Week 3 Flashcards
10 bronnen die rechtscheppend zijn voor de internationale rechtsorde
- Gewoonterecht
- Verdragen
- Besluiten van internationale organisaties
- Algemene rechtsbeginselen
- Billijkheid
- Rechtsbeginselen
- Eenzijdige rechtshandelingen
- Rechterlijke beslissingen
- ‘Soft law’
- Opvattingen van de meest bevoegde schrijvers (subsidiare bron)
> geen hiërarchie
Door welke subjecten wordt het proces van internationale rechtsvorming beheerst>
door staten en (in mindere mate) internationale organisaties
Hoe kan instemming worden gegeven?
- Deze instemming kan expliciet worden gegeven (in het geval van verdragen)
- Of impliciet worden toegekend (in het geval van besluiten van internationale organisaties of gewoonterecht)
Hoe ontstaat gewoonterecht?
Gewoonterecht ontstaat uit een opeenvolging van elkaar ondersteunende gedragingen van staten die door actief aan een praktijk deel te nemen dan wel deze te dulden, deze praktijk zodanig aanvaarden dat erop mag worden vertrouwd dat zij zich ook in de toekomst in overeenstemming met die praktijk zullen gedragen.
Hoe is gewoonterecht/customary international law in beginsel van toepassing? En wat is de uitzondering hiervan?
In beginsel wereldwijd van toepassing > algemeen geldend (‘objectief’) recht
> Uitzondering: persistent objector
Door welke subjecten is gewoonterecht gevormd?
Gewoonterecht wordt in de hoofdzaak gevormd door staten. Handelingen van andere subjecten (voornamelijk internationale organisaties) kunnen de vorming van gewoonterecht wel beïnvloeden.
Aan welke twee voorwaarden moet worden voldaan zodat gewoonterecht ontstaat?
- Er moet sprake zijn van een algemene statenpraktijk
- Er moet sprake zijn van een opvatting dat deze praktijk vereist is op basis van het internationaal recht (opinio juris)
Uit wat kan de praktijk van staten ontstaan?
- De praktijk van staten kan bestaan uit handelingen van alle staatsorganen (regering, wetgever, rechter).
Statenpraktijk kan zowel feitelijke handelingen als verbale uitingen omvatten.
Statenpraktijk kan ook bestaan uit verdragspraktijk.
Statenpraktijk moet, om tot de vorming van een regel van gewoonterecht te kunnen leiden, aan twee eisen voldoen (North Sea Continental Shelf Cases):
- Ze moet omvangrijk zijn (extensive)
Betekent dat de praktijk door relatief veel staten moet worden gevolgd. In het bijzonder moet gekeken worden naar staten die belang bij de regel hebben (whose interests were specially affected) Het is niet in algemene zin te zeggen hoevéél staten een praktijk dienen te volgen voordat een regel van gewoonterecht ontstaat. - Ze moet vrijwel uniform zijn (virtually uniform)
Ziet erop dat de praktijk vanUi de bij de vorming van een gewoonterechtelijke regel betrokken staten voldoende consistent moet zijn. Staten moeten zich in vergelijkbare omstandigheden op een gelijke wijze gedragen.
Tijdsduur gewoonterecht
Geen bijzondere tijdsduur vereist om te kunnen spreken van gewoonterecht
Waar leidt afwijkende praktijk toe bij rechtsovertuiging?
Indien een regel van gewoonterecht eenmaal is gevestigd, leidt afwijkende praktijk niet tot wijziging van de regel, zolang de regel ondersteund blijft door rechtsovertuiging, bijv. foltering
Gewoonterecht schema
Artikel 38(1)(b) Statuut IGH:
- Algemene (staten)praktijk
- Als recht aanvaard
Algemene (staten)praktijk:
- Omvangrijk (extensive)
- Vrijwel uniform (virtually uniform)
- Tijdsduur
Als recht aanvaard:
- Rechtsovertuiging (opinio juris)
Verdragen en gewoonterecht
Gewoonterecht -> Verdragsregel
- Verdragen kunnen regels van gewoonterecht codificeren of ‘crystallizeren’
Verdragsregel > Gewoonterecht
- Verdragen kunnen ook leiden tot de vorming van gewoonterecht -> lastig aan te tonen (NSCS)
Drie gevallen waarbij meer beperkte vormen van gewoonterecht bestaan
- Regionaal gewoonterecht
Indien een bepaalde praktijk en rechtsovertuiging niet wereldwijd maar slechts in een bepaalde regio worden gevolgd, kan regionaal gewoonterecht ontstaan. - Persistent objectors
Een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een regel van algemeen gewoonterecht door, gedurende de periode waarin deze regel zich ontwikkelt, regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als gewoonterecht aanvaardt. Deze staat wordt dan aangeduid als ‘persistent objector’. - Bilaterale rechtsbetrekkingen
Wanneer de stand van het algemene gewoonterecht onzeker is, vooral als een regel aan een proces van wijziging onderhevig is, kunnen tussen staten bilaterale rechtsbetrekkingen ontstaan.
Verdragen
Verdragen zijn overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbindend zijn tussen de partijen en die door het internationaal publiekrecht worden beheerst.
Op welke twee manieren kunnen verdragen worden gesloten?
Zij worden meestal gesloten in schriftelijke vorm, maar kunnen ook mondeling worden gesloten.
Om 3 verschillende redenen kunnen staten aan het sluiten van een verdrag de voorkeur geven boven gewoonterecht:
- Verdragen komen sneller tot stand dan gewoonterecht
- Staten kunnen op de inhoud van verdragen een grotere invloed hebben dan op gewoonterecht
- Verdragen kunnen meer in detail de wederzijdse rechten en plichten van staten formuleren dan mogelijk is bij het van nature algemene gewoonterecht > verdragen bieden dus meer duidelijkheid en zekerheid
Waar vloeit de juridische binding van verdragen uit voort?
De juridische binding van verdragen vloeit voort uit de wilsovereenstemming tussen twee of meer staten om een door het internationaal recht beheerste rechtspositie in het leven te roepen. In beginsel wordt een staat niet gebonden zonder dat deze staat zijn wil (of instemming) om gebonden te worden tot uiting heeft gebracht.
Wat vereist de stabiliteit van de internationale rechtsorde?
De stabiliteit van de internationale rechtsorde vereist dat een staat die een verdrag heeft aanvaard, dat verdrag uitvoert, ook als hem dat wellicht minder goed uitkomt.
> Dit wordt uitgedrukt in het beginsel: pacta sunt servanda > gesloten verdragen moeten worden gerespecteerd.
Wat is in beginsel de rechtswerking van besluiten van internationale organisaties?
In beginsel hebben zij alleen werking binnen de rechtsorde van de organisatie en niet binnen de algemene internationale rechtsorde, waarvan de organisatie immers is afgescheiden.
Waar hangt het van af of de besluiten van de internationale organisaties bindend of niet-bindend zijn?
hangt af van het oprichtingsverdrag van Internationale Organisaties
Drie typen procedures bij de totstandkoming van besluitvorming
- Organisaties kunnen besluiten nemen bij unanimiteit:
Instemming van alle leden van de organisatie is vereist.
Dit is traditioneel de dominante vorm van besluitvorming in internationale organisaties. De procedure beschermt de autonomie van de leden: deze kunnen immers niet worden onderworpen aan een besluit van de organisatie zonder dat zij uitdrukkelijk met dat besluit hebben ingestemd. - Besluitvorming bij consensus:
Na onderhandelingen wordt vastgesteld dat alle leden met een besluit kunnen leven en zich er niet tegen verzetten.
Er wordt dan niet over het besluit gestemd en lidstaten geven geen uitdrukkelijke instemming.
Besluitvorming bij consensus is vooral van belang bij grootschalige onderhandelingen (unanimiteit is dan namelijk moeilijk te bereiken). - Besluiten worden bij meerderheid van de stemmen genomen:
Individuele staten kunnen worden overstemd.
Vier typen rechtsregels/beginselen
- Beginselen die inherent kunnen worden geacht aan het concept ‘recht’. Zij bestaan in elk rechtssysteem.
- Algemene rechtsbeginselen die worden ontleend aan algemene concepties van rechtvaardigheid of menselijkheid. Dit type rechtsbeginselen komt vooral voort in het
internationaal strafrecht. -> Natuurrechtelijk element. - Algemene rechtsbeginselen die bestaan uit beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en die worden overgeplaatst naar de internationale rechtsorde. -> art. 38(1c) Statuut IGH
- Fundamentele beginselen van de internationale rechtsorde.
3 vormen die billijkheid kan aannemen
billijkheid infra legem:
toepassing van billijkheid binnen het recht
praeter legem:
het vullen van lacunes in het recht
contra legem:
het corrigeren of terzijde stellen van het recht
Waarom zijn eenzijdige handelingen van groot belang in het proces van internationale rechtsvorming?
Door eenzijdige handelingen kunnen staten de toepasselijkheid en betekenis van internationale rechtsnormen in een concrete situatie beïnvloeden.
Wat kan een staat laten blijken door eenzijdig feitelijk handelen?
Door eenzijdig feitelijk handelen kan een staat zijn oordeel laten blijken over de toepassing of betekenis van een regel.
Waar leiden eenzijdige feitelijke handelingen tot en wanneer?
Eenzijdige feitelijke handelingen leiden tot rechtsgevolgen indien één of meer andere betrokken staten, ten eerste, bekend zijn met de handeling, en, ten tweede, nalaten om van dit handelen of nalaten afstand te nemen, dan wel dit uitdrukkelijk aanvaarden.
6 typen eenzijdige rechtshandelingen
- Feitelijke handelingen
Door eenzijdig feitelijk handelen kan een staat zijn oordeel laten blijken over de toepassing of betekenis van een regel. - Berusting
Door berusting (acquiescence) kan een staat een door een andere staat in het leven geroepen situatie stilzwijgend aanvaarden. Berusting vereist geen uitdrukkelijke handeling. - Erkenning
Erkenning (recognition) is een eenzijdige handeling waarmee een staat een bepaalde feitelijke of juridische toestand aanvaardt, met de bedoeling om in de onderlinge betrekkingen met een andere staat rechtsgevolgen te creëren.
In tegenstelling tot berusting gaat het hierbij om een actieve handeling en een intentie die is gericht op rechtsgevolgen. - Protest
Staten kunnen door eenzijdige handelingen ook rechtsvorming voorkomen. Door middel van protest kan een staat voorkomen dat een handeling van een andere staat juridische betekenis krijgt. - Eenzijdige toezeggingen
Indien een staat publiekelijk toezegt een handeling te verrichten dan wel na te laten, met de bedoeling om door deze toezegging (of: belofte) gebonden te worden, kunnen andere staten in rechte een beroep doen op deze toezegging. - Estoppel (rechtswerking)
Indien een door een staat verrichte (rechts)handeling ertoe leidt dat een andere staat op deze handeling vertrouwt, kan de eerste staat daar niet zonder meer op terugkomen.
Omgekeerd kan een staat die nalaat te reageren op een door een andere staat verrichte handeling daar in zekere omstandigheden ook niet meer op terugkomen. De handeling of toestand heeft dan tussen de betrokken staten rechtskracht gekregen. Er is dan sprake van rechtsverwerking (estoppel).
Rechterlijke uitspraken
alleen subsidiair! Te gebruiken als hulpmiddel
in beginsel geen precedentenwerking; beslissingen van het IGH slechts bindend voor de partijen -> maar rechterlijke uitspraken kunnen verhelderen hoe bepaalde regels moeten worden uitgelegd of toegepast