13.1 Flashcards
(6 cards)
1
Q
Waaruit bestaat maagzuur en wat is de pH?
A
- zoutzuur
- H3O+
- Cl-
pH = tussen 1 en 3
2
Q
Hoe bereken je het ionisatiepercentage?
A
[Z-]/[HZ]begin x 100%
3
Q
Wanneer mag je de onderste x verwaarlozen bij het uitrekenen van de pH?
A
Als de x minder dan 5% van de onderste stof is
4
Q
Hoe bereken je de pH van een zwak zuur oplossing?
A
- Vergelijking en Kz opstellen
- Stel dat er x mol H3O+ ontstaat en maak een BOE-tabel
- Vul Kz in
- Verwaarloos de onderste x en bereken de x
- Bereken de pH
5
Q
Wat betekent Kz en stel het op voor: A + H2O -><- B + C
A
Kz = zuurconstante
Kz = [B][C]/[A]
6
Q
In tabel 49: de zuren die boven/onder 1 staan zijn sterk/zwak, de zuren die boven/onder 1 staan zijn sterk/zwak.
A
boven H3O+ zijn sterk, onder H3O+ zijn zwak