didactische werkvormen Flashcards

1
Q

didactische werkvorm

A

een didactische werkvorm is een principiële weg, die de leerkracht en leerlingen samen bewandelen, om de in de eindtermen omschreven doelen te bereiken aan de hand van welbepaalde inhouden op een doelgerichte, geordende en effectieve wijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 kenmerken van didactische werkvormen

A
  1. stabiele patronen
  2. bepaalde groeperingsvormen
  3. niet vakgebonden
  4. gebonden aan bepaalde media (leermiddelen) en bepaalde klasschikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belangrijke vragen bij het kiezen van didactische werkvormen

A
  • Hoe kiezen we best didactische werkvormen
  • Welke didactische werkvormen zijn het meest efficiënt om de beoogde resultaten te bereiken?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

factoren die de keuze van de didactische werkvormen bepalen

A
  • doelen
  • leerkracht
  • randvoorwaarden
  • leerlingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opdrachtsvormen

A

opdrachtsvormen zijn werkvormen waarbij de leerlingen centraal staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorwaarden voor het werken met opdrachtsvormen

A

-zelfsturingscapaciteiten van de leerlingen
- kunnen omgaan met uitgestelde aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een hoek

A

een hoek is een leeromgeving waarin een bepaalde structuur wordt aangebracht die kinderen uitnodigt en uitlokt om tot activiteiten en zo tot leren te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoekenwerk

A

hoekenwerk is een werkvorm waarbij leerlingen in één of meerdere hoeken zelfstandig (individueel of in groep) aan het werk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mogelijkheden om hoekenwerk te organiseren

A
  • hoekenwerk als extra taak
  • kiesuur met hoeken (vrije activiteit)
  • hoekencircuit
  • hoeken binnen contractwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 interactievormen

A
  • kringgesprek
  • onderwijsleergesprek
  • leergesprek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klasgesprek wordt gehanteerd om

A
  • een mening te vormen over een bepaald thema
  • de voorkennis van de leerlingen in kaart te brengen m.b.t een bepaald thema
  • tot een duidelijke probleemstelling te komen
  • verschillende invalshoeken bij een bepaald thema te verkennen
  • een oplossing te zoeken bij een probleemstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 fasen van een klasgesprek

A
  1. aanbreng en afbakenen gespreksonderwerp en het maken van afspraken bij het gesprek
  2. vrije gedachtewisseling tussen de leerlingen
  3. afronden met conclusie of samenvatting van de leerstof die in het gesprek aan bod kwam en reflectie/evaluatie over de gesprekstechnische elementen (afspraken).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tips om de effectiviteit van een klasgesprek te verhogen

A
  • maak duidelijke afspraken voor de aanvang van het gesprek. Zowel regels als over de inhoud van het gesprek
  • Probeer als leraar zoveel mogelijk op de achtergrond te blijven maar toch minimale rollen op te nemen (zie andere flashcard)
  • leg de nadruk op het proces in plaats van op het product
  • klasopstelling die aanzet tot overleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voordelen klasgesprek

A
  • kan verbondenheid scheppen en klassfeer positief beïnvloeden
  • ontwikkelen van gesprekstechnische vaardigheden
  • niet alleen cognitieve, maar ook DAS-doelstellingen bereiken.
  • Helpt de blik verruimen.
  • Conflicten bespreekbaar maken en oplossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beperkingen en problemen bij een klasgesprek

A
  • voldoende ondersteuning, begeleiding van de leraar nodig
  • zorgen voor inhoudelijke verdieping van het gesprek is een uitdaging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kringgesprek

A

een moment waarop de klas of leefgroep zich samenzet met het oog op de uitwisseling van gedachten en ervaringen. De kring als ontmoetingsplaats is de plek bij uitstek waar het contact tussen leerlingen onderling en tussen leerling en leerkracht gerealiseerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

soorten kringen

A
  • onthaal of babbelkring
  • gevoelenskring
  • meningvormende kring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

algemene doelstellingen van een gevoelenskring

A
  • bewustwording van wat ons gedrag leidt.
  • zelfvertrouwen verwerven
  • het gedrag van anderen verstaan
  • rekening houden met verwachtingen en inzichten van anderen om zo tot betere sociale interactie te komen
  • eigen gevoelens herkennen, verwoorden en erkennen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

doel meningvormende kring

A
  • bewustmaking, verscherping, herziening of wijziging van het eigen standpunt.
  • de behoefte kweken om vragen achter opinies te onderzoeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onderwijsleergesprek

A

een gestructureerd gesprek waarbij de leerkracht de leerlingen stapsgewijs door het stellen van vragen tot bepaalde inzichten brengt

21
Q

cyclus van onderwijsleergesprek

A
  1. de leerkracht stelt een vraag.
  2. één leerling of alle leerlingen tegelijk geven een antwoord.
  3. De leerkracht analyseert het antwoord van de leerling(en)
  4. De leerkracht reageert op het antwoord van de leerling met een passende vraagechniek of door het stellen van een volgende vraag.
22
Q

twee opmerkingen die belangrijk zijn bij het reageren op antwoorden

A
  • reageer erkennend op een antwoord.
  • pas op met pedagogische echo: herhalen van het antwoord van de leerling.
23
Q

op welke manieren kan je reageren op antwoorden

A
  • spiegelen
  • doorvragen
  • vragen en antwoorden doorspelen
  • Toespitsen
  • samenvatten
  • een nieuwe vraag stellen
24
Q

vragen doorspelen

A

de vraag wordt achtereenvolgens aan verschillende leerlingen gepresenteerd zonder ze steeds te herhalen.

25
Q

vragen doorspelen is een efficiënte techniek om:

A
  • deelname van alle leerlingen aan het leerproces intenser te maken
  • leerkracht is minder aan het woord.
26
Q

3 fasen van een onderwijsleergesprek

A
  1. informatiegebied activeren
  2. Deelproblemen doorlopen
  3. samenvatting
27
Q

informatiegebied activeren

A
  • Door het stellen van algemene vragen wordt het informatiegebied waarop het onderwijsleergesprek betrekking heeft, geactiveerd en afgebakend
  • De leerkracht haakt in op gekende leerstofonderdelen (voorkennis van de leerlingen)
  • afspraken in verband met het ordelijk verloop kunnen worden voorgelegd
28
Q

deelproblemen doorlopen

A
  • specifieke vragen worden gesteld, daarbij wordt rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de vragen en de antwoorden van de leerlingen op voorgaande vragen
  • er wordt een logisch bordschema opgebouwd
  • de leerkracht hanteert de gepast vraagtechnieken
29
Q

samenvatting

A
  • aan de hand van het bordschema kunnen de stappen nogmaals worden doorlopen in een korte klassikale begeleide inoefening.
  • In deze fase van het onderwijsleergesprek check je ook of alle leerlingen de leerinhoud begrepen hebben
30
Q

tips bij het voorbereiden van een onderwijsleergesprek

A
  • tijdslimiet van 20 minuten
  • het inschakelen van de realiteit en van het bord zal het onthouden van de nieuwe informatie bevorderen.
  • door de leerlingen de kans te geven ook zelf de inhoud aan te brengen verhoogd hun motivatie en inbreng.
  • baken het gespreksonderwerp af.
  • Hanteer de besproken vraagtechnieken
31
Q

positieve aspecten en mogelijkheden van een onderwijsleergesprek

A
  • het denkproces van de leerlingen wordt bevorderd
  • de leerinhoud wordt door de leerlingen zelf opgebouwd. Hierdoor zal de leerinhoud beter beklijven.
  • De leerkracht voelt onmiddellijk wat er in de leerlingen omgaat.
  • De leerlingen worden verplicht tot concentratie doordat ze voortdurend bij de vraag-antwoordsituatie betrokken worden. Ze moeten de gedachtegang volgen.
32
Q

positieve aspecten en mogelijkheden van een onderwijsleergesprek

A
  • het denkproces van de leerlingen wordt bevorderd
  • de leerinhoud wordt door de leerlingen zelf opgebouwd. Hierdoor zal de leerinhoud beter beklijven.
  • De leerkracht voelt onmiddellijk wat er in de leerlingen omgaat.
  • De leerlingen worden verplicht tot concentratie doordat ze voortdurend bij de vraag-antwoordsituatie betrokken worden. Ze moeten de gedachtegang volgen.
  • De leerkracht kan heel precies naar de voorkennis over een bepaald onderwerp peilen.
33
Q

beperkingen en problemen van een onderwijsleergesprek

A
  • de ervaring op vlak van het hanteren van de juiste vraagtechniek is een voorwaarde voor het slagen van dit vraaggesprek
  • Om alle, en niet alleen de meest actieve, leerlingen aan te spreken, moeten er vragen van verschillende denkniveaus gesteld worden. Dit betekent dat niet altijd alle leerlingen zullen meedenken.
  • Een uitgebreide voorbereiding van alle vragen met de bijbehorende criteriumantwoorden is essentieel.
  • Doordat de leerkracht zelf sterk het gesprek stuurt, zal het bekomen inzicht slechts partieel zijn want de verbanden en sprongen tussen twee stappen worden door de vragen van de leerkracht vaak zelf aangebracht
  • Doordat men vooraf de voorkennis niet steeds goed kan inschatten kan men voor verrassingen komen te staan.
34
Q

leergesprek

A

een gestructureerd gesprek tussen leerkracht en leerlingen waarbij je door het stellen van vragen met de leerlingen terugblikt op een activiteit.

35
Q

aspecten waarop je kan terugblikken tijdens een leergesprek

A
  • de oplossing en de oplossingsmethode (nakijken van de opdracht)
  • Wat ze geleerd hebben (leerervaring)
  • hoe het werken aan de activiteit verlopen is (werkervaring)
36
Q

tips bij het voorbereiden van een leergesprek

A
  • zoek een concrete probleemstelling, in functie van de leerdoelen, die levensecht is en die de leerlingen aanspreekt.
  • Controleer of de leerlingen voldoende voorkennis hebben om zinvol naar oplossingen te kunnen zoeken
  • Voorzie voldoende ruimte op het bord, zodat de leerlingen zelf hun methode kunnen opschrijven
  • anticipeer zoveel mogelijk op de fouten.
  • Het kan nuttig zijn de leerlingen in eerste instantie zelfstandig de oplossing te laten zoeken en vervolgens per twee hun methoden aan elkaar te laten verwoorden, vooraleer er een klassikale bespreking plaatsvindt.
  • belang van de algemene oplossingsmethoden die in veel situaties toepasbaar zijn moet onderstreept worden.
37
Q

positieve aspecten en mogelijkheden van een leergesprek zijn

A
  • alle leerlingen leren van elkaar
  • bij sommige leerlingen kan ingrijpende gedragsveranderingen gerealiseerd worden
  • de opgedane kennis is zelf gevonden kennis en blijft dus lang bij.
  • er is aandacht voor het proces
  • kans om te leren omgaan met elkaar
38
Q

beperkingen en problemen van een leergesprek zijn

A
  • het succesvol toepassen van een dergelijk leergesprek is afhankelijk van de ervaringen die de leerlingen hebben met deze werkwijze.
  • Wanneer de leerlingen de beste oplossingsmethoden niet zelf vinden, is de leerkracht genoodzaakt die zelf aan te bieden.
  • De gehanteerde strategie kost veel tijd en is voor jongere kinderen soms moeilijk hanteerbaar.
  • Doordat de leerkracht soms voor verrassingen komt te staan, is het leergesprek moeilijk te plannen en te timen.
39
Q

4 leerlinggestuurde werkvormen

A
  • zelfstandig werk
  • duowerk
  • hoekenwerk
  • contractwerk
40
Q

fasen individueel zelfstandig werk

A
  1. afspraken en taakinstructie
  2. uitvoering van de opdrachten
  3. terugblikken
41
Q

Welke afspraken zijn belangrijk om te maken bij het individueel zelfstandig werken

A
  • het in stilte werken en andere leerlingen niet storen
  • wat moeten ze doen als ze een vraag hebben
  • hoelang mogen ze werken
  • wat moeten ze doen als ze klaar zijn
  • wie, wat, waar en hoe het werk verbeteren
42
Q

Verloop bij de uitvoering van zelfstandige opdrachten

A
  1. startsein
  2. startrond
  3. hulpbieden
  4. tweede ronde
  5. uitloopopdrachten of extra taken voor de leerlingen die sneller klaar zijn
43
Q

effectiviteit van individueel zelfstandig werken verhogen

A
  • voorbereiding (keuze van opdrachten en oefeningen)
  • fase van taakinstructie
  • fase van uitvoering van de opdrachten
44
Q

effectiviteit van individueel zelfstandig werken verhogen door voorbereiding

A
  • de opdrachten tijdens de zelfstandige verwerking van de leerstof dienen aan te sluiten bij opdrachten die klassikaal werden uitgelegd en gemaakt.
  • oefeningen moeten haalbaar zijn voor alle leerlingen. De moeilijkere opdrachten die enkel bestemd zijn voor sterke leerlingen voorzie je best als uitloopopdracht. Op deze manier kunnen alle leerlingen succesvol zijn.
  • De vorm waarin de opdrachten worden aangeboden moet variëren: spel, werkblad, pc,…
  • Er moet variatie zijn in de soort opdrachten: open - gesloten
  • differentieer in hoeveelheid: liever van alle soort oefeningen enkele dan van sommige alles.
45
Q

effectiviteit van individueel zelfstandig werken verhogen in de fase van taakinstructie

A
  • bordgebruik:
    ° noteer of visualiseer de afspraken
    ° noteer kort op het bord wat de leerlingen moeten doen
    ° Visualiseer de verschillende fasen tijdens het zelfstandig werken
    ° Laat het bordschema van instructiefase staan
  • organisatie:
    ° klasschikking: denk vooraf goed na welke schikking het meest geschikt is.
    ° beslis wanneer je werkbladen zal uitdelen
    ° doe een beroep op uitdelers
    ° zorg voor ‘lege’ banken
    ° zorg voor een rustig werkklimaat
46
Q

effectiviteit van individueel zelfstandig werk verhogen in de fase van uitvoering van de opdrachten

A
  • evenwicht tussen sturen en loslaten
  • indien je merkt dat de meerderheid van de leerlingen vastlopen bij (een deel van) de opdracht, leg dan alles stil en stuur klassikaal bij.
  • emotioneel ondersteunen
  • ordehandhaven
47
Q

2 soorten duowerk

A
  • partnerwerk of peer-collaboration
  • peer-tutoring
48
Q

meerwaarde duowerk tegenover individueel werk

A
  • uitwisseling van denkwijzen, oplossingswijzen
  • verwoorden van kennis
  • leren hulp bieden
  • leren samenwerken
  • leerkracht heeft een beter zicht op de bereikte vaardigheden want de leerlingen zijn luidop bezig