A&O w4 Flashcards

1
Q

training

A

systematische acquisitie van skills, concepten, of attitudes, resulterend in verbeterde performance in een andere omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de basic foundation voor training?

A

leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leren

A

relatief permanente verandering in gedrag & menselijke vaardigheden, als gevolg van oefening en ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de uitkomsten van leren?

A

cognitive outcome, skill-based outcome en affective outcome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cognitive outcome

A

leren van cognitieve vaardigheden; leren van concepten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

skill-based outcome

A

leren van skills, zoals muziek spelen, sporten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

affective outcome

A

je leert om iets te voelen en om te gaan met emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe nemen we aan dat leren plaatsvindt?

A

door performance te observeren (feedbackloop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe staan training, leren en job performance met elkaar in verband?

A

training verhoogd kans om te leren, en leren verhoogd te kans op een betere job performance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de 3 soorten analysis

A

organizational analysis, task analysis en person analysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

organizational analysis

A

welke skills heb je nodig, op welk onderdeel is er training nodig
- (bijv corona: we moeten onze lectures streamen, wg online etc)
- onderzoekt doelen, resources, omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

task analysis (benoem ook hoe)

A

onderzoekt wat werknemers moeten doen om het werk goed uit te voeren
- ontwikkelen van taken
- identificeren KSAOs voor het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

person analysis

A

op welk niveau zitten je werknemers? wie heeft waar training nodig?
- identificeert capaciteiten van een persoon, wie training nodig heeft en waarvoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 2 analysen moeten op 1 lijn liggen voor beste performance?

A

task analysis en person analysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

transfer of outcome

A

kan je dat wat je hebt geleerd in de training toepassen op het echte werk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar hangt transfer vanaf?

A

support, climate, opportunity

17
Q

waar moet je naar kijken bij het leerprocess van een trainee?

A

goal orientation, ervaringslevel, motivatie, readiness

18
Q

welke 2 soorten goal orientation zijn er? Leg uit

A

performance orientation: moeite doen om het goed te doen
mastery orientation: moeite doen over toenemende competentie

19
Q

wat zijn de 2 leertheorien?

A

reinforcement theory en social learning theory

20
Q

reinforcement theory

A

leren resulteert uit een associatie van straffen en beloningen

21
Q

social learning theory

A

behavioral modeling: leren door andermans gedrag te observeren

22
Q

welke drie dingen horen bij cognitive & social learning theory?

A

self-efficacy, goal-setting en feedback

23
Q

self-efficacy in social learning theory

A

het vertrouwen in iemands capability om te performen

24
Q

goal-setting in social learning theory

A

specifieke, uitdagende doelen stellen die aandacht sturen en performance verbeteren

25
Q

feedback in social learning theory

A

kennis van resultaten van iemands acties (verbetert motivatie, leren en performance)

26
Q

wat zijn de 2 principes van leren? leg uit

A

actieve oefening
automacity: komt voor wanneer er taken worden uitgevoerd met gelimiteerde aandacht (bijv fietsen)

27
Q

fidelity (getrouwheid)

A

de mate waarin de getrainde taak lijkt op de taak die te verwachten is

28
Q

fysieke fidelity

A

de mate waarin de trainingstaak de fysieke karakteristieken weerspiegeld van de taak, uitgevoerd op het werk

29
Q

wat zijn de twee typen fidelity?

A

fysiek en psychological

30
Q

psychological fidelity

A

de mate waarin de trainingstaak de trainees helpt om KSAOs te ontwikkelen die nodig zijn voor de taak
- bijv CPR geven op een pop en irl, bankoverval protocol vs irl

31
Q
A