14.2 Flashcards
(52 cards)
deelname;participatie;inbreng;inspraak
participation;nf
evolutie
évolution;nf
totaal;helemaal;volledig
totalement;adv
beheren;besturen;managen
gérer;v
zaterdag
samedi;nm
informeren;op de hoogte brengen
informer;v
gek
fou;folle;adj
vastmaken;(vast)hechten
attacher;v
vernieuwen;hernieuwen;verlengen
renouveler;v
(neer)zetten
asseoir;v
oh!
oh
overbrenging;verplaatsing;overplaatsing;overdracht;transfer
transfert;nm
afzien (van);opgeven;ophouden (met)
renoncer;v
koning
roi;nm
zich(zelf)
soi;pro
telefoon;telefoontoestel
téléphone;nm
duidelijk;klaar;helder;netto
net;nette;adj
geloof;vertrouwen;trouw
foi;nf
motief;beweegreden;drijfveer
motif;nm
beklagen;klagen
plaindre;v
traditie
tradition;nf
instituut;instelling;inrichting
institut;nm
overwinning
victoire;nf
stop;halte
arrêt;nm