2020 1 Flashcards

1
Q

Hypertrofie van de rechter kamer uit zich in het ECG onder andere door een draaiing van de elektrische hartas naar
A
rechts
B
links

A

A
rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypertensie geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. De hoogte van dat risico is afhankelijk van de bloeddruk.
Welke van de volgende beweringen daarover is juist?
A
150/100 mmHg geeft een hoger risico dan 170/70 mmHg
B
170/70 mmHg geeft een hoger risico dan 170/100 mmHg
C
het risico is pas verhoogd bij een systolische bloeddruk van >140 mmHg
D
bij patiënten boven de 75 jaar is hypertensie geen risicofactor meer

A

B
170/70 mmHg geeft een hoger risico dan 170/100 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bloedvaten staan bloot aan een breed scala aan factoren, die samen hun functioneren beïnvloeden. Het effect van verschillende soorten
factoren verschilt echter tussen bloedvaten.
De relatieve invloed van metabole factoren is het grootst in de aorta / capillairen / vena cava inferior / musculaire venulen
en de relatieve invloed van mechanische factoren is het grootst in de aorta / capillairen / vena cava inferior / musculaire venulen

A

Metabole factoren invloed het grootst in de capillairen, mechanische factoren is het grootst in de aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het endotheliale NO synthase (eNOS) is belangrijk bij de regulering van bloeddruk, orgaandoorbloeding en remming van trombose.
Welk van onderstaande veranderingen zorgt niet voor een activering van eNOS?
A verhoging van K+

in de endotheelcel

B verhoging van Ca2+ in de endotheelcel door toediening van acetylcholine
C
verhoging van L-Arginine in de endotheelcel
D
een toename van de bloedstroom in een arterie

A

A verhoging van K+

in de endotheelcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke van de volgende condities veroorzaakt een verhoging van de preload van de linkerventrikel?
A
perifere vasoconstrictie
B
aortaklepstenose
C
wandelen
D
Mitralisklepstenose

A

C
wandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor moet een ernstig gedilateerd hart per definitie meer arbeid leveren dan een hart met normale afmetingen?
Kies het beste antwoord.
Door …
A
minder hartspiercellen (wandverdunning)
B
verminderde compliantie van de extracellulaire matrix
C
toename mitralisklep-insufficiëntie
D
verhoogde wandspanning

A

D
verhoogde wandspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij een man van 64 jaar hoor je een blazend diastolisch geruis het luidst over de rechter tweede intercostaalruimte bij auscultatie van de thorax.
Er is een groot gebied over het hart waar je het geruis hoort.
Bij welk klepdefect past dit geruis het beste?
A
aortaklep-insufficiëntie
B
mitralisklep-insufficiëntie
C
mitralisklep-stenose
D
oulmonalisklep-stenose
E
aortaklep-stenose

A

A
aortaklep-insufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is WEL een directe oorzaak van kamerritmestoornissen?
Noem er één.
A
verhoogde wandspanning
B
electrische re-entry in het ventrikel
C
verhoogde plasma magnesiumconcentratie
D
verlaagde automatie van het myocard

A

B
electrische re-entry in het ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nitraten (zoals nitroglycerine) zijn op verschillende manieren in staat een aanval van angina pectoris te couperen.
Welk effect van deze nitraten heeft het grootste aandeel in dit effect?
A
verlaging van de veneuze preload
B
dilatatie van de coronairarteriën
C
dilatatie van de aorta

A

A
verlaging van de veneuze preload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een zwangere presenteert zich bij 34 weken zwangerschapsduur bij de huisarts met bovenbuikspijn.
Welk orgaan moet het eerst geëvalueerd worden met behulp van aanvullend laboratoriumonderzoek?
De…
A
maag
B
galblaas
C
lever
D
Pancreas

A

C
lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van ‘maternale sterfte’ in Nederland?
A
sepsis
B
bloeding
C
tromboembolie
D
pre-eclampsie

A

D
pre-eclampsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een patiënt met hypertensie heeft – zonder dat zij wordt behandeld - een plasmakaliumgehalte van 2.9 mmol/l. Dat is natuurlijk een clou voor
‘secundaire hypertensie’.
Welke DRIE van onderstaande ziektebeelden zouden zowel de hypertensie als het plasmakaliumgehalte verklaren?
A
Syndroom van Cushing (hypercortisolisme)
B
Syndroom van Conn (hyperaldosteronisme)
C
overmatig dropgebruik
D ernstige nierinsufficiëntie (bijvoorbeeld met een eGFR van < 10 ml/min, 1,73m2
)

E
Ziekte van Addison (bijnierschorsinsufficiëntie)
F
Ziekte van Hashimoto (hypothyreoïdie)

A

A
Syndroom van Cushing (hypercortisolisme)
B
Syndroom van Conn (hyperaldosteronisme)
C
overmatig dropgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een vrouw van 26 jaar heeft last van menorragieën. Bij uitvoerig aanvullend onderzoek blijkt er een milde vorm van de Ziekte van Von Willebrand
te bestaan. Zij vraagt of er een mogelijkheid is om met medicijnen het maandelijkse bloedverlies te verminderen zonder een hormoonpreparaat
te hoeven gebruiken.
Het eerstekeus middel is nu:
A
tranexaminezuur
B
desmopressine (dDAVP)
C
cryoprecipitaat van Von Willebrand Factor
D
recombinant humaan Factor VIII

A

A
tranexaminezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij een patiënt blijkt het noodzakelijk om de bloeddruk met twee middelen te verlagen. Je kiest voor een combinatie van een thiazide-diureticum
(zoals hydrochloorthiazide) en een angiotensine receptor blokker (zoals irbesartan). Beide middelen kunnen een effect hebben op het plasma
kaliumgehalte.
Welke bewering is juist?
A
Hydrochloorthiazide en irbesartan hebben doorgaans een tegengesteld effect op het plasmakaliumgehalte.
B
Beide middelen leiden doorgaans tot een hyperkaliëmie.
C
Beide middelen leiden doorgaans tot een hypokaliëmie.

A

A
Hydrochloorthiazide en irbesartan hebben doorgaans een tegengesteld effect op het plasmakaliumgehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly