Unité 12 2.0 Flashcards
(50 cards)
ten opzichte van; tegenover
envers
verdelen, uitdelen; bezorgen, leveren
distribuer
bestaan
existence
beweren
prétendre
globaal
global, globale
schade
dommage
krediet
crédit
neiging; trend, tendens; stroming, richting
tendance
keten; ketting
chaîne
betrekking hebbend op, met betrekking tot; relatief
relatif, relative
aantekening; notitie, nota; punt, score, cijfer
note
voorbehoud; gereserveerdheid; voorraad, reserve
réserve
maximaal
maximum, maximum
motor; drijvende kracht
moteur
versie
version
reglement; betaling
règlement
koppel
couple
woensdag
mercredi
regionaal
régional, régionale
zoniet, anders
sinon
ondernemen; opstarten, beginnen
entreprendre
hierna; verder dan, voorbij; over
au-delà
(uit)strekken, uitspreiden; uitbreiden
étendre
uitgang
sortie