1.1 Personalia - Basis Flashcards by wrongplanet 67

Q

le nom

A

de naam

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

le nom de famille

A

de familienaam

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

le prénom

A

de voornaam

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

s’appeler

A

heten

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Comment t’appelles-tu?
Comment tu t’appelles?

A

Hoe heet je?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

le monsieur, messieurs
M., MM.

A

de meneer

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

la madame, mesdames
Mme, Mmes

A

de mevrouw

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

la mademoiselle, mesdemoiselles
Mlle, Mlles

A

de juffrouw

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

habiter qc/à

A

iets bewonen, wonen in

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

J’habite une maison neuve

A

Ik woon in een nieuw huis.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

J’habite à Paris

A

Ik woon in Parijs.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

une adresse

A

een adres (het)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

le domicile (fam)

A

de woonplaats

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

sans domicile fixe

A

zonder vaste woonplaats

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

les coordonées (F.)

A

het adres en het telefoonnummer

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Donne-moi les coordonnées de Paul.

A

Geef mij Pauls adres en telefoonnummer.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

la rue

A

de straat

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

26, rue du Labrador

A

Rue du Labrador 26

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

la route

A

de weg

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

une avenue

A

een laan (de)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

le boulevard

Study These Flashcards

A

de laan, de ringweg

Q

la place

Study These Flashcards

A

het plein

Q

le numéro

Study These Flashcards

A

het nummer

Q

C’est au numéro 6 de la rue Rambouteau.

Study These Flashcards

A

Het is op nummer 6 van de Rue Rambouteau.

J'ai rencontré Martine dans *la rue*.

Ik ben Martine op straat (in de stad) tegengekomen.

Attention, il y a du verglas sur *la route*.

Let op, het is glad op de weg.

la situation de famille

de gezinsomstandigheden

le mari

de echtgenoot, de man

la femme

de echtgenote, de vrouw

*se marier (avec qn)*

(met iemand) trouwen

marié, mariée

getrouwd

le mariage

het huwelijk

Elle *s'est mariée* à l'église.

Ze is in de kerk getrouwd.

Elle *s'est mariée avec* mon frère.

Ze is met mijn broer getrouwd.

*marier qn avec/à qn*

iemand aan iemand uithuwelijken

Ils *ont marié leur fille au fils / avec le fils d'un gros industriel*.

Ze hebben hun dochter uitgehuwelijkt aan de zoon van een grootindustrieel.

*épouser qn*

iemand huwen

Céline *a épousé son chef*.

Céline is met haar leidinggevende getrouwd.

le sexe

het geslacht

masculin, masculine

mannelijk

féminin, féminine

vrouwelijk

un âge

een leeftijd (de)

J'ai dix-huit ans. *Quel âge as-tu?*

Ik ben achttien. Hoe oud ben jij?

âgé, âgée

oud

Elle est âgée de 24 ans.

Ze is 24 (jaar oud).

un an

een jaar (het)

une année

het jaar (het)

adulte

volwassen

un/une *adulte*

een volwassene (de)

un/une enfant

het kind (de)