Hoofdstuk 10: Prestatie Flashcards

1
Q

coactie

A

Mensen werken harder wanneer mensen kijken maar er geen interactie is, zoals in de sportschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

drive theorie (Zajonc) (sociale facilitatie)

A

sociale facilitatie komt ook voor wanneer alle interactie tussen het individu en de observer geblokkeerd is, zoals bij het dragen van oordoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

evuluatie apprehension theorie (Cottrell)

A

stelt dat werken in het bijzijn van anderen ervoor zorgt dat je ebzorgd bent over hoe anderen jou evalueren, en dat daarom je prestatie bij simpele, bekende taken omhoog gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zelfpresentatie theorie (Goffman)

A

stelt dat sociale facilitatie komt doordat mensen een oede indruk willen maken als ze werken in het bijzijn van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

distraction-conflict theorie

A

Stelt dat als andere mensen aanwezig zijn, de aandacht wordt verdeeld over de taak en de anderen, hierdoor ontstaat een aandachtsconflict, die de motivatie doet stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mere-effort model (Harkins) heeft met cognitieve processen te maken

A

we kunnen de toename en afname in prestatie bij simpele complexe taken verklaren doordat we informatie op verschillende manieren verwerken. Als we denken dat we geëvalueerd worden, werken we harder, hierdoor concentreren we ons meer op ideeën en informatie die we binnen handbereik hebben. Relevante informatie bevordert de prestatie, irrelevante informatie inhibeert prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale oriëntatie theorie (sociale facilitatie)

A

stelt dat individuele verschillen in sociale oriêntatie voorspellen wie facilitatie vertoont in het bijzijn van anderen en wie niet. Individuen die een betere interpersoonlijke relatie hebben, hebben meer zelfvertrouwen dus presteren beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

EPM (electronic performance monitoring)

A

gebruiken van informatie technologie, zoals computer netwerken, om de prestatie van medewerkers te volgen, analyseren en er informatie over te rapporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ringelmann effect

A

neiging om minder productief te worden als je met anderen samenwerkt. verlies van efficient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

social loafing

A

mensen hebben het gevoel dat ze minder werk zelf hoeven te verrichten, als er ook andere mensen meewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorzaken social loafing ( 3 dingen, benoem ze!)

A
  • niet persoonlijk identificeerbaar

- free riding en sucker effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oplossingen social loafing

A
  • specifieke doelen opstellen
  • sociale compensatie
  • zorg ervoor dat iemand zich beter kan identificeren in een groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collectieve effort model (CEM) (Karau en Williams)

A

stelt dat productiviteitsverliezen in groepen komt door lage verwachtingen over het succesvol bereiken van het doel en de lage waarde die groepsdoelen hebben in de ogen van de groepsleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

formule van Steiner van (AP) werkelijke productiviteit

A

PP (potential productivity) - PL (Proces loss) proces verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem drie vormen van task demands die potentiële productiviteit bepalen:

A
  • Deelbaarheid (verdeelbare taken en unitaire taken)
  • kwantiteit vs kwaliteit (maximaliserende taken en optimaliserende taken
  • Onafhankelijkheid: manier waarop de bijdragen van de groepsleden gecombineerd kunnen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

additieve taken

A

een taak of een project dat een groep kan volbrengen door cumulatief de inputs van de groepsleden te combineren

17
Q

Compensatie taken

A

een taak of project kan worden volbracht door het combineren van de oplossingen en voorstellen van individuele leden.
Disjunctieve taken: 1 oplossing
intellectieve taken: kunnen objectief geevalueerd worden, bijvoorbeeld een rekensom
Veroordelende (judgemental) taken kunnen dat niet, omdat er geen duidelijke criteria zijn

18
Q

Disjunctieve taken (compensatie taak)

A

Een taak of project die wordt volbracht door één oplossing, beslissing of voorstel dat wordt aangenomen door de groep. Deze groepen presteren bijna nooit beter dan het beste lid

19
Q

Intellectieve taken (compensatie taak)

A

kunnen objectief geëvalueerd worden, bijvoorbeeld een rekensom

20
Q

Veroordelende taken (compensatie taak)

A

kunnen niet objectief geevalueerd worden, omdat er geen duidelijke criteria zijn

21
Q

Conjunctieve taken

A

een taak die alleen succesvol kan worden volbracht ald alle groepsleden bijdrage

22
Q

Köhler effect

A

prestatieverhoging in groepen die werken aan een conjunctieve taak die doorzetting vergt, maar wel weinig coördinatie. komt waarschijnlijk door de verhoogde inzet van de minder vaardige groepsleden

23
Q

Discretionaire taken

A

Relatief ongestructureerde taken die moeten worden volbracht door een combinatie van sociale procedures. dit productiviteitseffect is variabel, omdat prestatie afhangt van de combinatie regels die worden opgenomen in de groep

24
Q

Synergie

A

ontstaat wanneer het gecombineerde effect van 2 of meer aparte systemen groter is dan het effect van deze systemen als ze alleen werken. Dit komt door een resultaatverbeterend groepsproces

25
Q

piggy ideas

A

kwantiteit is meer aanwezig dan kwaliteit en pogingen die worden gebaseerd op eerdere ideeën

26
Q

productie blokkering

A

is een verlies van productiviteit dat ontstaat als mensen moeten luisteren naar andere groepsleden§

27
Q

sociale matching effect

A

neiging van individuen om hun eigen niveau van productiviteit te matchen aan de productiviteit van de groepslede

28
Q

illusie van groepsproductiviiteit

A

neiging van groepsleden om te geloven dat hun groep effectief presteert

29
Q

brainwriting

A

belangrijk bij brainstormen. mensen hun ideeën op papier laten zetten

30
Q

nominale groepstechniek Ialternatief voor brainstormen)

A

alternatief voor brainstormen, is een groepsperformance methode qaarbij facte 2 face sessies pas na een nominale groepsfase komen, waarbij individuen alleen werken om ideeën te bedenken. De face 2 face is een rank en stemmingsprocedure. Mensen geven hun ideeën door en vervolgens wordt er gestemd. Daarna is er tijd voor een discussie

31
Q

Delphi techniek

A

alternatief voor brainstormen, waarbij groepsperformance centraal staat. Niet op groepsniveau gebaseerd, omdat er niet altijd gediscussieerd wordt. De mening van mensen wordt gevraagd door vragenlijsten en een survey, ipv face 2 face