13.5 Flashcards
(9 cards)
1
Q
bloed bevat buffers opgebouwd uit:
A
koolzuur/waterstofcarbonaat (‘H2CO3’/HCO3 -) en H2PO4 -/HPO4 2-
2
Q
hemoglobine
A
eiwit dat transport van zuurstof verhoogd
3
Q
vergelijking hemoglobine neemt zuurstof op
A
HbH + (aq) + O2 (aq) + H2O (l) -><- HbO2 (aq) + H3O + (aq)
4
Q
waar reageren de H3O+ ionen mee van hemoglobine en zuurstof reactie
A
bufferoplossing
5
Q
de 2 reacties van hemoglobine die O2 opneemt
A
HbH + (aq) + O2 (aq) + H2O (l) -><- HbO2 (aq) + H3O + (aq)
die H3O+:
CO2 (aq) + 2 H2O (l) -><- HCO3 - (aq) + H3O + (aq)
ontstaat dus koolstof na inademing zuurstof
6
Q
membraan
A
dubbellaag van fosfolipiden
7
Q
hydrofoob
A
weg van water
8
Q
hydrofiel
A
naar water toe
9
Q
wat moet een deeltje zijn om het membraan te passeren
A
klein
enigzins hydrofoob
