1C3 week 10 HC 5 & 6 Receptoren Flashcards

(38 cards)

1
Q

Welk type membraaneiwit komt het meeste voor?

A

GPCR: guanine nucleotide bindend eiwit gekoppelde receptor (G eiwit gekoppeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat een G-eiwit gekoppelde receptor?

A

7 transmembraan domeinen voor:

  • Hormoonbinding
  • Transmembraan verankering
  • Transductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet de familie van TSH like hormonen eruit?

A

TSH, FSH, LH en hCG

- dezelfde a subunit, specifiek b subunit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat een G-eiwit?

A

Specifiek a subunit & b en y subunit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke Ga-eiwitten zijn er en wat zijn hun second messengers?

A
  • Gi: inhibitie cAMP
  • Gq: stijging Ca
  • Gs: stijging cAMP
  • G1,2: stijging rho
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt het Gs eiwit?

A
  1. Binding aan Gs activeert adenylyl cyclase
  2. Stijging cAMP -> PKA actief
  3. Fosforylering en genregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke receptor bindt ACTH?

A

Melano cortin 2 receptor (MC2R)

- ACTH is klein, dus extracellulair bindingsdomein ook klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vinden we welke soorten receptoren?

A
  • Hypothalamus en hypofyse: membraanreceptoren

- Perifeer: kernreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden G-eiwitten gereguleerd?

A
  • Activatie na binding GTP door hormoonbinding -> afsplitsing b en y subunit
  • Inactivatie door GTPase in a subunit -> GDP gebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat PKA?

A
  • 2 regulatoire subunits: binden beide een cAMP

- 2 catalytische subunits: bewegen naar kern toe en binden aan transcriptie factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt het Gq eiwit?

A
  1. Binding Gq leidt tot activatie fosfolipase C
  2. PIP2 wordt omgezet in IP3 en DAG
  3. Ca stijgt -> PKC actief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt het G1,2 eiwit?

A
  1. G12/13 activeert RhoGEF

2. Rho actief -> vorming Rock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Via welke eiwitten werken de verschillende hormonen?

A

TRH: via Gq
TSH en ACTH: via Gs
Somatostatine: via Gi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke mutaties in MC2R zijn bekend?

A
  • Inactiverend: cortisol deficiëntie

- Alternatief gen: MRAP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke mutaties in TSH receptor zijn bekend?

A
  • Inactiverend: hypothyreoïdie
  • Activerend: hyperthyreoïdie
    (constitutief actief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke mutaties in G-eiwitten zijn bekend?

A
  • Inactiverend: hormoon resistentie (bijv. pseudo-hypoparathyroïdie)
  • Activerend: McCune Albright syndroom
17
Q

Welke mutaties in PKA zijn bekend?

A
  • Inactiverende mutatie in regulerende subunit van PKA (Carney complex)
  • Activerende mutatie in catalytische subunit PKA
  • > ongeremde activatie van catalytische subunit -> bijnier hyperplasie
18
Q

Wat is het gevolg van een inactiverende mutatie in fosfodiesterase?

A

Geen daling cAMP -> constante activatie -> bijnier hyperplasie

19
Q

Welke agonisten en antagonisten zijn er?

A
  • Agonist: hoge affiniteit en effectiviteit
  • Partiele agonist: variabele affiniteit en effectiviteit
  • Inverse agonist: bindt aan inactieve receptor en remt basale activiteit (bijv antilichamen)
  • Antagonist: bindt receptor maar induceert geen signaaltransductie
20
Q

Wat is zwangerschap thyreotoxicose?

A

Eerste trimester stijging hCG en daling TSH

- Door mutatie reageert TSH receptor op hCG

21
Q

Hoe werken kernreceptoren?

A
  1. Hormoon bindt aan ligand afhankelijke transcriptiefactor
  2. Transcriptiefactor ondergaat conformatie verandering
  3. Transcriptiefactor kan binden aan hormoon response element
  4. Transcriptie is mogelijk
22
Q

Welke typen kernreceptoren zijn er?

A

Endocrien: dimeer, hormoon binding
Orphan: dimeer en monomeer, ligand onbekend

23
Q

Welke typen endocriene kernreceptoren zijn er?

A
  • Homo dimeer (bijv ER, AR, PR, GR en MR)

- Hetero dimeer: RXR partner (bijv TR)

24
Q

Uit welke domeinen bestaan de receptoren?

A
  • A/B: transactivatie 1
  • C: dna binding en dimerisatie
  • D: hinge
  • E: ligand binding, kernlokalisatie, transactivatie 2 en dimerisatie
25
Welke functionele domeinen bezitten de receptoren?
- Ligand bindingsdomein: 12 helices met binding pocket, conformatie verandering na binding - DNA bindingsdomein: herkenning 3 aminozuren van HRE
26
Hoe ziet het DNA bindingsdomein eruit?
3 a-helices met 2 zink clusters, ca 70 aminozuren met veel Arg en Lys
27
Wat is het hormoon response element?
Korte sequentie in/nabij promotor die specifieke transcriptie factoren bindt
28
Hoe ziet de sequentie van het HRE eruit?
2 tegengestelde consensus van 6 bp gescheiden door sequentie van 3 bp
29
Hoe kunnen de consenus van HRE zich tot elkaar verhouden?
- Inverted repeat: beide van buiten naar binnen lezen (bij steriod en RXR) - Direct repeat: beide van links naar rechts lezen (bij RXR en orphan) - Everted repeat: beiden van binnen naar buiten lezen (bij orphan) - Halfsite (bij orphan)
30
Wat is het verschil tussen de GR en MR?
- GR bindt ligand in cytoplasma en transloceert daarna naar HRE in de kern - MR bindt ligand terwijl het al aan HRE in de kern gebonden is
31
Hoe verloopt receptor activatie door cortisol?
1. Cortisol passief naar cytosol en bindt aan GR 2. HSP laat los 3. Dimerisatie 4. Translocatie naar HRE 5. Interactie met coactivatoren 6. Transcriptie
32
Wat zijn co-acivatoren?
Deeltjes die interactie aangaan met ligand-gebonden receptoren en zo de activator functie versterken - Dissociatie na dissociatie van hormoon/ligand
33
Hoe werkt de T3 receptor?
- Inactief bij binding corepressors | - Actief bij binding T3 en co-activatoren (T3 actief naar kern getransporteerd)
34
Wat zijn co-repressors?
Deeltjes die interactie aangaan met ongebonden receptor en de repressor functie versterken - Dissociatie na binding hormoon/ligand
35
Welke receptor isomorfen van TR zijn er?
- TRb1: T3 gevoelig, lever en vetweefsel - TRb2: T3 gevoelig, negatieve feedback hypofyse en hypothalamus - TRa1: T3 gevoelig, hart en brein - TRa2: niet T3 gevoelig, skelet
36
Op welke manieren kunnen diversiteit van het effect van T3 receptoren worden gecreerd?
- TRa of TRb - RXRa, RXRb of RXRy - Monomeer, dimeer of heteromeer - Coactivatoren - Transcriptiefactoren
37
Wat doen agonisten en antagonisten van kernreceptoren?
- Agonist: comformatie verandering ten gunste van coactivator binding - Antagonist: conformatie verandering ten gunste van corepressor binding - Inverse agonist: remt basale activiteit kernreceptor
38
Wat zijn selectieve receptor modulators?
Stoffen die zorgen voor conformatie verandering receptor en op die manier agonistisch of antagonistisch werken - Werking verschilt per weefsel