocyt 3. Neutrofiele myelocyt 4. Neutrofiele metamyelocyt 5. Neutrofiele staafkernige granulocyt 6. Neutrofiele segmentkernige granulocyt
28
Wat is de a. cystica
Aftakking a. hepatica dextra die naar galblaas gaat
29
Wat zijn de vertakkingen van de a. mesenterica superior
- A. pancreaticoduodenalis inferior - A. colica media (transversum) - A. colica dextra (ascendens) - A. ileocolica (ileum, caecum en appendix) - A. jejunales (jejunum) - Aa. ilealis (ileum)
30
Wat is het ligament van Treitz
Ligament dat darm met achterwand verbind
31
Wat is het intra-embryonale coeloom
Voorloper van pericard-, pleura-, en peritoneaalholte
32
Wat ontstaat er uit het septum transversum
Het diafragma
33
Wat is het extra-embryonale coeloom
De chorionholte
34
Welke twee mesoderm lagen kunnen worden onderscheiden
- Viscerale (splanchnisch): ligt tegen endoderm en vormt wand ingewanden - Parietale (somatische): ligt tegen ectoderm en vormt parietele bekleding binnenholtes
35
Wat is congenitale hernia diafragmatica
Als een pericardi-peritoneaal kanaal niet goed af wordt gesloten door pleuro-peritoneaal membraan, hierdoor kunnen buikorganen de borstholte ingaan waardoor de longen niet kunnen ontwikkelen door gebrek aan ruimte
36
Wat is de functie van buffers in ons bloed
Ervoor zorgen dat pH in bloed tussen 6,5 en 7,8 blijft
37
Hoe wordt koorts opgewekt
Door interleukine 1 wat in de hypothalamus prostaglandine synthetiseerd
38
Wat is een liesbreuk
Een gat in de buikwand die de buikholte scheid van de benen
39
Wat is het gubernaculum
Deze trekt testes naar buiten
40
Wat is de processus vaginalis
Open verbinding tussen buikholte en lieskanaal (omgeeft niet de testes)
41
Door welke 4 wanden wordt buikholte omgeven
Dorsaal: wervelkolom en dorsale delen buikspieren Ventraal: ventrale buikspieren Craniaal: diaphragma Caudaal: bekkeningang, diaphragma pelvis
42
Door welke 3 lagen spieren wordt de buikwand gevormd
- M. obliquus externus abdominis, m. obliquus internus abdominis en m. transversus abdominis
43
Wat is de linea alba
Peesvormige verbinding tussen m. rectus abdominis sinister en dextra, deze bevatten bijna geen vaten of zenuwen dus kan door chirurgen gebruikt worden voor incisie
44
Wat is de linea arcuata
Zit tusen corpus ossis ilium, ala iliaca en linea semilunaris
45
Wat is de linea semilunaris
Peesachtige verbindingen en aan laterale zijde m. rectus abdominis
46
Welke arteriën vasculariseren de spieren anterolateraal van de buik
- A. musculophrenica, a. circumflexa ilium superficialis, a. thoracica interna en a. epigastrica superficialis
47
Welke arteriën vasculariseren de buik dieper gelegen
- A. epigastrica superior en -inferior, a. intercostales posterior, a. subcostalis, a. circumflexa ilium profunda
48
Hoe wordt de huid van het abdomen geinnerveerd
Door vertebrae T7 t/m T12 en L1 door de rami anteriores die zich splitst in r. cutaneus anterior en r. cutaneus lateralis
49
Wat is een hernia diaphragmatica
Hernia van middenrif
50
Wat is micturatie
Het legen van de blaas
51
Wat is de blaastoon
Verhouding tussen blaasvolume en inwendige druk
52
Welke spier zit om de blaaswand heen
M. detrusor vesicae urinariae
53
Wat zijn de belangrijkste zenuwen van de blaas
N. pudendus en n. pelvicus
54
Wat is de micturatiereflex
Autonome spinale reflex die zorgt voor legen blaas, deze reflex kan onderdrukt worden door centra in pons en cortex
55
Wat is de functie van het periaqueductale grijs (PAG)
1. Informatie uit blaas en urethrae komt PAG binnen via sacrale merg 2. PAG zendt informatie uit naar laterale (L) en mediale (M) regio's in pons 3. M-regio is mictiecentrum en regelt coördinatie blaas en urethra, L-regio is continentiecentrum en heeft invloed op contractie bekkenbodemspieren
56
Hoe ontstaat een reflexblaas of slappe blaas
Door een dwarslaesie van nek-, borst- en lendenwervels
57
Wat is een reflexblaas
Blaasfunctiestoornis waarbij blaas vanzelf ledigt bij bepaald volume
58
Wat is een slappe blaas
Blaasfunctiestoornis waarbij blaas niet meer samen kan trekken
59
In welke 3 stadia vind embryogenese urogenitaal stelsel plaats
1. 2e tot 4e week na conceptie: primitieve nierbuisjes vergroeien tot gezamenlijke afvoerbuis 2. 3e tot 9e week: ontwikkeling oernieren en ontstaan buis van Wolff 3. vanaf 9e week: ontwikkeling nierbekken en nierkelken, verdwijnen oernieren
60
Waarmee begint de ontwikkeling van het urogenitaalstelsel
Differentiatie intermediaire mesoderm tot mesonephrons en mesonephrosbuis
61
Hoe begint de ontwikkeling van de nieren
Vanaf de vijfde week vanuit metanephrogeen blasteem wat ontstaat in het causale deel van de nefrogene streng en de ureterknop
62
Hoe groeit de ureterknop
Onder invloed van groeifactor GDNF
63
Hoe ontstaan blaas en urethra
Uit het causale deel van de allantois, de sinus urogenitalis
64
Hoe ontstaan de gangen van Muller
Ontstaan in week 6 als instulpingen coeloomepitheeel
65
Wat is de functie van DAX-1
Zorgt voor differentiatie gonaden tot ovarium
66
Wat gebeurt er bij afwezigheid primodale geslachtscellen
Alleen differentiatie ovarium is verstoord, testes groeien onafhankelijk
67
Wat ontstaan er uit tuberculum genitale
Bij man: glans penis, corpora cavernosa en corpus spongioum | Bij vrouw: clitoris, corpora cavernosa en bulbus vestibuli
68
Wat ontstaan er uit de urogenitale wallen
Bij man: ventrale zijde penis | Bij vrouw: labia minora
69
Wat ontstaan er uit de labio-scrotale wallen
Bij man: scrotum | Bij vrouw: labia majora
70
Wat zijn de vier ethische basisprincipes
1. Principe van niet-schaden 2. Principe van weldoen 3. Principe van respect voor autonomie 4. Principe van rechtvaardigheid
71
Uit welke vijf fases bestaat een ethisch stappenplan
1. Verkenning: welke vragen roept casus op? 2. Explicitering: wat is de morele vraag? - Handelingsmogelijkheden - Wat is de ontbrekende informatie 3. Analyse - Wie zijn de betrokkenen - Formuleren argumenten 4. Afweging - Gewicht geven aan argumenten - Voorkeur geven aan handelingsmogelijkheid 5. Aanpak - Concrete stappen formuleren
72
Wat is een dubbelblind onderzoek
Een onderzoek waarbij het voor zowel arts als patiënt onbekend is wie welk medicijn krijgt, of placebo of echte medicijn
73
Wat is een nulhypothese
Er vanuit gaan dat er geen verschil is tussen de te onderzoeken groepen
74
Wat is het PICO-systeem
Opstellen onderzoeksvraag aan de hand van patiënt-intervention-comparison-outcome