OTD belangrijkste begrippen

Question 1

Modernisten

Answer 1

gaan ervan uit dat er duidelijk vastgesteld kan worden bij welke omgeving welke structuur het beste past. Ook hoort de contingency theorie bij dit paradigma

Question 2

Symbolisch-interpretatieve benadering

Answer 2

gaat over de manier waarop mensen betekenis geven aan alles in hun omgeving. In dit paradigma spelen interpretaties een belangrijke rol. Alles waar men betekenis aan geeft zijn sociale constructies. Gaan er dus vanuit dat mensen verschillende betekenissen hechten aan de werkelijkheid.

Question 3

Contingency approach

Answer 3

de structuur van een organisatie is afhankelijk van de druk vanuit de omgeving. Er moet een fit zijn tussen de organisatie en haar omgeving.

Question 4

Lawrence & Lorsche waarom verschilt de organisatiestructuur?

Answer 4

Doelgerichtheid, tijdsoriëntatie, type taak en differentiatie & integratie

Question 5

Begrensde rationaliteit Herbert Simon

Answer 5

perfecte, rationele beslissingen zijn niet mogelijk vanwege cognitieve beperkingen

Question 6

Besluitvorming onder bounded rationality

Answer 6

bevredigend, zoeken en het volgen van regels

Question 7

Geprogrammeerde coördinatie

Answer 7

• Afstemming op basis van regels en regulatie die van tevoren afgesproken zijn.
• Afstemming d.m.v. planningsmethoden.
• Afstemming op basis van doelen en/of financiële targets

Question 8

Individuele coördinatie

Answer 8

• Persoonsgebonden (BV projectleider).

- Procedurele hiërarchische afstemming.

Question 9

Informele coördinatie/wederzijdse aanpassing

Answer 9

• Wederzijdse afstemming direct van persoon tot persoon.

- Spontane afstemming tussen individuen.

Question 10

Integratie

Answer 10

Proces van coördineren van taken, functies en mensen om zo een eenheid van inspanning (unity of effort) te bereiken.

Question 11

Red-tape

Answer 11

Te veel gebruikmaken van een bureaucratie, ook wel verbureaucratisering.

Question 12

Technologie

Answer 12

De informatie, apparatuur, technieken en processen die nodig zijn om inputs om te zetten in outputs.

Question 13

Taak variabiliteit

Answer 13

Het aantal uitzonderingen op standaardprocedures bij het toepassen van een bepaalde technologie. Hoge complexiteit, variabiliteit van de taken groter.

Question 14

Taak analyseerbaarheid

Answer 14

De mate waarin er methoden zijn om met uitzonderingen om te gaan wanneer deze zich voordoen. Deze dimensie houdt verband met centralisatie, omdat analytische taken gedecentraliseerde autoriteitsstructuren vergemakkelijken.

Question 15

Routine technologiën

Answer 15

Lage taak variabiliteit en hoge taak analyseerbaarheid. G

Geprogrammeerde coördinatie.

Question 16

Ambachtelijke technologieën

Answer 16

Lage taak variabiliteit en lage taak analyseerbaarheid.

Informele coördinatie.

Question 17

Engineering technologieën

Answer 17

Hoge taak variabiliteit en hoge taak analyseerbaarheid.

Geprogrammeerde coördinatie.

Question 18

Niet-routine technologieën

Answer 18

Hoge taak variabiliteit en lage taak analyseerbaarheid.

Informele coördinatie.

Question 19

Holarchie/holacracy

Answer 19

Bevat cirkels, deze cirkels zijn groepen mensen die aan dezelfde opdracht werken zonder veel regels maar met dezelfde doelen: alle deelnemers zijn gelijk. Rollen worden gebaseerd op hun verantwoordelijkheid en middelen. Meer gefocust op ‘wat’ i.p.v. ‘voor wie’ ze verantwoordelijk zijn.

Question 20

Dubbele koppeling

Answer 20

er is een leider die verbonden is met een bredere cirkel en draagt bij aan top-down afstemming en een representatieve link die verantwoordelijk is voor bottom-up afstemming

Question 21

Squads

Answer 21

kleine self-managed autonomous teams en zijn zelf eindverantwoordelijk voor de resultaten

Question 22

Chapters

Answer 22

teams met een matrix structuur

Question 23

Laissez-faire managementstijl

Answer 23

management doet onvoldoende moeite om mensen aan te sturen of te corrigeren