Week 2 - Team-Based learning week 2 Flashcards

1
Q

Vraag 1:
Een patiënt met hemofilie A komt bewusteloos op de 1e hulp na een vechtpartij. De ernst van de hemofilie is niet bekend.
Correct is:
a.allereerst met spoed een CT scan te verrichten
b.direct factor VIII toe te dienen en uit te gaan van ernstige hemofilie
c.direct factor IX toe te dienen en uit te gaan van ernstige hemofilie
d.een geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPPT) te bepalen en op basis van de uitslag verder te handelen

A

b.direct factor VIII toe te dienen en uit te gaan van ernstige hemofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vraag 2
Een vaak voorkomende (ongeveer 10%) bijwerking van ongefractioneerde heparine is:
a.verminderde werking van trombocyten (trombopathie)
b.trombopenie
c.trombocytose
d.anemie

A

b.trombopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vraag 3
Een man van 35 jaar heeft een dik warm rood been. Hij is zojuist teruggekomen van een intercontinentale vliegreis. In zijn familie komt trombose voor (moeder en broer). U- 1e hulp arts - denkt dat het trombose is, maar bent niet helemaal zeker, het zou ook best erysipelas kunnen zijn.
Welke bewering is juist?
a.een positieve D-dimeer maakt veneuze trombo-embolie (VTE) waarschijnlijker dan erysipelas
b.een negatieve compressie-echografie sluit VTE uit
c.een negatieve D-dimeer sluit VTE uit
d.een D-dimeer bepaling is nu niet nodig.

A

d.een D-dimeer bepaling is nu niet nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vraag 4
Welke factor geeft bij aanwezigheid ervan een groter risico op arterieel vaatlijden, dan bij afwezigheid?
De aanwezigheid van
a.de protrombinemutatie
b.de factor V ledien mutatie
c.lupus anticoagulans
d.antitrombinedeficiëntie

A

c.lupus anticoagulans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vraag 5
Een 22-jarige vrouw heeft bijzonder veel last van bloedverlies tijdens de menstruatie. Ze heeft geen tussentijds spontaan bloedverlies of contactbloedingen. Bij het trekken van haar verstandskies 3 jaar geleden bloedde ze heel lang na. Van haar vader en moeder weet ze niet goed of ze een bloedingsneiging hadden.
Welke stolfactordeficiëntie ligt nu het meest voor de hand?
a.Von Willebrandfactor deficiëntie
b.Factor VIII deficiëntie
c.Factor IX deficiëntie
d.Factor XII deficiëntie

A

a.Von Willebrandfactor deficiëntie want het gaat hier om een primaire stollingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vraag 6
Trombopenie kent verschillende oorzaken. De meeste trombopenieën gaan gepaard met een bloedingsneiging.
Bij welke trombopenie staat juist trombose op de voorgrond?
a.auto-immuuntrombopenie
b.trombopenie veroorzaakt door chemotherapie
c.heparine geïnduceerde trombopenie
d.trombopenie door myelodysplasie

A

c.heparine geïnduceerde trombopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vraag 7
De belangrijkste initiator van de secundaire hemostase in vivo is
a.factor XII
b.factor VIII
c.weefselfactor
d. fibrine

A

c.weefselfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de diagnostiek bij een primaire hemostasestoornis? (3) (lab)

A

Trombo aantal, trombo functie, von willebrand factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de diagnostiek bij een secundaire hemostasestoornis? (2) lab

A

aPTT, PT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welk soort hemostasestoornis horen petechiën?

A

Primaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly