Hoorcolleges WF (2/2) Flashcards

1
Q

femenologie (college 7)

A

Femenologie = er is alleen de geleefde en beleefde realiteit.

Fenomenologie is een filosofische benadering die zich richt op de studie van bewustzijn en subjectieve ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociaal constructivisme (college 7)

A

Het zegt dat een feit iets is wat geconstrueerd is door mensen. De psychosocio-culturele realiteit is kunstmatig.
Wij construeren samen de sociale werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wetenschappelijk realisme (college 7)

A

Deze stroming stelt:
* Wetenschappelijke theorieën zijn waar
* Theoretische entiteiten bestaan echt
* De wetenschap vindt de echte onderscheidingen
* Wetenschap is de waarheid en ultieme structuur van de realiteit.

Het wetenschappelijke wereldbeeld is dus de juiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wetenschappelijkheid (college 8)

A

Uiteindelijk ligt de criteria voor wetenschappelijkheid bij jezelf; jij bepaalt hoe je de term wetenschap invult.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De ‘echte’, ‘slechte’ en pseudo’ wetenschap (college 8)

A

-Zoeken naar het demarcatiecriterium staat voor het maken van onderscheid tussen ‘echte’ en ‘psuedo’ wetenschap.
-Versisimilitude is het, In de ‘echte’ wetenschap, onderscheid maken tussen ‘goede’ en ‘slechte’ wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

denkfouten en cognitieve illusies (college 8)

A

Cognitieve illusies gaan over de betrouwbaarheid van onze intuïtie bij het vellen van waardeoordelen, het nemen van beslissingen, het inschatten van situaties en het trekken van conclusies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

micro en macro (college 9)

A

Micro is het kleine (lower level) en macro is het grote (higher level).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

emergentie (college 9)

A

Iets is niet te reduceren tot onderdelen.
Emergentie is het verschijnsel waarbij complexe eigenschappen, patronen of gedragingen ontstaan in een systeem als gevolg van de interactie en organisatie van de componenten van dat systeem, en deze eigenschappen kunnen niet eenvoudig worden voorspeld of herleid tot de eigenschappen van individuele componenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Structure versus agency (college 9)

A

Structure: nadenken in termen van maatschappij, gemeenschap of collectief)
Agency: nadenken in termen van person of individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reductie (college 9)

A

Patronen op macro- die ontstaan door gedrag op micro-niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

consilience (college 9)

A

Hierbij zoek je naar aansluiting/overlap/convergentie van domeinen en werk je multidisciplinair. Je hebt een verschijnsel dat je vanuit verschillende ooghoeken bekijkt, waardoor je een mooi samenhangend beeld krijgt: unity of science.
Er is sprake van dwarsverbanden tussen wetenschappelijke vakgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

complementariteit (college 9)

A

Dit betekent dat er twee benaderingen van een verschijnsel zijn en die lijken tegengesteld aan elkaar. Dit is het debat over het denken over vrije wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nomologische verklaring + voorbeeld (college 10)

A

Dit type verklaring is gebaseerd op wetmatigheden en natuurwetten. Het probeert gebeurtenissen te verklaren door te laten zien dat ze consistent zijn met bestaande wetten.

Voorbeeld 1: Het verklaren waarom een object in beweging blijft met een constante snelheid als er geen externe krachten op inwerken door te verwijzen naar het behoud van de impuls, een natuurwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mechanistische verklaring + voorbeeld (college 10)

A

Deze verklaring is gebaseerd op oorzaken en mechanismen. Het probeert de interne werking van systemen te begrijpen en hoe oorzaken tot gevolgen leiden.
Logisch positivisten wilden mechanistische verklaringen reduceren tot nomologische verklaringen.
Voorbeeld 1: Erfelijkheid berust op de werking van het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

teleologische verklaring + voorbeeld (college 10)

A

Op basis van doelen/functies (wat biologen vaak doen)
Het zoekt naar de verklaring van gebeurtenissen door te wijzen op het doel dat ze dienen.

Voorbeeld 1: egels rollen zich bij gevaar op, de functie van dit gedrag is dat ze zo beter beschermd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intentionele verklaring + voorbeeld (college 10)

A

Is gebaseerd op redenen en motieven achter gedrag. Het probeert te begrijpen waarom mensen bepaalde acties ondernemen op basis van hun intenties.
Voorbeeld 1: Het begrijpen van waarom een student zijn huiswerk niet heeft ingeleverd door te verwijzen naar het feit dat de student de stof niet begreep en niet voldoende tijd had om het werk te voltooien.

17
Q

The science wars (college 11)

A

Deze debatten gingen over de aard van wetenschappelijke kennis, de rol van wetenschap in de samenleving en de geldigheid van bepaalde filosofische perspectieven op de wetenschap.
Er waren twee belangrijke kampen in deze ‘wetenschapsoorlogen’:
1. Wetenschappers en empiristen; wetenschap wordt gedreven door empirisch bewijs. Wetenschap is objectief en waardevrij.
2. Wetenschapsfilosofen en wetenschapsstudies: beweerden dat wetenschap niet volledig objectief is, wetenschap wordt beïnvloed door maatschappelijke en culturele factoren.

18
Q

kritische wetenschapsopvatting (college 11)

A

Bij de kritische wetenschapsopvatting gaat het om bekritiseren en veranderen. Kritische wetenschappers onderzoeken sociale praktijken, zoals sociale belangen en machtsrelaties. Onderzoekspersonen zijn dan ook mede-actoren.

19
Q

geesteswetenschappelijke pedagogiek (college 12)

A

Opvoeding had een geesteswetenschappelijk invulling. De opvoeding moet beschermd en autonoom zijn. Dit past goed bij de fenomenologie en hermeneutiek.
Er wordt gedacht vanuit de totaliteit van de opvoedingssituatie, niet naar losstaande problemen.

20
Q

Empirisch-analytische pedagogiek (college 12)

A

Volgens deze visie moeten meer wetenschappelijke methodes in gang treden in de pedagogiek. De wetenschapsopvatting die hierbij past is de empirisch-analytische wetenschapsopvatting.

21
Q

Kritische pedagogiek (college 12)

A

De kritische pedagogiek is de kritisch emancipatoire wetenschap, dus gericht op maatschappijverandering.
* Emancipatie
* Politieke bewustwording
* Mondigheid
* Maatschappijverandering
* Opvoeding door een neomarxistische bril
* Ideologiekritiek; handelingsonderzoek

22
Q

ecologische pedagogiek

A

Deze vat een aantal ideeën over de pedagogiek samen, van verschillende wetenschapers, die niet tevreden zijn met de gangbare praktijk van nu. Volgens deze stroming moet alles in context gezien worden. De interactie tussen complexe systemen is belangrijk.