Orga begrippen week 1 Flashcards

1
Q

Heuristics

A

Strategieen die de keuzes en het gedrag van mensen sturen,
Voordeel: onschatbare leidraad
Nadeel: gevaar van vooringenomenheid neemt toe (vooroordelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hogere orde concepten

A

Ontwikkeld door extra herhalingen van abstractie processen, elke herhaling hoger niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fenomeen van belang

A

Onderwerp en focus van een theorie en wat de theoreticus wil verklaren, begrijpen of waarderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Theoretiseren

A

Proces van het voorstellen van ideeën over hoe concepten zich verhouden tot een interessant fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Theoretisch perspectief

A

Groep theoretici binnen een vakgebied werken, zelfde gedachtegang beetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paradigma

A

Wereldbeeld dat stevig geworteld s in de geesten en acties van mensen, in mate dat zij geen alternatieven overwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moderne perspectief

A

Theorieën voor causale verklaringen onderzoeken, geïnteresseerd in de antecedenten/gevolgen van het fenomeen van belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symbolische perspectief

A

Richten zich op interpretaties en de interpretatieve processen omdat deze verbonden zijn met symbolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Triangulatie

A

Het gebruik van meerdere verschillende bronnen om bevindingen te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Postmoderne perspectief

A

Focus ligt op het modernistische management en de theorievorming in de praktijk, losgemaakt van organisaties richten zich op degenen die invloed hebben op organisatorische fenomenen (intenties en motivaties).
Beweren dat werknemers gevangen zitten in een systeem dat hen misleidt en uitbuit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontologie

A

Houdt zich bezig met de aannames over het bestaan en definities van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epistemologie

A

Onderzoekt wat kennis is en hoe kennis wordt gevormd. Belangrijk omdat theoretici epistemologische aannames maken wanneer zij concepten of theorieën bedenken of uitwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Objectieve ontologie

A

Gaat ervan uit dat er een onwrikbare realiteit bestaat en die onafhankelijk is van onze perceptie.
Omarmt door modernisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Positieve epistemologie

A

Ziet kennis zoals die gegenereerd wordt door de wetenschappelijke methode; het ontwikkelen en testen van hypothesen die afgeleid zijn van theorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly