Week 4 Flashcards
Geschil
Een specifiek meningsverschil over een feitelijke, juridische of beleidskwestie waarbij een claim/bewering van de ene partij wordt beantwoord met een weigering/tegenvordering/ontkenning door een andere partij.
Internationaal geschil
Een geschil, maar dan tussen internationale rechtssubjecten (voornamelijk staten)
Feitelijke meningsverschillen
Een meningsverschil over de feiten
Juridische meningsverschillen
Je bent het eens over de feiten, maar hebt een meningsverschil over welk artikel tot betrekking is/hoe die wordt toegepast
Wat is het verschil tussen geschil en conflict?
Geschil is juridisch, conflict meer in het algemeen (zou bijv,. Ook over een oorlog kunnen gaan)
Geschillenbeslechtingsmethoden (art. 33 lid 1 VN-H)
Diplomatieke geschillenbeslechtingsmethoden
- Onderhandelingen
- Goede diensten
- Bemiddeling
- Feitenonderzoek
- Conciliatie (verzoening)
Juridische geschillenbeslechtingsmethoden
- Arbitrage (=deskundigen doen een uitspraak over het conflict)
- Rechtspraak
Diplomatieke methoden
- Geen bindende uitkomst
- Invloed partijen over de beslechting relatief groot
- Rol van derde partij relatief klein
- Op basis van instemming van de partijen
Juridische methoden
- Bindende uitkomst
- Invloed partijen over de beslechting relatief klein
- Rol van derde partij relatief groot
- Op basis van instemming van de partijen
Handhaving
naleving van het internationaal recht en het ervoor zorgen dat andere staten zich hier ook aan houden
> Kan op twee manieren:
- Eenzijdige (unilaterale) handhaving (staat A neemt maatregelen om te zorgen dat staat B het internationaal recht naleeft)
- (Multilaterale) handhaving binnen internationale organisaties (internationale organisaties leggen maatregelen/sancties op, om te zorgen dat de leden het internationaal recht naleven)
Eenzijdige maatregelen
Eenzijdige maatregelen worden door een staat genomen als reactie op schending rechtsplicht door een andere staat, om die staat ertoe aan te zetten diens verplichtingen na te leven.
> Relevant indien er geen bevoegde rechter is die staten kan opdragen een schending te beëindigen.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen twee typen maatregelen waarmee een staat kan reageren op een schending van een rechtsplicht door een andere staat:
- Retorsies
Maatregelen die in beginsel niet door internationaal recht zijn verboden. Voorbeeld: het verbreken van diplomatieke betrekkingen. In de afwezigheid van specifieke verdragsbepalingen zijn dergelijke maatregelen niet onrechtmatig en een staat mag ze dan te allen tijde gebruiken om een andere staat ertoe aan te zetten een onrechtmatige handeling te beëindigen. - Represailles (tegenmaatregelen/countermeasures)
Maatregelen die op zichzelf door internationaal recht zijn verboden, maar niet onrechtmatig zijn als ze zijn gericht op beëindiging van de onrechtmatige daad van een andere staat. Represailles worden ook wel aangeduid als tegenmaatregelen (countermeasures).
Represailles mogen slechts worden genomen als aan een aantal voorwaarden van de Artikelen inzake Staatsaansprakelijkheid (ARSIWA) is voldaan:
1) Alleen gelaedeerde staten (injured states) mogen tegenmaatregelen nemen. Staten die geen rechtsbelang hebben bij een schending moeten zich beperken tot retorsies, acties in het kader van internationale organisaties of andere rechtmatige methoden.
2) De staat die voornemens is om tegenmaatregelen te nemen, moet eerst de aansprakelijke staat verzoeken de schending te beëindigen en rechtsherstel te bieden (art. 52(1)(a)).
3) De staat die tegenmaatregelen wil nemen, moet onderhandelen met de in gebreke blijvende staat (art. 52(2)).
4) Een staat mag geen tegenmaatregelen nemen wanneer het geschil is voorgelegd aan een internationaal tribunaal (art. 52(3)(b)).
5) Tegenmaatregelen moeten evenredig zijn aan de aard van de geleden schade; schade van de staat die de tegenmaatregelen neemt moet vergeleken worden met de schade die de tegenmaatregelen veroorzaken en het belang van het beginsel dat in geding is moet worden meegewogen (art. 51).
Tegenmaatregelen die wel onrechtmatig zijn:
- Het gebruik van geweld (afgezien van zelfverdediging).
- Schending van mensenrechten (art. 50(1)(b)).
- Tegenmaatregelen die in strijd komen met dwingend recht (jus cogens) (> zowel bij verdrag als bij eenzijdige maatregelen mag hier niet van worden afgeweken) (art. 50(1)(d))
multilaterale verdragen
Bij verschillende multilaterale verdragen zijn instituties opgericht die toezicht uitoefenen op de naleving van verdragsverplichtingen.
> Dragen bij aan effectieve toepassing van verplichtingen en kunnen daarmee geschillen tussen staten voorkomen of wegnemen.
Vooral van belang voor de naleving van multilaterale verdragen die gemeenschappelijke belangen beschermen, bijv. mensenrechten, milieubescherming, ontwapening.
Mogelijke acties (hangt af van IO/verdrag):
- Publicaties over (niet-) naleving van verdragsverplichtingen > ‘naming and shaming’
- Aanbevelingen die oproepen naleving van verdrag te verbeteren (niet bindend)
- Sancties bij niet-naleving (bijv. opschorting lidmaatschap of stemrecht) (>sterkste maatregel)
Diplomatieke geschilbeslechting
methoden waarbij staten proberen via onderhandelingen een wederzijds aanvaardbare oplossing voor hun geschil te vinden.
> De bijdrage aan de oplossing van een geschil ligt niet in een bindende uitspraak, maar in een politiek aanvaardbare oplossing > sterk politiek karakter.
Onderhandelingen (negotiation)
○ Tussen twee of meer staten
○ Zonder betrekking van een derde (onafhankelijke) partij
○ Aantal verdragen bepaalt dat staten eerst moeten onderhandelen voordat de kwestie kan worden voorgelegd aan een internationaal hof/tribunaal
>Optie van onderhandelingen blijft openstaan, partijen kunnen zich altijd terugtrekken uit een procedure met een derde partij
○ Veel vrijheid omtrent ‘procedure’, weinig kosten, mogelijkheid tot geheimhouding procedure, onderhandelende staten hebben veel controle over de procedure
○ Randvoorwaarden: wederzijdse rechten in aanmerking nemen & onderhandelingen gebeuren te goeder trouw
Goede diensten (good offices)
○ Als staten hun geschil niet via onderhandelingen kunnen oplossen, kunnen zij gebruikmaken van de ‘goede diensten’ van een derde partij.
○ De derde partij faciliteert communicatie tussen de betrokken staten > vooral nuttig wanneer de staten weigeren om direct contact te onderhouden.
○ Tenzij een verdrag anders bepaalt, zijn staten niet verplicht om gebruik te maken van goede diensten.
Bemiddeling (mediation)
○ Bij bemiddeling speelt de derde partij een actieve rol.
○ De derde partij is de bemiddelaar die de partijen helpt om tot een oplossing te komen.
○ De grens tussen goede diensten en bemiddeling is niet scherp. Goede diensten kunnen uitmonden in bemiddeling.
○ Evenals goede diensten berust bemiddeling op de instemming van de partijen > een bemiddellaar kan alleen effectief functioneren als partijen bereid zijn mee te werken en concessies te doen.
Feitenonderzoek (inquiry)
○ Indien er een verschil van mening bestaat over de feiten die tot een geschil aanleiding hebben gegeven > een derde partij kan gevraagd worden om de feiten van het geschil te verhelderen.
○ Na een onafhankelijk feitenonderzoek kan via onderhandelingen (of bemiddeling) worden geprobeerd om het geschil op te lossen.
○ Permanente commissies voor feitenonderzoek vs ad hoc