11 - Aandoeningen van de pancreas Flashcards

1
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van acute (boven)buikpijn met een verhoogd amylase in serum?

A
  • Acute pancreatitis of opstoot van chronische pancreatitis
  • Pancreastrauma
  • GI perforatie, darminfarct, darmobstructie
  • Zware hepatitis, cholecystitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kies wat juist is:

Als je maar één test mag doen, bepaal je best het serum amylase / lipase bij het vermoeden van acute pancreatitis.

A

Lipase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Juist of fout?

Hyperamylasemie bij pancreatitis treedt later op dan hyperlipasemie.

A

Fout, de hyperlipasemie treedt later op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke testen kan je de exocriene pancreasfunctie evalueren? Bespreek.

A
  1. Vetdosage in faeces
    - Pas gevoelig vanaf 85% functieverlies
    - Kan ook gestegen zijn bij galzoutentekort, SIBO, coeliakie
  2. Bepalen faecaal elastase
    - Goede parameter
    - Vnl. gebruikt bij mucoviscidose
  3. Mengtriglyceriden ademtest
    - Kan ook bij coeliakie gestoord zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek de verschillende beeldvormingsmogelijkheden van de pancreas.

A
  • Echo: galstenen uitsluiten, pseudocysten diagnosticeren en opvolgen
  • CT: gouden standaard bij acute pancreatitis (contrast!)
  • MRI/MCRP: onmisbaar bij chronische pancreatitis
  • Echo-endoscopie: rol bij alle vormen van pancreaslijden
  • ERCP: enkel therapeutische rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de 2 soorten acute pancreatitis.

A
  • Acute interstitiele pancreatitis (> 80%): oedeem en congestie, goede prognose (mortaliteit < 10%)
  • Necrotiserende pancreatitis (< 20%): ernstig verloop en hoge mortaliteit (> 50%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke oorzaken zijn verantwoordelijk voor 80% van de gevallen van acute pancreatitis?

A

Alcohol en galstenen.

Andere zijn: iatrogeen, trauma, medicatie (azathioprine, corticoïden), tumor, hypertriglyceridemie, mucoviscidose, virale infectie (CMV, bof).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de diagnostiek van acute pancreatitis (symptomen, klinisch onderzoek, bijkomende testen).

A

Patiënt zal zich presenteren met acutebovenbuikpijn, die vaak hevig is en uitstraalt naar hypochondria. Vaak is er ook nausea of braken. In ernstige gevallen zal er ook veralgemeende inflammatie zijn met koorts, tachycardie, tachypnoe en hypotensie.
Het abdominaal onderzoek kan normaal zijn of er treedt peritoneale prikkeling op. Indien ernstig is er geen darmperistaltiek meer te horen.
Bijkomende onderzoeken bestaan uit de bepaling van amylase, lipase en CRP en een CT-scan bij vemoeden van een ernstige pancreatitis om de aanwezigheid en uitgebreidheid van necrose te bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Juist of fout?

De hoogte van de spiegels van amylase en lipase zijn NIET prognostisch voor het verloop van een acute pancreatitis.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de behandeling van een milde, acute pancreatitis.

A

De behandeling bestaat vooral uit vochttoediening en pijnbestrijding. Patiënten worden niet meer oraal gevoed en soms wordt een maagsonde geplaatst. Voeding wordt na enkele dagen herstart indien de pijn snel verdwijnt en de bleodwaarden verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de behandeling van een ernstige, acute pancreatitis.

A

Patiënten worden opgenomen op intensieve zorgen. Er worden voldoende IV vocht en elektrolyten toegediend en de patiënt krijgt parenterale nutritie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen de RANSON en APACHE score?

A

Beide zijn scores om de ernst en evolutie van een acute pancreatitis te bepalen. De RANSON score brengt enkel biochemische parameters in rekening, terwijl de APACHE score ook rekening houdt met leeftijd en chronische gezondheidsstatus. Verder wordt de RANSON score pas 48u na de opname op IZ bepaald, terwijl de APACHE score op elk moment kan bepaal worden. APACHE is moeilijker te bepalen maar heeft wel een grotere predictieve waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn indicaties tot chirurgisch ingrijpen bij een acute pancreatitis?

A
  • Verdachte kliniek voor perforaties, bloeding, ischemie
  • Geïnfecteerde pancreas necrose
  • Georganiseerde pancreasnecrose met niet gunstig evoluerend klinisch beeld
  • Cholecystectomie (direct in geval van milde pancreatitis, laattijdig in geval van ernstige acute pancreatitis)
  • Pseudocysten of fistels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van chronische pancreatitis?

A

Chronisch alcoholgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een patiënt met chronische pancreatitis zich presenteren?

A

Er zijn recidiverende opstoten van pijn met uitstraling naar de rug, vaak uitgelokt door een vetrijke maaltijd of alcohol. De pijn verbetert in voorovergebogen houding. Er is dan ook minder eetlust en anorexie met vermagering.
Soms is er icterus, wanneer er compressie is op de ductus choledochus.
Er kan exocriene PI ontstaat met o.a. steatorroe als gevolg. Later is er ook endocriene PI, met diabetes als gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is te zien op beeldvorming bij chronische pancreatitis?

A

Calcificaties, pseudocysten, gedilateerde ductus pancreaticus boven een vernauwd segment, intraductale steentjes etc.

17
Q

Bespreek de pathogenese van chronische pancreatitis als gevolg van alcohol.

A

Alcohol bevordert de intrapancreatische omzetting van trypsinogeen naar trypsine. Dit veroorzaakt proteïneprecipitaties. Deze neerslagen klitten samen en vormen eiwitplugs, die later gecalcificeerd worden. Zo ontstaan intraductale steentjes die de afvoerwegen obstrueren. Deze overdruk leidt tot schade.

18
Q

Wat is de rol van serum amylase en lipase bij de uitwerking van chronische pancreatitis?

A

Ze hebben hier minder diagnostische waarde. Ze worden vooral gebruikt bij opstoten.

19
Q

Hoe behandel je recidiverende, acute opstoten van pijn bij chronische pancreatitis?

A

Je geeft NSAID’s of zelfs opiaten tegen de pijn bij opstoten. Bij een dilatatie vn de ductus van Wirsung kan je de vernauwing proximaal ervan opheffen.

20
Q

Wat is je behandeling indien de patiënt omwille van chronische pancreatitis een exocriene pancreasinsufficiëntie ontwikkelt?

A

Je mag alleszins geen vetbeperkend dieet voorschrijven (gezien de patiënt al zal vermageren). Eventueel kan je pancreasenzymen voorschrijven bij de maaltijd om de vetvertering en -absorptie te verbeteren. Ze zijn wel enkel werkzaam in alkalisch milieu, waardoor een PPi geassociëerd moet worden.

21
Q

Wat zijn indicaties voor chirurgie bij chronische pancreatitis?

A
  • Pijn (constant, recidiverend, dagelijks, wekelijks)
  • Falen van pijnstillers en enzymsubstitutie
  • Complicaties omwille van fibrose
  • Carcinoom
22
Q

Wat is de beste timing voor chirurgie bij chronische pancreatitis?

A

Best wordt er chirurgie uitgevoerd binnen de 3 jaar na het optreden van de pijn. Er moet vooral opgetreden worden vooraleer er irreversibele zenuwschade opgelopen wordt.

23
Q

Welke benigne tumor van de pancreas zal nooit ontaarden en is dus geen indicatie tot resectie?

A

Het sereus cystadenoom.

24
Q

Geef de bestaande benigne tumoren van de pancreas en hun behandeling.

A
  • Solide pseudopapillaire neoplasie (SPN): meestal chirurgische resectie
  • Neuro-endocriene tumoren: conservatief of chirurgisch (afhankelijk van mitotische index)
  • Intraductale papillaire mucineuze neoplasie: heelkunde
  • Mucineus cystische neoplasie: heelkunde
  • Sereus cystadenoom: conservatief
  • Ampullair carcinoom: pancreaticoduodenectomie
25
Q

Wat zijn risicofactoren voor een maligne pancreastumor?

A

Diabetes, chronische pancreatitis, nicotineabusus (alcohol niet!), vetrijk dieet, veel rood vlees.

26
Q

Beschrijf de symptomatologie van een maligne pancreastumor.

A
  • Pijn: constant, toenemend over verloop van tijd
  • Vermagering (kan laat in proces optreden)
  • Silentieuze icterus (en jeuk) bij pancreaskoptumoren
  • Diabetes (kan abdominale symptomen maanden voorafgaan)
27
Q

Juist of fout?

In geval van icterus is de tumormerker CA 19-9 niet meer betrouwbaar.

A

Juist.

28
Q

Juist of fout?

Levertesten zullen obligaat gestoord zijn bij een pancreastumor.

A

Fout, dat is enkel zo als er biliaire obstructie optreedt.

29
Q

Wat is de 5-jaarsoverleving van een pancreascarcinoom?

A
  • Globaal: 1-3%
  • Potentieel curatief geopereerd: 30-40%
  • Kleine tumoren zonder lymfeklierinvasie; 50%
  • Tumoren van ampulla: 50-60%
30
Q

Bespreek de Whipple operatie.

A

Hierbij worden volgende zaken verwijderd: de pancreaskop, het duodenu, de galblaas, het distale deel van de choledochus en het antrum van de maag.

De reconstructie gebeurt op volgende manier:
- Verbinding pancreas met jejunum OF verbinding tussen maag en pancreas
- Biliaire anastomose en maag of pylorus anastomose

De operatie duurt een zestal uur, het ziekenhuisverblijf varieert tussen de 10 en de 14 dagen.

31
Q

Welke adjuvante behandeling wordt gegeven bij pancreastumoren?

A

Meestal chemotherapie. Het nut van radiotherapie is niet aangetoond. Bij lokaal recidief of bij minimale marges kan het wel gebruikt worden.

32
Q

Pancreastumoren van het corpus en de staart zijn zelden curatief te behandelen. Waarom?

A

Ze worden vaak laattijdig gediagnosticeerd omwille van afwezigheid van duidelijke symptomen.

33
Q

Wanneer wordt een distale pancreatectomie uitgevoerd?

A
  • Aanwezigheid tumoren van corpus en staart
  • Sommige cystische letsels
  • Symptomatische chronische pancreatitis
  • Persisterende pancreatische pseudocysten
34
Q

Juist of fout?

Een Whipple-operatie wordt het best via minimaal invasieve technieken uitgevoerd.

A

Fout, de leercurve is lang en het complicatierisico is hoog waardoor minimaal invasieve technieken vaak geen voordeel bieden.

35
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor pancreaschirurgie?

A

Metastasen, tumorinvasie of encasement van dearteria mesenterica superior en lymfatische metastasering op afstand.
Infiltratie van de v. porta of v. mesenterica superior is in principe geen contra-indicatie maar het verhoogt wel het peri-operatieve risico.

36
Q

Kan de milt gespaard worden bij distale pancreatectomie?

A

Ja, indien het benigne of premaligne letsels betreft. Bij een maligne letsel wordt de milt niet gespaard.