2019 1 Flashcards

1
Q

Het verschil tussen rustdruk en werkdruk is bij een kortreks-compressieverband kleiner dan / gelijk aan / groter dan bij een elastisch compressieverband.

A

Groter dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe dient dit geïnterpreteerd worden?
Dit is een …
A
aanwijzing voor hartfalen
B
aanwijzing voor een hartritmestoornis
C
normale bevinding bij ouderen

A

A
aanwijzing voor hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De verandering van vaatdiameter van weerstandsarteriën door sympathische activiteit wordt in de vaatwand voornamelijk veroorzaakt
door macrofagen / gladde spiercellen / endotheelcellen / fibroblasten

A

Gladde spiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een obese man wordt doorverwezen naar een afdeling Cardiologie met tekenen en symptomen van ischemie in het myocard.
Hoe zou onderzocht kunnen worden of endotheelfunctie bij deze man verstoord is?
A
met het maken van een coronairangiogram
B
door het meten van bloedflow tijdens een intracoronair infuus van adenosine
C
door het meten van de vaatweerstand tijdens een intracoronair infuus van acetylcholine
D
door het meten van de polsgolfsnelheid met het sphygmocor apparaat

A

C
door het meten van de vaatweerstand tijdens een intracoronair infuus van acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vermindering van augmentatie meten?

A

Met het SphygmoCor systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van onderstaande stellingen over atherosclerose zijn juist?
Kies er twee.
A
In de vroege atherosclerotische plaque vinden we T-lymfocyten.
B
De geavanceerde atherosclerotische plaque heeft een kern van niet-levend (necrotisch) materiaal.
C
Een acuut myocardinfarct wordt meestal veroorzaakt door een ruptuur van de fibreuze kap van een plaque.
D
Pas vanaf de leeftijd van 40 jaar spelen adhesiemoleculen een rol bij plaquevorming.

A

B
De geavanceerde atherosclerotische plaque heeft een kern van niet-levend (necrotisch) materiaal.
C
Een acuut myocardinfarct wordt meestal veroorzaakt door een ruptuur van de fibreuze kap van een plaque.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De diagnostiek naar primair hyperaldosteronisme (syndroom van Conn) is niet goed te interpreteren als de patiënt antihypertensieve medicatie
gebruikt die het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) of de plasmakaliumconcentratie beïnvloedt.
Welke middelen interfereren het minste met diagnostiek naar primair hyperaldosteronisme?
Kies er twee.
A
chloortalidon, een thiazidediureticum
B
doxazosine, een alfablokker
C
lisinopril, een angiotensine converting enzyme inhibitor (ace-i)
D
metoprolol, een bètablokker
E
barnidipine, een calciumantagonist
F
spironolacton, een aldosteronreceptorantagonist

A

B
doxazosine, een alfablokker
E
barnidipine, een calciumantagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

U bent internist in een ziekenhuis in Den Helder. U wordt door een huisarts op Texel gebeld over een verwarde patiënt van 61 jaar met een anemie
(Hb 6,2 mmol/l). Het LDH gehalte is sterk verhoogd. Verder laboratorium onderzoek kan niet worden verricht.
Welke diagnostische overweging moet bij deze patiënt tot directe verwijzing naar het ziekenhuis leiden?
A
auto-immuun hemolytische anemie
B
acuut ernstig bloedverlies
C
trombotische trombocytopenische purpura

A

C
trombotische trombocytopenische purpura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een 82-jarige vrouw wordt binnengebracht op de spoedeisende hulp. Ze is verward en het lukt niet om een goede anamnese af te nemen. De pols
is terwijl zij ligt 110/min en de bloeddruk 111/78 mmHg. Het blijkt niet goed mogelijk om de bloeddruk zittend of staand te meten: patiënte wordt
dan duizelig. Bij aanvullend onderzoek blijkt een plasmanatriumconcentratie van 121 mmol/l. De osmolaliteit van plasma is 250 mosmol/kg. De
plasma creatinineconcentratie is 196 micromol/l. De osmolaliteit van de urine is 800 mosmol/kg en de urinenatriumconcentatie is <10 mmol/l.
Wat is nu het meest waarschijnlijke mechanisme ten grondslag liggend aan de hyponatriëmie?
A
syndrome of inappropriate ADH-secretion (SIADH)
B
normale ADH-secretie (appropriate ADH secretion) ten gevolge van volumedepletie
C
waterintoxicatie
D
diabetes insipidus

A

B
normale ADH-secretie (appropriate ADH secretion) ten gevolge van volumedepletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een 32-jarige vrouw komt op uw spreekuur met hypertensie (160/100 mm Hg). Verder heeft ze vaak last van zweten en valt op dat in staande
positie de bloeddruk flink lager is.
Wat is de aanbevolen eerstvolgende stap in de diagnostiek van deze patiënte?
A
angiografie, eventueel gevolgd door dotterbehandeling
B
renografie
C
bepalen van afbraakproducten van catecholaminen (adrenaline en noradrenaline) in plasma of urine

A

C
bepalen van afbraakproducten van catecholaminen (adrenaline en noradrenaline) in plasma of urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het systolisch ejectiegeruis verdwijnt/blijft gelijk / neemt toe bij Valsalva manoeuvre (verhogen van de intrathoracale druk van de patiënt door te laten persen tegen
gesloten glottis).

A

Het systolisch ejectiegeruis neemt toe bij Valsalva manoeuvre (verhogen van de intrathoracale druk van de patiënt door te laten persen tegen
gesloten glottis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de praktijk blijkt dat het opvolgen van adviezen nogal eens lastig is. Dat geldt ook voor adviezen van consulenten aan consultvragers in de
geneeskunde.
Wat kan een consulent doen om de compliantie van consultvrager zo hoog mogelijk te laten worden?
Kies er drie.
A
een advies zo globaal mogelijk verwoorden, zodat er voor consultvrager ruimte voor eigen interpretatie blijft
B
zo uitgebreid mogelijk formuleren en beargumenteren van het advies
C
naast schriftelijk ook mondeling adviseren
D
het advies binnen 24 uur geven
E
daags na het advies betrokken blijven

A

C
naast schriftelijk ook mondeling adviseren
D
het advies binnen 24 uur geven
E
daags na het advies betrokken blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een 65-jarige man heeft acuut pijn in zijn linkerbeen gekregen. Hij rookt al lang (50 jaar), en heeft hypertensie. Hij heeft naast pijn ook een
prikkelende sensatie in het aangedane been. Bij lichamelijk onderzoek voelt het been kouder aan dan het rechterbeen. De pulsaties van de arteria
tibilalis posterior is aan beide voeten niet de voelen. De arteria dorsalis pedis is rechts wel, maar links niet voelbaar. Bij aanvullend onderzoek blijkt
er een afsluiting van één van de bloedvaten in het linkerbeen.
Wat is in deze situatie de beste medicamenteuze behandeling?
A
trombolyse met behulp van alteplase (een recombinant plasminogeen activator)
B
antistolling met behulp van enoxaparin (een laag moleculair gewichtsheparine)
C
antistolling met behulp van dabigatran (een direct werkend oraal anticoaglans)
D
trombocytenaggregatieremming met behulp van ticlopidine (een ADP-receptor remmer)

A

A
trombolyse met behulp van alteplase (een recombinant plasminogeen activator)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly