1 - Aandoeningen van de slokdarm Flashcards

1
Q

Wat is fysiologische reflux?

A

Reflux waarbij de duur van blootstelling van de slokdarm aan zuur niet meer dan 4% per 24u bedraagt. Dit gebeurt zo’n 20 keer per dag. Het zuur wordt geneutraliseerd door het aanwezige speeksel en wordt geklaard via secundaire peristaltiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee symptomen zijn voldoende voor de diagnose van GERD?

A

Pyrosis (zuurbranden) en zure regurgitatie (terugkeren van maaginhoud in de keelholte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de plaats van dysfagie en odynofagie bij GERD?

A

Ze kunnen passen bij dit ziektebeeld maar moeten eerst endoscopisch onderzocht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Juist of fout?

Een hiatus hernia zal bij iedereen leiden tot klachten van reflux.

A

Fout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn bevorderende factoren voor reflux?

A

Obesitas en zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef drie mogelijke oorzaken voor reflux.

A

Een hiatus hernia, transiënte LES-relaxaties en een verstoorde slokdarmperistaltiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Juist of fout?

Een verstoorde slokdarmperistaltiek is een veel voorkomende oorzaak van reflux.

A

Fout, het is zeldzaam. Het komt vooral voor bij patiënten met sclerodermie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Juist of fout?

De ernst van de slokdarmbeschadiging door reflux die te zien is op endoscopie correleert met ernst van de symptomen van reflux.

A

Fout, dat is niet zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn indicaties voor endoscopie in het kader van GERD?

A
  • Typische GOR-symptomen bij een patiënt > 50 jaar die nog nooit een endoscopie onderging
  • Indien alarmsymptomen: vermagering, dysfagie, odynofagie, gastro-intestinale bloeding en anemie
  • Jongere personen die goed antwoorden op acute behandeling maar bij wie een chronische behandeling zal nodig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt een 24-uurs pH-metrie / impedantiemeting gedaan voor GERD?

A

Bij patiënten met atypische symptomen of patiënten die niet reageren op de klassieke behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef maatregelen omtrent hygiëne en dieet die kunnen helpen bij GERD.

A
  • Alcohol, koffie, chocolade, munt, tabak en vet mijden
  • Vetrijke en overvloedige maaltijden, vooral ‘s avonds, vermijden
  • Vermagering is sterk aanbevolen
  • Geen spannende kledij, niet vooroverbuigen, hoofdsteun bed verhogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor welke patiënten met GERD zijn antacida geschikt?

A

Aangezien hun effect kortstondig is, is het enkel geschikt voor patiënten met sporadische en milde klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zijn PPI’s de 1e keuze behandeling voor GERD?

A

Omdat hun effect snel, krachtig en langdurig standhoudt (24u).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan chronische GERD leiden tot slokdarmstricturen? Wat zijn de symptomen hiervan?

A

Er gaan zich circulaire ulceraties beginnen vormen. Die geven op zich ook al een vernauwing, maar wanneer ze genezen ontstaan er fibrotische banden die de slokdarm gaan vernauwen.
Het voornaamste symptoom hiervan is dysfagie, eerst voor vaste voeding maar later ook voor vloeistoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij een Barrett oesophagus?

A

Door chronische GERD zal het plaveiselepitheel in de slokdarm zich omvormen naar cilindrisch epitheel. Dit noemt men intestinale metaplasie en het is irreversibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij hoeveel van de personen met GERD komt een Barrett oesophagus voor?

A

5-10%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het risico op ontaarding van een Barrett oesophagus? Wat zijn extra risicofactoren?

A

0.12%.
Extra risicofactoren zijn mannelijk geslacht, obesitas, roken en alcoholgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het beleid bij een caustische oesofagitis door zuren of basen?

A

Er moet een endoscopie gebeuren tussen 24u en 48u na de inname (niet vroeger, niet later). Eventueel wordt er een slokdarmverwijdering gedaan. Je mag de patiënt absoluut niet laten braken!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke medicatie kan een caustische oesophagitis veroorzaken?

A

NSAIDs, tetracycline, osteoporose-middelen en calciumpreparaten.

20
Q

Hoe krijgen patiënten een virale oesophagitis?

A

Meestal door herpes simplex of cytomegalovirus. Een virale oesofagitis is echter altijd een gevolg van een immuundepressie dus de oorzaak hiervan moet uitgezocht worden.

21
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van een mycotische oesophagitis?

A

Gebruik van antibiotica en orale corticosteroïden.

22
Q

Wat is impactie?

A

Een volledige stop in de slokdarm waardoor patiënt niet meer verder kan eten en vaak ook speeksel niet meer kan doorslikken.

23
Q

Juist of fout?

Bij een organische dysfagie treden de symptomen simultaan voor vaste én vloeibare voeding op.

A

Fout, eerst voor vaste en bij verdere evolutie voor vloeistoffen.

24
Q

Treden de symptomen bij een functionele dysfagie bij vaste of bij vloeibare stoffen op?

A

Simultaan bij beide.

25
Q

Wat is achalasie?

A

Een motiliteitsstoornis van de slokdarm, gekenmerkt door een verlies aan peristaltiek en inefficiënte relaxatie van de LES.

26
Q

Wat is de pathogenese van achalasie?

A

Er is een auto-immuunreactie met verschijnen van cytotoxische T-cellen die een ganglionitis veroorzaakt waardoor de motiliteit van de slokdarm en de relaxatie van de LES verstoord worden.

27
Q

Geef de symptomatologie van achalasie.

A

Er is een trage, progressieve dysfagie voor zowel vaste als vloeibare voeding
De patiënt begint ook aanpassingsgedrag te vertonen: vermijden van droge zaken, traag eten, veel drinken of saus gebruiken, rondlopen tijdens eten of uitrekken.

28
Q

Welk onderzoek is de gouden standaard voor de diagnose van achalasie?

A

Een hoge-resolutie manometrie.

29
Q

Wat is te zien op een bariumonderzoek bij achalasie?

A

Een verbrede, atone slokdarm en een filiforme vernauwing t.h.v. de cardia (‘muizenstaart’ of bird’s beak’).

30
Q

Juist of fout?

De behandeling voor achalasie is palliatief.

A

Juist.

31
Q

Hoelang is het effect van botoxinjecties waarneembaar bij achalasie?

A

6 maanden.

32
Q

Wat is een indicatie voor botoxinjecties bij achalasie?

A

Hoogbejaarden en comorbiditeiten.

33
Q

Juist of fout?

Botoxinjecties in de LES voor achalasie houden weinig risico in.

A

Juist.

34
Q

Wat is een pneumatische ballondilatatie? Bespreek de effectiviteit.

A

Hierbij wordt de LES met een ballon open gerokken. Hiermee krijgt men een symptoomcontrole van 80% die ongeveer 2-3 jaar aanhoudt.

35
Q

Wat is POEM? Bespreek de effectiviteit en de nadelen ervan.

A

Perorale endoscopische myotomie. De LES wordt hierbij chirurgisch open gespleten. De langetermijnresultaten zijn gunstig, met een symptoomcontrole van 90% dat 10 jaar of langer aanhoudt.
Een nadeel ervan is dat er een reële kans is op reflux, waardoor patiënten PPI’s krijgen.

36
Q

Geeft achalasie een verhoogd risico op het ontwikkelen van een slokdarmcarcinoom?

A

Ja.

37
Q

Bij welk geslacht, leeftijd en ras komt eosinofiele oesophagitis meer voor?

A

Blanke mannen in de leeftijdsklasse van 30-50 jaar.

38
Q

Welke symptomen ondervinden zuigelingen en kleine kinderen van eosinofiele oesophagitis?

A

Braken, weigeren van voedsel, buikpijn en groeiachterstand.

39
Q

Welke symptomen ondervinden oudere kinderen en volwassenen van eosinofiele oesophagitis?

A

Voornamelijk dysfagie. Vaak wordt de diagnose gesteld na een acute impactie.

40
Q

Hoe lang is de diagnostische delay bij eosinofiele oesophagitis?

A

5 jaar.

41
Q

Hoe wordt eosinofiele oesophagitis gediagnosticeerd?

A

Via endoscopie met histologie.

42
Q

Wat is de plaats van allergietesten (IgE-bepaling, huidpriktest,…) bij eosinofiele oesophagitis?

A

Ze hebben hier geen plaats.

43
Q

Bespreek de behandelopties van eosinofiele oesophagitis.

A

De eerste keuze is een PPI. Hiermee is er een goede symptoomcontrole in de helft van de patiënten.
Naast de PPI’s zijn er nog twee opties mogelijk. De eerste is een dieet waarbij allergenen vermeden worden (tarwe, eieren, soja, note, vis en schaaldieren). Dit moet echter besproken worden met een diëtist. De tweede optie is het gebruik van lokale corticoïden.

44
Q

Wat is de voornaamste complicatie van eosinofiele oesophagitis?

A

Slokdarmstricturen.

45
Q

Is eosinofiele oesophagitis een premaligne stadium?

A

Nee.