Week 3 Flashcards

1
Q

10 bronnen die rechtscheppend zijn voor de internationale rechtsorde

A
  • Gewoonterecht
  • Verdragen
  • Besluiten van internationale organisaties
  • Algemene rechtsbeginselen
  • Billijkheid
  • Rechtsbeginselen
  • Eenzijdige rechtshandelingen
  • Rechterlijke beslissingen
  • ‘Soft law’
  • Opvattingen van de meest bevoegde schrijvers (subsidiare bron)

> geen hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door welke subjecten wordt het proces van internationale rechtsvorming beheerst>

A

door staten en (in mindere mate) internationale organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan instemming worden gegeven?

A
  • Deze instemming kan expliciet worden gegeven (in het geval van verdragen)
  • Of impliciet worden toegekend (in het geval van besluiten van internationale organisaties of gewoonterecht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat gewoonterecht?

A

Gewoonterecht ontstaat uit een opeenvolging van elkaar ondersteunende gedragingen van staten die door actief aan een praktijk deel te nemen dan wel deze te dulden, deze praktijk zodanig aanvaarden dat erop mag worden vertrouwd dat zij zich ook in de toekomst in overeenstemming met die praktijk zullen gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is gewoonterecht/customary international law in beginsel van toepassing? En wat is de uitzondering hiervan?

A

In beginsel wereldwijd van toepassing > algemeen geldend (‘objectief’) recht
> Uitzondering: persistent objector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door welke subjecten is gewoonterecht gevormd?

A

Gewoonterecht wordt in de hoofdzaak gevormd door staten. Handelingen van andere subjecten (voornamelijk internationale organisaties) kunnen de vorming van gewoonterecht wel beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan welke twee voorwaarden moet worden voldaan zodat gewoonterecht ontstaat?

A
  1. Er moet sprake zijn van een algemene statenpraktijk
  2. Er moet sprake zijn van een opvatting dat deze praktijk vereist is op basis van het internationaal recht (opinio juris)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit wat kan de praktijk van staten ontstaan?

A
  • De praktijk van staten kan bestaan uit handelingen van alle staatsorganen (regering, wetgever, rechter).
    Statenpraktijk kan zowel feitelijke handelingen als verbale uitingen omvatten.
    Statenpraktijk kan ook bestaan uit verdragspraktijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Statenpraktijk moet, om tot de vorming van een regel van gewoonterecht te kunnen leiden, aan twee eisen voldoen (North Sea Continental Shelf Cases):

A
  1. Ze moet omvangrijk zijn (extensive)
    Betekent dat de praktijk door relatief veel staten moet worden gevolgd. In het bijzonder moet gekeken worden naar staten die belang bij de regel hebben (whose interests were specially affected) Het is niet in algemene zin te zeggen hoevéél staten een praktijk dienen te volgen voordat een regel van gewoonterecht ontstaat.
  2. Ze moet vrijwel uniform zijn (virtually uniform)
    Ziet erop dat de praktijk vanUi de bij de vorming van een gewoonterechtelijke regel betrokken staten voldoende consistent moet zijn. Staten moeten zich in vergelijkbare omstandigheden op een gelijke wijze gedragen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tijdsduur gewoonterecht

A

Geen bijzondere tijdsduur vereist om te kunnen spreken van gewoonterecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar leidt afwijkende praktijk toe bij rechtsovertuiging?

A

Indien een regel van gewoonterecht eenmaal is gevestigd, leidt afwijkende praktijk niet tot wijziging van de regel, zolang de regel ondersteund blijft door rechtsovertuiging, bijv. foltering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gewoonterecht schema

A

Artikel 38(1)(b) Statuut IGH:
- Algemene (staten)praktijk
- Als recht aanvaard

Algemene (staten)praktijk:
- Omvangrijk (extensive)
- Vrijwel uniform (virtually uniform)
- Tijdsduur

Als recht aanvaard:
- Rechtsovertuiging (opinio juris)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verdragen en gewoonterecht

A

Gewoonterecht -> Verdragsregel
- Verdragen kunnen regels van gewoonterecht codificeren of ‘crystallizeren’

Verdragsregel > Gewoonterecht
- Verdragen kunnen ook leiden tot de vorming van gewoonterecht -> lastig aan te tonen (NSCS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Drie gevallen waarbij meer beperkte vormen van gewoonterecht bestaan

A
  • Regionaal gewoonterecht
    Indien een bepaalde praktijk en rechtsovertuiging niet wereldwijd maar slechts in een bepaalde regio worden gevolgd, kan regionaal gewoonterecht ontstaan.
  • Persistent objectors
    Een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een regel van algemeen gewoonterecht door, gedurende de periode waarin deze regel zich ontwikkelt, regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als gewoonterecht aanvaardt. Deze staat wordt dan aangeduid als ‘persistent objector’.
  • Bilaterale rechtsbetrekkingen
    Wanneer de stand van het algemene gewoonterecht onzeker is, vooral als een regel aan een proces van wijziging onderhevig is, kunnen tussen staten bilaterale rechtsbetrekkingen ontstaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verdragen

A

Verdragen zijn overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbindend zijn tussen de partijen en die door het internationaal publiekrecht worden beheerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke twee manieren kunnen verdragen worden gesloten?

A

Zij worden meestal gesloten in schriftelijke vorm, maar kunnen ook mondeling worden gesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Om 3 verschillende redenen kunnen staten aan het sluiten van een verdrag de voorkeur geven boven gewoonterecht:

A
  • Verdragen komen sneller tot stand dan gewoonterecht
  • Staten kunnen op de inhoud van verdragen een grotere invloed hebben dan op gewoonterecht
  • Verdragen kunnen meer in detail de wederzijdse rechten en plichten van staten formuleren dan mogelijk is bij het van nature algemene gewoonterecht > verdragen bieden dus meer duidelijkheid en zekerheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar vloeit de juridische binding van verdragen uit voort?

A

De juridische binding van verdragen vloeit voort uit de wilsovereenstemming tussen twee of meer staten om een door het internationaal recht beheerste rechtspositie in het leven te roepen. In beginsel wordt een staat niet gebonden zonder dat deze staat zijn wil (of instemming) om gebonden te worden tot uiting heeft gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat vereist de stabiliteit van de internationale rechtsorde?

A

De stabiliteit van de internationale rechtsorde vereist dat een staat die een verdrag heeft aanvaard, dat verdrag uitvoert, ook als hem dat wellicht minder goed uitkomt.

> Dit wordt uitgedrukt in het beginsel: pacta sunt servanda > gesloten verdragen moeten worden gerespecteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is in beginsel de rechtswerking van besluiten van internationale organisaties?

A

In beginsel hebben zij alleen werking binnen de rechtsorde van de organisatie en niet binnen de algemene internationale rechtsorde, waarvan de organisatie immers is afgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar hangt het van af of de besluiten van de internationale organisaties bindend of niet-bindend zijn?

A

hangt af van het oprichtingsverdrag van Internationale Organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Drie typen procedures bij de totstandkoming van besluitvorming

A
  1. Organisaties kunnen besluiten nemen bij unanimiteit:
    Instemming van alle leden van de organisatie is vereist.
    Dit is traditioneel de dominante vorm van besluitvorming in internationale organisaties. De procedure beschermt de autonomie van de leden: deze kunnen immers niet worden onderworpen aan een besluit van de organisatie zonder dat zij uitdrukkelijk met dat besluit hebben ingestemd.
  2. Besluitvorming bij consensus:
    Na onderhandelingen wordt vastgesteld dat alle leden met een besluit kunnen leven en zich er niet tegen verzetten.
    Er wordt dan niet over het besluit gestemd en lidstaten geven geen uitdrukkelijke instemming.
    Besluitvorming bij consensus is vooral van belang bij grootschalige onderhandelingen (unanimiteit is dan namelijk moeilijk te bereiken).
  3. Besluiten worden bij meerderheid van de stemmen genomen:
    Individuele staten kunnen worden overstemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vier typen rechtsregels/beginselen

A
  1. Beginselen die inherent kunnen worden geacht aan het concept ‘recht’. Zij bestaan in elk rechtssysteem.
  2. Algemene rechtsbeginselen die worden ontleend aan algemene concepties van rechtvaardigheid of menselijkheid. Dit type rechtsbeginselen komt vooral voort in het
    internationaal strafrecht. -> Natuurrechtelijk element.
  3. Algemene rechtsbeginselen die bestaan uit beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en die worden overgeplaatst naar de internationale rechtsorde. -> art. 38(1c) Statuut IGH
  4. Fundamentele beginselen van de internationale rechtsorde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

3 vormen die billijkheid kan aannemen

A

billijkheid infra legem:
toepassing van billijkheid binnen het recht

praeter legem:
het vullen van lacunes in het recht

contra legem:
het corrigeren of terzijde stellen van het recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom zijn eenzijdige handelingen van groot belang in het proces van internationale rechtsvorming?

A

Door eenzijdige handelingen kunnen staten de toepasselijkheid en betekenis van internationale rechtsnormen in een concrete situatie beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat kan een staat laten blijken door eenzijdig feitelijk handelen?

A

Door eenzijdig feitelijk handelen kan een staat zijn oordeel laten blijken over de toepassing of betekenis van een regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar leiden eenzijdige feitelijke handelingen tot en wanneer?

A

Eenzijdige feitelijke handelingen leiden tot rechtsgevolgen indien één of meer andere betrokken staten, ten eerste, bekend zijn met de handeling, en, ten tweede, nalaten om van dit handelen of nalaten afstand te nemen, dan wel dit uitdrukkelijk aanvaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

6 typen eenzijdige rechtshandelingen

A
  • Feitelijke handelingen
    Door eenzijdig feitelijk handelen kan een staat zijn oordeel laten blijken over de toepassing of betekenis van een regel.
  • Berusting
    Door berusting (acquiescence) kan een staat een door een andere staat in het leven geroepen situatie stilzwijgend aanvaarden. Berusting vereist geen uitdrukkelijke handeling.
  • Erkenning
    Erkenning (recognition) is een eenzijdige handeling waarmee een staat een bepaalde feitelijke of juridische toestand aanvaardt, met de bedoeling om in de onderlinge betrekkingen met een andere staat rechtsgevolgen te creëren.
    In tegenstelling tot berusting gaat het hierbij om een actieve handeling en een intentie die is gericht op rechtsgevolgen.
  • Protest
    Staten kunnen door eenzijdige handelingen ook rechtsvorming voorkomen. Door middel van protest kan een staat voorkomen dat een handeling van een andere staat juridische betekenis krijgt.
  • Eenzijdige toezeggingen
    Indien een staat publiekelijk toezegt een handeling te verrichten dan wel na te laten, met de bedoeling om door deze toezegging (of: belofte) gebonden te worden, kunnen andere staten in rechte een beroep doen op deze toezegging.
  • Estoppel (rechtswerking)
    Indien een door een staat verrichte (rechts)handeling ertoe leidt dat een andere staat op deze handeling vertrouwt, kan de eerste staat daar niet zonder meer op terugkomen.

Omgekeerd kan een staat die nalaat te reageren op een door een andere staat verrichte handeling daar in zekere omstandigheden ook niet meer op terugkomen. De handeling of toestand heeft dan tussen de betrokken staten rechtskracht gekregen. Er is dan sprake van rechtsverwerking (estoppel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Rechterlijke uitspraken

A

alleen subsidiair! Te gebruiken als hulpmiddel

in beginsel geen precedentenwerking; beslissingen van het IGH slechts bindend voor de partijen -> maar rechterlijke uitspraken kunnen verhelderen hoe bepaalde regels moeten worden uitgelegd of toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Opvattingen van de meest bevoegde schrijvers

A

alleen subsidiair! Te gebruiken als hulpmiddel

bijv. International Law Commission (LLC), International Law Association (ILA)

31
Q

Tribunalen

A

Tribunalen beslissen een concreet geschil en hun uitspraken zijn in beginsel slechts verbindend voor de partijen bij dat geschil.
Een uitspraak van een tribunaal kan wel een bron van internationale verplichtingen zijn.

32
Q

Wat voort soort betekenis kunnen rechterlijke uitspraken hebben?

A

Rechterlijke uitspraken kunnen ook betekenis hebben die verder strekt dan het concrete geschil. Rechterlijke uitspraken kunnen van belang zijn voor het bepalen van het recht indien de exacte status en inhoud van een regel onduidelijk zijn.

33
Q

Soft law

A

Regels die niet tot het internationaal juridische domein behoren, maar wel normerende effecten kunnen hebben en soms een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling en toepassing van rechtsregels

> Formeel geen rechtsbron, maar wel juridisch relevant

34
Q

In de praktijk maken staten en internationale organisaties veelvuldig gebruik van regels die niet uit een formele rechtsbron voortvloeien. 3 voorbeelden zijn:

A

○ Memoranda van overeenstemming
○ Slotdocumenten van internationale conferenties
○ Niet-bindende resoluties van internationale organisaties

35
Q

Wanneer kunnen rechtsnormen die uit verschillende bronnen voortvloeien tegelijkertijd van toepassing zijn?

A

Indien in een concreet geval een rechtsvraag dient te worden beoordeeld

36
Q

Hoe kunnen staten rechtsvorming voorkomen?

A

Staten kunnen door eenzijdige handelingen ook rechtsvorming voorkomen. Door middel van protest kan een staat voorkomen dat een handeling van een andere staat juridische betekenis krijgt.

37
Q

dwingend recht of jus cogens

A

een beperkte categorie regels die als zo fundamenteel voor de internationale rechtsorde worden beschouwd, dat zij voorrang hebben boven enige andere regels van internationaal recht

38
Q

3 aspecten waardoor nationaal recht van belang kan zijn voor het internationaal recht

A
  1. Sommige regels van internationaal recht verwijzen naar nationaal recht
  2. Internationale tribunalen kunnen te rade gaan bij beginselen van nationaal recht indien internationaal recht over een bepaalde kwestie niets regelt.
  3. Nationaal recht kan meer in algemene zin een rol spelen om lacunes in de internationale rechtsorde te vullen.
39
Q

Stappen van inwerkingtreding verdrag

A
  • Onderhandelingen
  • Sluiting en inwerkingtreding
    1. Ondertekening
    2. Bekrachtiging/toetreding
    3. Inwerkingtreding
40
Q

Waar bestaat het verdragenrecht uit?

A

uit het geheel van rechtsregels die de totstandkoming, toepassing, interpretatie, wijziging, opschorting en beëindiging van verdragen regelt.

41
Q

Waar zijn de algemene regels inzake het verdragenrecht neergelegd?

A

In het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (het Verdragenverdrag).

42
Q

Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (het Verdragenverdrag)

A
  • Dit Verdrag heeft uitsluitend betrekking op schriftelijke verdragen die zijn gesloten tussen staten.
  • De meerderheid van de staten zijn aan dit verdrag gebonden, namelijk 116 staten.
  • In beginsel kan ervan uit worden gegaan dat staten geen partij zijn bij het Verdragenverdrag gebonden zijn aan overeenkomstige regels van gewoonterecht.
  • Bepalingen zijn subsidiair van aard (als het verdrag zelf bepalingen bevat over wijziging etc. dan gelden die regels van dat verdrag. Alleen als het verdrag geen regels erover heeft kijk je naar het WVV) > kijk dus eerst naar het verdrag zelf voordat je naar het WVV kijkt!
  • Geen retroactieve werking: alle verdragen die zijn gesloten voor inwerkingtreding WVV worden besloten door gewoonterecht
43
Q

Structuur van de meeste verdragen

A

Preambule
-Redenen voor het sluiten van het verdrag en het doel van verdrag
-Geen zelfstandige rechten of verplichtingen, wel belangrijk bij interpretatie

Materiële bepalingen, in genummerde artikelen
-Inhoud van afspraken
-Gedetailleerde afspraken staan soms in bijlagen van verdrag (Annex)

Formele bepalingen
-Betreffen het verdrag als regelgevend instrument zelf
-Bijv. geschillenbeslechting, wijziging en beëindiging van verdrag

Testimonium
-Plaats en datum ondertekeningen, taal van verdrag etc.

44
Q

Overeenkomsten gesloten in verdragsvorm en in vereenvoudigde vorm

A
  • Overeenkomsten gesloten in verdragsvorm:
    Zijn doorgaans van formele aard. Zij bevatten een preambule die aan de materiële bepalingen voorafgaat en ter afsluiting een zogenoemd testimonium: een aantal ‘plechtige’ passages met onder meer de plaats en datum van ondertekening, de taal of talen waarin het verdrag is opgesteld, de authenticiteit van die talen enzovoort.
  • Overeenkomsten gesloten in vereenvoudigde vorm:
    Kan de vorm aannemen van een wisseling van nota’s (tussen een ministerie van Buitenlandse Zaken en/of ambassades) of van brieven (die meer persoonlijk van aard zijn, getekend door ministers en/of ambassadeurs).
    Tussen twee verschillende vormen bestaat geen verschil in juridische status.
45
Q

Bilaterale verdragen

A

tussen twee staten

46
Q

Multilaterale verdragen

A

tussen meer dan twee staten

47
Q

Wat bevatten multilaterale verdragen?

A

Multilaterale verdragen bevatten ook een bepaling over de depositaris van het verdrag.
De depositaris is de staat of de organisatie die optreedt als beheerder van het verdrag. Hij houdt onder meer informatie bij over nieuwe staten die partij worden bij een verdrag en verspreidt die informatie onder de andere partijen.

48
Q

consent to be bound

A

Een verdrag wordt pas juridisch verbindend indien voldoende staten hun instemming tot uitdrukking hebben gebracht om door het verdrag te worden gebonden

49
Q

De meest voorkomende procedure van sluiting en inwerkingtreding van verdragen, zoals die voor Nederland van belang is

A
  • Ondertekening:
    De ondertekening van de aangenomen tekst.
    Ondertekening geschiedt door vertegenwoordigers (organen) van de staat die bevoegd zijn om een verdrag te sluiten, ofwel treaty-making power bezitten.
  • Bij bilaterale verdragen of verdragen die strekken tot uitvoering van eerdere verdragen, treedt een verdrag met de ondertekening direct in werking.
  • In de meeste gevallen leidt een ondertekening niet tot binding van de staat.
  • Bekrachtiging (ratification) en toetreding (accession):
    Bekrachtiging (ratificatie) is een internationale handeling waarmee een staat zijn instemming om door een verdrag te worden gebonden kenbaar maakt, in het algemeen door het neerleggen van een akte van bekrachtiging bij de depositaris van het verdrag.
    Toetreding is een procedure die ter beschikking staat aan staten die niet hebben deelgenomen aan de onderhandelingen of die het verdrag niet hebben getekend binnen de daarvoor openstaande termijn.
50
Q

Wat moet je als Staat doen als je ondertekent zonder te bekrachtigen?

A

Als je ondertekent zonder te bekrachtigen moet je je als Staat alsnog onthouden van handelingen die een verdrag zijn voorwerp of zijn doel zouden ontnemen

51
Q

Wanneer treedt een verdrag in werking/wordt het van kracht?

A

Een verdrag treedt in werking (wordt van kracht) als voldoende staten hun instemming om door het verdrag gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht, hoeveel staten ‘voldoende’ is, is meestal in slotbepalingen van het verdrag vastgelegd.

52
Q

Op welke 2 manieren kan goedkeuring worden verleend?

A

o Stilzwijgend -> geen uitvoeringswetgeving noodzakelijk indien de regering verwacht dat het parlement geen behoefte heeft aan een debat.

o Uitdrukkelijk -> wordt verleend in de vorm van een goedkeuringswet. Hierop zijn de normale procedures van formele wetgeving van toepassing.

53
Q

Onder welke 4 omstandigheden kan een verdrag dat formeel in werking is getreden zonder rechtsgevolg blijven?

A
  • De uitdrukking van de wil van een staat om gebonden te worden was te onzuiver -> dwaling, bedrog, corruptie, overschrijding van nationale bevoegdheden.
  • Dwang uitgeoefend op een vertegenwoordiger van een staat (om een verdrag te sluiten).
  • Totstandkoming van een verdrag is bereikt door bedreiging of met gebruik van geweld tegen een staat.
  • Ongeoorloofde oorzaak -> een verdrag is nietig als het strijdig is met dwingend internationaal recht (jus cogens).
54
Q

Voorbehoud

A

Een staat die partij wordt bij een verdrag kan de rechtsgevolgen van bepaalde verplichtingen uitsluiten of wijzigen door middel van een voorbehoud; niet alle verdragen staan dit toe. Ook bij verdragen waarbij voorbehouden wél zijn toegestaan kan een voorbehoud alsnog onrechtmatig zijn, als deze in strijd is met het voorwerp en doel van het verdrag.

55
Q

Interpretatieve verklaringen

A

eenzijdige verklaringen waarbij een staat zijn oordeel geeft over de betekenis of reikwijdte die hij toekent aan één of meer bepalingen uit een verdrag.

56
Q

Manieren van interpretatie verdragen?

A
  • Objectieve methode: gewone betekenis van termen
  • Teleologische methode: interpretatie aan de hand van het onderwerp, de strekking en het doel van het verdrag
  • Ook van belang: tekst van het verdrag (incl. preambule en bijlagen), verdragspraktijk en later gesloten overeenkomsten

> Werkt dit niet? Dan artikel 32 WVV:
- Relevantie van onderhandelingsgeschiedenis (travaux préparatoires)
- Subjectieve methode

57
Q

Pacta sunt servanda

A

Een in werking getreden verdrag verbindt de partijen en moet door deze te goeder trouw ten uitvoer worden gelegd.

58
Q

Territoriale toepassing

A

In beginsel zijn verdragen van toepassing op het gehele grondgebied van staten. Tenzij een verdrag dit verbiedt, kunnen staten echter bij ondertekening of bekrachtiging aangeven dat een verdrag niet voor het gehele grondgebied werkt.

59
Q

Achtereenvolgende verdragen

A

Het komt vaak voor dat een rechtsvraag wordt beheerst door meerdere verdragen. Zolang deze verdragen niet conflicteren, kunnen zij gezamenlijk worden toegepast.

60
Q

Derde staten

A

In beginsel zijn verdragen alleen verbindend tussen verdragspartijen. Zij scheppen geen rechten en plichten voor derde staten zonder hun instemming.

61
Q

Interpretatie

A

Verdragsbepalingen zijn vaak voor meerdere uitleg vatbaar. In dat geval dient het verdrag te worden geïnterpreteerd. Interpretatie is in hoofdzaak gericht op het vaststellen van hetgeen de partijen bij een verdrag met de tekst hebben bedoeld.

62
Q

Uitzonderingen pacta sunt servanda

A

Uitzonderingen pacta sunt servanda (dat je dus niet te goeder trouw aan hoeft te houden): ongeldigheid verdragen, opzegging, opschorting en beëindiging
Een verdrag is dus formeel alleen bindend voor de partijen bij dat verdrag!

63
Q

Kunnen staten een verdrag wijzigen?

A

De meeste verdragen voorzien in een relatief eenvoudige en snelle wijze van totstandkoming en inwerkingtreding van wijzigingen. Staten die een verdrag willen wijzigen, kunnen daartoe een overeenkomst aangaan.

64
Q

Wanneer is beëindiging of terugtrekking mogelijk?

A

Beëindiging of terugtrekking is, behoudens een aantal uitzonderingen, alleen mogelijk als de andere verdragspartijen hiermee instemmen.

65
Q

Wanneer kan opschorting wenselijk zijn?

A

Opschorting kan wenselijk zijn als uitvoering van een verdrag tijdelijk moeilijk is (bijvoorbeeld bij een burgeroorlog of een economische crisis)

66
Q

Waar hangt het van af of opschorting is toegestaan?

A

Of opschorting is toegestaan, hangt voornamelijk af eventuele uitdrukkelijke verdragsbepalingen.

67
Q

Invalidity

A

Ongeldigheid

68
Q

Consent to be bound

A

Wilsinstemming

69
Q

Invalidating

A

Vernietigbaarheid

70
Q

Void

A

Nietig

71
Q

Withdrawal; denunciation

A

Opzegging

72
Q

Termination

A

Beëindiging

73
Q

Suspension

A

Opschorting

74
Q

Materiële, formele en temporele reikwijdte WVV

A
  • Materiële reikwijdte: de verplichtingen die het verdrag kent waar je als staat aan moet voldoen. > inhoud is van toepassing op verdragen (art. 1 jo. art. 2 lid 1)
  • Formele reikwijdte: de vereisten waar je als staat aan moet voldoen om aan een verdrag deel te nemen. > alleen de partijen die het verdrag hebben ondertekend en geratificeerd, zijn verbonden aan het verdrag.
  • Temporele reikwijdte: houdt in dat een verdrag alleen verplichtingen geeft op het moment dat het verdrag ook daadwerkelijk in werking is getreden. > strikt gezien is het verdrag van toepassing op verdragen die na 1970 zijn gesloten aangezien het als gewoonterecht geldt.