1-50 Flashcards
(50 cards)
1
Q
missen
A
manquer
2
Q
het bestek
A
les couverts
3
Q
de email
A
le courriel
4
Q
gerelateerd
A
connexe
5
Q
de aanvang
A
le commencement
6
Q
geen
A
aucun
7
Q
de off-piste
A
le horspiste
8
Q
bevatten
A
contenir
9
Q
afkomstig uit
A
provenant
10
Q
de waarde
A
la valeur
11
Q
loslaten, vrijlaten
A
relâcher
12
Q
verwelkomen
A
accueillir
13
Q
vinden
A
rechercher
14
Q
wissen
A
effacer
15
Q
uitvoeren
A
effectuer
16
Q
het pad
A
le sentier
17
Q
de poedersneeuw
A
la neige poudresse
18
Q
buitenaf
A
du hors
19
Q
de hobbels (mogels)
A
les bosses
20
Q
de tree run
A
le sous-bois
21
Q
de bocht
A
le virage
22
Q
opnieuw
A
encore
23
Q
proberen
A
essayer
24
Q
de behoefte
A
le besoin
25
de verandering
le changement
26
de handeling
l'act
27
volgen
suivre
28
zo een
tel
29
even
même
30
toevoegen
ajouter
31
épeler
x épeler
32
plaatsen
mettre
33
willen
vouloir
34
elke
chaque
35
hoe
comment
36
als
si
37
wie, welke
qui
38
andere
autre
39
de doos
la boîte
40
buiten
dehors
41
in
dans
42
Van
de
43
Sommige
certains
44
door
par
45
naar, bij
à
46
met
avec
47
op
sur
48
voor
pour
49
dat
que
50
als
comme
