Week 7 Flashcards

1
Q

Waar is internationaal recht van afhankelijk?

A

Internationaal recht is afhankelijk van een krachtige rol van nationale organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer zullennationale organen in staat zijn om een bijdrage te leveren aan de toepassing en de handhaving van internationaal recht?

A

als nationaal recht daarvoor een voldoende basis biedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dualisme (6)

A

· De staat staat centraal -> primaat van soevereiniteit, internationaal recht kan niet boven de staat staan.

· Toonaangevende auteur: Triepel.

· Gaat uit van een afzonderlijk internationaal en nationaal rechtstelsel (die ieder voorzien van regels voor afzonderlijke rechtssubjecten).
- Er was geen rol voor het individu in de internationale rechtsorde.

· Pas na omzetting (transformatie) van internationale bepalingen in het nationale recht ontstaan er rechten en verplichtingen voor burgers.

· In het geval van conflict tussen internationale en nationale regels, wordt door nationaal recht bepaald welke voorrang geniet (meestal is dat de nationale regels).

· Keerzijde: nationalisme (bijv. Duitsland en Italië).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Monisme (6)

A

· Individu staat centraal -> de staat bestaat dankzij internationaal recht (zonder internationaal recht geen staat).

· Toonaangevende auteur: Kelsen.

· Uitgangspunt is eenheid van nationale en internationale rechtssystemen.

· Internationale bepalingen kunnen direct verplichtingen opleggen aan burgers.

· In het geval van conflict tussen internationale en nationale regels, genieten de internationale regels meestal voorrang.

· Het internationaal publiekrecht kan de macht van de staat beperken.

> NL gematigd monistisch stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De mate waarin (en de wijze waarop) internationaal recht doorwerkt (doorwerking) in de nationale rechtsorde wordt bepaald door drie aspecten:

A
  1. Geldigheid
  2. Rechtstreekse werking
  3. Voorrang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar doelt geldigheid op?

A

· Doelt op de status van een regel van internationaal recht in de nationale rechtsorde.
- Als een internationale regel de status van rechtsregel heeft, dan is deze internationale regel ‘geldig’ recht binnen de nationale rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de statenpraktijk worden in hoofdzaak twee modellen gevolgd die kunnen leiden tot geldigheid van een regel van internationaal recht in de nationale rechtsorde:

A
  • Omzetting (dualisme):
    Internationale regel heeft pas betekenis in nationale rechtsorde als de wetgever deze uitdrukkelijk opneemt in het nationaal recht.
  • Automatische geldigheid (monisme):
    Internationale regel wordt deel van de nationale rechtsorde zodra deze internationale regel verbindend wordt voor een staat op internationaal niveau.

> NL: op basis van een ongeschreven grondwettelijke regel is het gehele recht onderdeel van de nationale rechtsorde -> automatische geldigheid voor alle bronnen internationaal recht (toch zien we ook vaak uitvoeringswetgeving).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bronnen rechtstreekse werking

A

Hoewel alle bronnen van het internationaal publiekrecht geldig recht zijn binnen de Nederlandse rechtsorde, betekent dit niet dat alle bronnen rechtstreekse werking genieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtstreekse werking

A

Rechtstreekse werking -> wat is de toepasselijkheid jegens burgers, en de inroepbaarheid voor nationale rechterlijke instanties door burgers?

  • Geen (dualisme)
  • Beperkt (gematigd monisme) -> NL
  • Volledig (monisme)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar is de doorwerking van een regel van internationaal recht in belangrijke mate afhankelijk van in staten met een monistisch stelsel?

A

van de vraag of die regel rechtstreekse werking heeft.
> In Nederland vloeit dit voort uit art. 93 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit art. 93 Gw komen drie samenhangende zaken voort: (3)

A
  1. Het stelt grenzen aan de toetsingsopdracht van de rechter ten aanzien van overheidsbeleid
  2. Het leerstuk van rechtstreekse werking begrenst de bevoegdheid van bestuur en rechter om via internationale normen de plichten van particulieren te bepalen
  3. Art. 93 Gw regelt welke bepalingen van internationaal recht door particulieren kunnen worden ingeroepen voor de rechter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is te bepalen of een verdrag/besluiten IO een ieder verbindende bepaling zijn?

A
  • Sinds 2017 geeft de regering bij voorlegging voor goedkeuring van een verdrag aan het parlement aan of het van mening is dat het rechtstreeks werkt.
  • Spoorwegstaking arrest HR & latere nuance.
  • Uiteindelijke oordeel hierover is aan de rechter.
  1. Vaststellen of verdragspartijen zijn overeengekomen aan een bepaling al dan niet rechtstreekse werking toekomen.
  2. Indien dit niet vastgesteld kan worden, is rechtstreekse werking afhankelijk van de inhoud van de desbetreffende bepaling.

> Toets uiteengezet in Spoorwegstaking arrest HR en later door HR genuanceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een regel van internationaal recht die in beginsel geldig is in de nationale rechtsorde, kan botsen met een regel van nationaal recht, vooral als deze rechtstreeks wordt toegepast -> welke regel geniet voorrang?

A

· Fundamentele regel -> in de internationale rechtsorde: art. 27 WVV (internationaal recht heeft voorrang op nationaal recht).

· Maar: in de nationale rechtsorde:
1. Gelijke rang model: internationaal en nationaal recht van gelijke rang -> lex posterior derogat legi priori/anteriori (VS: later in time rule).

  1. Internationalistisch model: internationaal recht hogere status dan nationaal recht -> NL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verdragsbepalingen die niet eenieder verbindend zijn hebben géén voorrang. (2)

A

> Grondslag ligt in machtenscheiding: onwenselijk dat rechter op grond van algemeen geformuleerde verdragsbepalingen met veel beoordelingsruimte, een door de wetgever vastgestelde wet buiten toepassing zou laten.

> Geldt ook voor ongeschreven gewoonterecht (tenzij er in Nederlandse wetgeving van is afgeweken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly