ZO week 1 Flashcards

(63 cards)

1
Q

In welke vier groepen worden maten voor de beschrijving van de toestand van de volksgezondheid ingedeeld?

A
  1. Ziekten en aandoeningen
  2. Sterfte en doodoorzaken
  3. Functioneren en kwaliteit van leven
  4. Samengestelde volksgezondheidsmaten (levensverwachting, DALY’s)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt de aan- of afwezigheid van ziekten en aandoeningen gemeten?

A

op basis van het voorkomen van ziekten en aandoeningen, uitgedrukt als ‘incidentie’ en ‘prevalentie’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke maten vallen onder functioneren en kwaliteit van leven?

A
  • De ervaren gezondheid,
  • Het vóórkomen van lichamelijke beperkingen
  • Handicaps
  • Psychisch (on)welbevinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden gegevens over functioneren en kwaliteit van leven evrzameld?

A

gezondheidsenquêtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn maten voor sterfte in een populatie?

A
  • aantal sterfgevallen in een populatie
  • levensverwachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn samengestelde volksgezondheidsmaten?

A

maten waarin informatie over sterfte, ziekte en vermindering van ‘kwaliteit van leven’ als gevolg van ziekte wordt gecombineerd om de gezondheidstoestand van de bevolking te beschrijven in een enkel getal of een beperkt aantal getallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gezonde levensverwachting?

A

het aantal levensjaren dat mensen zouden mogen verwachten in goede gezondheid door te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de DALY?

A

disability adjusted life-year; som van het aantal jaren verloren door ziekte (‘het aantal verloren gezonde levensjaren’: years lived with disability [YLD]) en het aantal jaren verloren door sterfte (‘verloren levensjaren’; years of life lost [YLL]).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf een overlevingstafel (zie pagina 7 ZO.2)

A

Gedaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de sterftequotiënt?

A

leeftijdsspecifiek sterftecijfer, uitgedrukt als sterftekans in het leeftijdsinterval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je het aantal overledenen in een leeftijdsinterval?

A

leeftijdsspecifiek sterftecijfer × aantal in leven zijnde personen in het leeftijdsinterval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de algemene berekening van het aantal geleefde jaren in een leeftijdsinterval?

A

(duur interval) x (aantal personen aan het begin + aantal personen aan het eind) / 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent de levensverwachting bij geboorte in een bepaald jaar?

A

Dit betekent dat wanneer iemand geboren in dat jaar diens hele leven blootgesteld zou worden aan de leeftijdsspecifieke sterftekansen uit dat jaar, dit persoon gemiddeld x jaar oud zal worden.

Wanneer de sterftekansen in de loop der tijd dalen (of stijgen), zullen dergelijke uitspraken overigens een onderschatting (of overschatting) van de werkelijke levensduur van dit ‘geboortecohort’ geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan het dat de levensverwachting bij de geboorte 79,14 jaar is, terwijl 80-jarigen nog een levensverwachting van 7,95 jaar hebben?

A

De 80-jarigen hebben blootgestaan aan de sterfterisico’s op jongere leeftijden, maar zijn niet gestorven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de gezonde levensverwachting?

A

een maat voor de volksgezondheid in een bepaald jaar; het schat het aantal gezonde, resterende levensjaren dat een man of vrouw van een bepaalde leeftijd gemiddeld nog voor de boeg heeft, onder de aanname dat de omstandigheden in de toekomst blijven zoals in dat jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke drie hoofdcategorieën zijn de oorzaken van mortaliteit en morbiditeit gerangschikt in de GBD study?

A
  1. Communicable diseases, maternal and perinatal conditions and nutritional deficiencies
  2. Noncommunicable conditions
  3. Injuries
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 5 belangrijkste oorzaken voor sterfte in 2015 wereldwijd?

A

1: Cardiovascular diseases
2: Malignant neoplasms
3: Infectious and parasitic diseases
4: Respiratory diseases
5: Unintentional injuries

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 5 belangrijkste oorzaken van DALYs in 2015 wereldwijd?

A

1: infectious and parasitic diseases
2: cardiovascular diseases
3: respiratory infections
4: malignant neoplasms
5: nutritional deficiencies
6: unintentional injuries

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke categorieën dragen volgens de GBD-study het meest bij aan zowel sterfte als aan DALYs?

A
  • Malignant neoplasms
  • Cardiovascular diseases
  • Infectious and parasitic diseases
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke categorieën dragen volgens de GBD-studie relatief meer bij aan DALY?

A

Mental and substance use disorders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke categorieën in de GBD-studie dragen relatief meer bij aan sterfte?

A

neonatal (sterfte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waardoor worden verschillen in DALYs wereldwijd voornamelijk door bepaald (YLL of YLD)?

A

Met name grote verschillen in YLL (verloren levensjaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke van drie hoofdcategorieën oorzaken van mortaliteit en morbiditeit in de GBD studie verschillen in aantal DALYs het meest tussen verschillende gebieden wereldwijd?

A

1: communicable, maternal, perinatal and nutritional conditions

verschillen voor injuries zijn veel kleiner (groep 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voor welk doel is een verdeling van landen op basis van inkomensniveau beter dan een geografische verdeling?

A

Ontwikkelingsniveau (inkomsten per hoofd van de bevolking) zeggen meer over de verklaring van de gezondheidssituatie van een land dan geografische ligging alleen. In feite geeft de indeling naar ontwikkelingsniveau een indicatie voor het stadium van de epidemiologische transitie waarin een bevolking zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe kunnen de volksgezondheidsbeleidsmakers in een land het best op anticiperen (welke veranderingen moet hun gezondheidszorgsysteem aan kunnen) op een transitie van 'lower income' naar 'upper middle income'?
De totale ziektelast gaat dalen. Eerder is al gebleken dat vooral de verloren levensjaren als gevolg van sterfte dalen en niet de disability. De levensverwachting zal gaan stijgen: de mensen gaan minder dood, dus worden ze ouder. De overheid zou dus kunnen zorgen voor pensioenvoorzieningen. Ouderdom komt daarnaast met gebreken. Over het algemeen is het wenselijk in ouderdomsvoorzieningen te investeren.
26
Welke gegevens zijn nodig voor het berekenen van de PAF?
- de blootstelling aan een determinant - de effecten van deze blootstelling uitgedrukt in relatief risico (RR)
27
Met welke formule kan de PAF berekend worden?
PAF = p * (RR-1) / [p * (RR-1)]+1 p = proportie risicofactor X (determinant X) RR = relatieve risico op ziekte Y veroorzaakt door de risicofactor X (determinant X)
28
Wat is het selectiemechanisme?
personen met gezondheidsproblemen hebben een kleinere kans om toe te treden tot de arbeidsmarkt of aan het werk te blijven; Voor het krijgen én behouden van betaalde arbeid is een goede gezondheid net zo belangrijk als een goede opleiding.
29
Wat is het causatiemechanisme?
Het verliezen van betaalde arbeid heeft negatieve consequenties voor de gezondheid. Er is hierbij sprake van zowel directe effecten (bijvoorbeeld een toename van depressieve klachten onder werklozen) als van indirecte effecten (bijvoorbeeld meer roken en een verhoogd alcoholgebruik onder werklozen).
30
Wat is de attributieve fractie?
het deel van de personen met sterfte aan ziekte X onder de groep met een bepaalde blootstelling, dat is toe te wijzen aan die bepaalde blootstelling
31
Hoe bereken je de attributieve fractie?
(R1-R0)/R1
32
Wat is de definitie van een epidemie?
het optreden van ziektegevallen of andere gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen in een gemeenschap of regio in een duidelijk hogere frequentie dan verwacht
33
Wat is een casusdefinitie?
Een casusdefinitie specificeert persoon, plaats en tijd. Hoe nauwer de criteria, hoe minder cases je identificeert, maar hoe vaker dit wel echte cases zijn. Ruimere criteria leiden onvermijdelijk tot inclusie van cases waarvan achteraf zal blijken dat ze iets anders hadden.
34
Wat is de ICF?
International Classification of Functioning, Disability and Health; het biedt een gestandaardiseerd begrippenkader voor het beschrijven van het functioneren en de problemen die mensen daarin kunnen ondervinden
35
Wat zijn de doelen van de ICF?
- te voorzien in een wetenschappelijke basis voor het begrijpen van de gezondheid en aan de gezondheid gerelateerde toestanden, uitkomsten en determinanten - te voorzien in een gemeenschappelijke taal om de communicatie tussen verschillende gebruikers te verbeteren - vergelijkbaarheid mogelijk te maken van gegevens uit verschillende landen, gezondheidszorgsystemen, diensten en over de tijd - te voorzien in een systematisch codestelsel voor gezondheidsinformatiesystemen
36
Hoe verbetert ICF de intersectorale communicatie en coördinatie van dienste, systemen en beleid?
Het identificeert overlappende verantwoordelijkheden, inefficiënties en ongelijkheden in diensten, systemen en beleid. Het verduidelijkt mogelijkheden voor het delen of combineren van middelen/bronnen. Het draagt bij aan transparantie en standaardisatie van informatie. hierdoor wordt hulp efficiënter en persoonsgerichter
37
Hoe maakt de ICF gegevensvergelijking van registraties, onderzoeksresultaten en statistieken over functioneren en functioneringsproblemen mogelijk?
Door in neutrale taal beschreven gezondheids- en gezondheidsgerelateerde domeinen aan te bieden, zodat het toepasbaar is in verschillende landen, gezondheidszorgsystemen, diensten en tijden.
38
Waarom is het coderen van gegevens over functioneren belangrijk?
om: - informatie op een systematische manier te vereenvoudigen - informatie sneller te verwerken - gegevens in verschillende talen en uit verschillende landen te vergelijken - te zorgen voor compatibiliteit met andere gezondheidsinformatiesystemen
39
Voor welke doeleinden is de ICF bruikbaar?
- statistiek - klinische praktijk - sociale voorzieningen - verzekering - arbeid - onderwijs - economie - belangenbehartiging - sociaal beleid - ontwikkeling van generieke wetgeving - verandering van omgeving - monitoring CRPD implementatie
40
Hoe heeft de ICF nut in de klinische praktijk?
- vormgeven van verslagleggingsformulieren voor het rapporteren van functioneren van de patiënt - coördineren van taken en verantwoordelijkheden tussen gezondheidswerkers - in het revalidatieproces van beoordeling tot het stellen van doelen en plannen en evalueren van interventies
41
Wat is een casemix-ssyteem?
een casemix-systeem klasseert patiënten op klinische en administratieve gegevens in groepen, op basis van vergelijkbare kenmerken, zoals leeftijd, geslacht, gezondheidsstatus, gebruik van middelen. Hiermee kunnen geleverde diensten worden gepland, gefinancierd, gecontroleerd en beheerd
42
Wat is een stoornis?
afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen
43
Wat is een activiteitenbeperking?
moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten
44
Wat zijn participatierestricties?
problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven
45
Wat is het medische model (binnen ICF-biopsychosociale model)?
Het medische model beschouwt functioneringsproblemen als een kenmerk van de persoon, direct veroorzaakt door ziekte, trauma of andere gezondheidstoestand, waarvoor medische zorg nodig is in de vorm van individuele behandeling door professionals.
46
Wat is het sociale model (binnen ICF-biopsychosociale model)?
Het sociale model van functioneringsproblemen beschouwt functioneringsproblemen “als een sociaal gecreëerd probleem en helemaal geen attribuut van een persoon.” Op het sociale model vereist handicap een politiek antwoord.
47
Wat is het ICF-biopsychosociale model van functioneren en functioneringsproblemen?
* Geeft een samenhangend beeld van verschillende perspectieven van gezondheid: biologisch, individueel, en sociaal * Heeft het begrip functioneringsproblemen verplaatst van alleen een gevolg van ziekte te zijn, naar een erkenning van de interactie tussen gezondheid en functioneren en milieu- en persoonlijke factoren.
48
Functioneren en functioneringsproblemen zijn overkoepelende termen die (A) omvatten en ze zijn het resultaat van de (B)
A: lichaamsfuncties, lichaamsstructuren, activiteiten en participatie B: interactie tussen de gezondheidstoestand van de persoon en tussen persoonlijke en externe factoren
49
Uit welke componenten bestaat het ICF biopsychosociale model?
aandoeningen, ziekte functies activiteiten participatie externe factoren persoonlijke factoren
50
Lees het volgende over de ICF
- De ICF is een universeel model en is van toepassing op alle mensen, ongeacht hun cultuur, gezondheidstoestand, geslacht of leeftijd. - De ICF wordt niet gebruikt om functioneringsproblemen een kenmerk te laten zijn om een groep te identificeren. De ICF beschrijft alle domeinen van functioneren en functioneringsproblemen die voor iedereen gelden. - De ICF houdt rekening met een neutraal etiologisch perspectief van een handicap, d.w.z. dat de mate van functioneren niet afhankelijk is van de oorzaak van de gezondheidstoestand. - De definitie van ICF-categorieën werd geconstrueerd en gedefinieerd met neutrale taal zonder onnodige negatieve connotatie. Ze geven neutrale aspecten van gezondheid en gezondheid gerelateerde toestanden aan onder de overkoepelende termijn van functioneren.
51
Lees het volgende
1. Functioneringsproblemen is een overkoepelende term voor lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie 2. Functioneringsproblemen zijn het resultaat van de interactie tussen de gezondheidstoestand van een persoon en zowel persoonlijke als omgevingsfactoren. 3. Het biopsychosociale model van de ICF is een multidimensionaal en interactief model met dynamische interacties tussen de componenten. 4. Het ICF is van toepassing op alle mensen ongeacht cultuur, gezondheidstoestand, geslacht of leeftijd, en houdt een neutraal etiologisch perspectief van functioneren en functioneringsproblemen in. 5. De ICF-categorieën zijn uitgedrukt in neutrale termen. 6. De ICF behandelt het functioneren en de functioneringsproblemen op een continuüm tussen optimaal functioneren en volledig niet functioneren, eerder dan vanuit een dichotoom gezichtspunt.
52
Wat is een gezondheidstoestand? (ICF)
een verzamelnaam voor ziekte, aandoening, letsel/trauma
53
Wat zijn lichaamsfuncties? (ICF)
fysiologische functies van lichaamssystemen, inclusief psychologische functies
54
Wat zijn lichaamsstructuren? (ICF)
anatomische delen van het lichaam, zoals organen, ledematen en hun componenten
55
Wat zijn stoornissen? (ICF)
problemen in lichaamsfuncties of structuren, zoals een significante afwijking of verlies
56
Wat is activiteit? (ICF)
de uitvoering van een taak of actie door een persoon
57
Wat is participatie? (ICF)
iemands deelname aan het maatschappelijke leven
58
Wat zijn beperkingen? (ICF)
moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten
59
Wat zijn participatieproblemen? (ICF)
problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven
60
Wat zijn externe factoren? (ICF)
de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven
61
Wat zijn persoonlijke factoren? (ICF)
de specifieke achtergrond van iemands leven, en omvatten kenmerken van het individu die geen deel uitmaken van een gezondheidstoestand of gezondheidsstatus. Deze factoren kunnen omvatten geslacht, afkomst, leeftijd, andere aandoeningen, lichamelijke conditie, levensstijl, levensgewoonten, copingstijlen, sociale achtergrond, opleiding, beroep, ervaringen uit het heden en verleden
62
Bekijk de ICF checklist
Gedaan?
63
* Wat kan het toepassen van het ICF-model aan nieuwe inzichten toevoegen aan een diagnose volgens het gebruikelijke medische model? * Wat voor gevolgen zou dit kunnen hebben voor respectievelijk de behandeling van een individuele patiënt en het volksgezondheidsbeleid?
Het ICF-model voegt in elk geval het niveau van de ‘participatieproblemen’ toe. Het gaat er hierbij om in hoeverre een patiënt met zijn/haar beperkingen nog kan deelnemen aan diverse sociale activiteiten. Juist op dit niveau is de interactie tussen de patiënt met zijn/haar ziekte en diens omgeving van heel groot belang. De ICF voegt daarom ook een inventarisatie van ‘omgevingsfactoren’ toe. De informatie, die de ICF oplevert, kan een goed inzicht geven in de behoefte aan ‘care’ van een patiënt. Dit is belangrijke informatie in het kader van elk individueel behandelingsplan. Op populatieniveau kan de ICF helpen bij het verkrijgen van informatie over de omvang van een volksgezondheidsprobleem (onder andere via de DALY-methode) of over de behoefte aan gehandicaptenvoorzieningen. Ook kan de ICF informatie verschaffen, die van belang is voor een adequate inrichting van het gezondheidszorgstelsel of het stelsel van sociale zekerheid.