De vroege moderne economie Flashcards
Hoe werd de economische activiteit in de tekst geanalyseerd in 3 sectoren?
De economische activiteit werd in de tekst geanalyseerd door deze in drie sectoren te verdelen: landbouw, productie/industrie en handel/diensten.
Welke verandering vond plaats in de zestiende en zeventiende eeuw met betrekking tot productieactiviteiten in steden?
Er vond een significante verschuiving plaats van productieactiviteiten van sterk gereguleerde steden naar het platteland, waar proto-industriële productie kon evolueren buiten het bereik van gilden.
Hoe kan de economie in de zestiende en zeventiende eeuw worden beschreven in termen van industrialisatie?
De economie kan worden beschreven als ‘pre-industrieel’ in vergelijking met de latere negentiende-eeuwse fabrieksproductie. Er was beperkte mechanisatie en energievoorziening was gebaseerd op organische en minerale hulpbronnen, maar er was toch sprake van diverse en regionaal gespecialiseerde industriële activiteiten, met textielproductie als een belangrijk voorbeeld.
Wat wordt bedoeld met de ‘Agricultural Revolution’ in de tekst en welke veranderingen werden waargenomen in de periode 1500-1700?
De ‘Agricultural Revolution’ verwijst naar de radicale veranderingen in landbouwtechnieken en veeteeltpraktijken die de buitengewone bevolkingsgroei van industrialiserende samenlevingen in de achttiende en negentiende eeuw mogelijk maakten. Tussen 1500 en 1700 verbeterden de opbrengst-zaaiverhoudingen en vonden verschuivingen plaats van permanente landbouw naar ‘convertible’ of ‘up-and-down husbandry’, waarbij arable velden werden omgezet in weilanden.
Welke mechanismen werden hypothetisch voorgesteld als verklaring voor agrarische veranderingen?
Drie mogelijke mechanismen werden voorgesteld: introductie van extra productiefactoren (land, kapitaal, arbeid); ontwikkeling van efficiëntere productiefactoren (nieuwe gewassen, goedkopere arbeid); of een combinatie van beide.
Hoe veranderde de landbouw na 1650 en welke oplossingen werden toegepast om de productie op peil te houden?
Na 1650, met afnemende vraag en stijgende arbeidskosten, begonnen boeren te diversifiëren, zich te specialiseren in nicheproducten en efficiënter te werken door arbeid te verminderen. Enclosure was een belangrijk middel om arbeidskosten te drukken, wat leidde tot de opkomst van het ‘ESTATES’-systeem.
Wat zijn drie kenmerken van vroegmoderne industrieën volgens de tekst?
De drie kenmerken zijn: beperkte investering in vast kapitaal, trage technologische verandering en gedecentraliseerde organisatie van productie, met het ‘putting-out’-systeem als voorbeeld.
Hoe was de organisatie van de textielindustrie typisch en welke rol speelden ‘clothiers’ daarin?
De textielindustrie werd georganiseerd via het ‘putting-out’-systeem, waarin ‘clothiers’ een cruciale rol speelden. Ze fungeerden als tussenpersonen tussen producenten en markten, faciliteerden de toeleveringsketen en organiseerden de distributie van grondstoffen en afgewerkte producten.
Wat waren de gevolgen van industriële activiteit voor de bevolking en sociale structuur van productiegemeenschappen?
Industriële gemeenschappen groeiden, werden dichter bevolkt en toonden een sociale polarisatie, met een meerderheid van industriearbeiders en minder gentry. Deze gebieden waren kwetsbaar voor economische schommelingen en afhankelijk van externe markten voor voedsel.
Hoe evolueerde de handel in Europa in de vroegmoderne periode, en wat waren enkele symptomen van de vroege globalisering?
De handel evolueerde van lokale en regionale uitwisseling naar een meer geglobaliseerde handel. Symptomen van vroege globalisering omvatten de ontdekking van de Nieuwe Wereld, de influx van zilver, oprichting van joint-stock bedrijven zoals de Dutch East India Company, en de ontwikkeling van nationale banken.
