2B3 week 11 Flashcards

(61 cards)

1
Q

vasculitis

A

ontsteking van bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pathogenese vasculitis van de grote en middelgrote vaten

A
  • ontsteking begint in adventitia
  • DC wordt geactiveerd en blijft in de adventitia
  • lymfocyten gaan via vasa vasorum naar de DC en worden geactiveerd en gaan cytokines produceren
  • ontsteking trekt steeds meer naar de binnenkant, uiteindelijk is de hele vaatwand ontstoken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

door wat kunnen vasculitiden van de kleine vaten veroorzaakt worden?

A

immuuncomplexen en ANCA’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pathogenese vasculitis van de kleine vaten door immuuncomplexen

A
  • bij een grote overmaat aan immuuncomplexen zullen deze neerslaan in de vaatwand (lever en milt hebben opruimcapaciteit bereikt)
  • leukocyten worden geactiveerd om neergeslagen immuuncomplexen op te ruimen, waarbij vaatwand beschadigt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pathogenese vasculitis van de kleine vaten door ANCA’s

A
  • als de neutrofiel geactiveerd wordt gaan bepaalde antigenen in het cytoplasma naar het celoppervlak
  • ANCA’s binden aan die antigenen, waardoor de neutrofiele granulocyt adhesiefactoren tot expressie gaat brengen
  • neutrofiele granulocyt hecht aan de vaatwand en beschadigt deze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symptomen vasculitis als gevolg van

A

vrijkomen inflammatoire cytokinen, ischemische schade aan bepaalde weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken vasculitiden

A
  • meestal subacuut beloop (weken-maanden)
  • pijn
  • tekenen van ontsteking prominent (koorts, rash, artritis)
  • vaak multi-orgaan dysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen vaatwandontsteking

A

vernauwing, trombose, vaatwandvernauwing met evt. ruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeeld vasculitis grote vaten

A

aortitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeelden vasculitis middelgrote vaten

A

Polyarteritis nodosa (PAN), Kawasaki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Polyarteritis nodosa (PAN)

A
  • aspecifiek begin
  • vasculitis fase: huid, zenuwen, tr. digestivus, hart
  • sterke associatie met hep B infectie
  • behandeling: hep behandeling bij onderliggende hep infectie, prednison + cyclofosfamide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kawasaki

A
  • kinderziekte, incidentie 10/100.000, mogelijk associatie met COVID-19
  • behandeling: gammaglobuline + aspirine, preventie coronairlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

huidafwijkingen bij vasculitis van de kleine bloedvaten

A
  • Henoch-Schönlein
  • Hypersensitivity vasculitis
  • Cryoglobulinemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Henoch-Schönlein

A
  • m.n. bij kinderen, vaak uitgelokt na (BLW)infectie, vaker in winder en najaar, gemiddelde leeftijd 5,9 jaar, 93% <9 jaar
  • purpura, artritis, buikklachten, nierbetrokkenheid, koorts
  • histologie: leucocytoclastische vasculitis, IgA-1 deposities
  • behandeling: expectatief, NSAID’s?
  • prognose: goed, soms opflakkeringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hypersensitivity vasculitis

A
  • beperkt tot de huid
  • uitlokkende factor (bv. medicatie)
  • onderscheid met Henoch-Schönlein: wel of geen IgA –> bij hypersensitivity vasculitis IgG
  • prognose: goed, verdwijnt na 1-4 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cryoglobulinaemie

A
  • cryoglobulines: antistoffen die neerslaan onder koude omstandigheden en oplossen bij opwarmen
  • symptomen: huid, zenuwen, nieren
  • behandeling: bij hep C positiviteit: alfa interferon + ribavarine, indien levensbedreigend: hoge doseringen steroïden + cyclofosfamide, indien beperkt tot huid en hep C negatief: geen behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cyclisch patroon in geschiedenis van infectie- en immuunziekten

A
  1. ecologisch evenwicht binnen regio
  2. populatiegroei tot natuurlijke grens is bereikt
  3. militaire verovering, handel en/of migratie
  4. ‘Spillover’ van ene disease pool naar andere
  5. Uitbraak epidemieën, m.n. in host region
  6. domesticatie van infectieziekte (endemische fase, terug naar 1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

configuratie model

A

unieke combinatie van lokale omstandigheden die gezonde balans verstoort
- holistisch, inclusief, interactief, contextueel, multifactorieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

contaminatie model

A

besmetting mens op mens (transmissie)
- meer algemeen: 1 specifieke event of agent als oorzaak. Dus monocausaal, reductionistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Guillain-Barré syndroom (GBS)

A

acute post-infectieuze polyradiculoneuropathie
- 1-4 weken voor neurologische uitval infectie of vaccinatie
- myeline wordt aangevallen door macrofagen waardoor gaten in de myeline ontstaan, axon kan ook beschadigd raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
lumbaalpunctie bij GBS
weinig cellen in liquor, meestal verhoogd eiwitgehalte
25
ziektebeloop GBS
- snel progressief begin - spontaan herstel - recidiefkans <5%
26
klinische kenmerken GBS
- snel progressieve parese van armen/benen en areflexie - gelaatszwakte en/of slikstoornissen (50%) - gevoelsstoornissen (80%) - respiratoire insufficiëntie (25%) - autonome dysfunctie (15%)
27
klinische varianten GBS
- motore GBS: geen gevoelsstoornissen - Miller Fisher syndroom (MFS): ophthalmoplegie, ataxie, areflexie
28
behandeling GBS
iv immunoglobulinen
29
pathogenese GBS
- voorafgegaan door (meestal onschuldige) infectie, bv. C. jejuni - antistoffen tegen de verwekker kunnen door een kruisreactie/moleculaire mimicry de zenuw aanvallen (in geval van C. jejuni: LOS van C.jejuni lijkt op LOS van ganglioside GMI van humane perifere zenuw) - Na infectie worden binnen 1-3 weken antistoffen gevormd tegen de zenuw - Hierna is de ziekte snel progressief en worden de zenuwen aangetast
30
welke antistoffen spelen een rol bij GBS?
anti-ganglioside antistoffen - binden door kruisreactie aan gangliosiden van perifere zenuwen. - type zenuw dat is aangetast bepaalt het klinische beeld - specificiteit van de antistoffen bepaalt waar in het zenuwstelsel schade op gaat treden
31
gangliosiden
glycolipiden waarbij het vetdeel/ceramide verankerd is in de neurale membraan en het suikerdeel uitsteekt in het extracellulaire milieu
32
33
pathogenese endocarditis
1. schade aan endotheel van endocard 2. depositie van trombo's en fibrine 3. (transciënte) bacteriëmie 4. adherentie aan en kolonisatie van NBT-laesie 5. snellebacteriële groei en toename depositie trombo's en fibrine
34
risicofactoren endocarditis
- afwijkende (aangeboren) hartklep - aanwezigheid van pacemaker - aanwezigheid van kunstklep - eerdere doorgemaakte endocarditis
35
36
klinische presentatie endocarditis
- acuut: fulminant beloop, hoge koorts, systemische toxiciteit, snel levensbedreigend - subacuut: traag/indolent beloop, subfebriele temp, nachtzweten, gewichtsverlies, vage systemische klachten
37
indicatie chirurgie bij endocarditis
- hartfalen door ernstige klepinsufficiëntie - ongecontroleerde infectie ondanks adequate therapie, danwel ontstaan van cerebrale embolieën, aneurysmata - prevente van embolisatie bij grote of persisterende vegetatie na een of meer embolische episoden
38
antibiotische profylaxe endocarditis
amoxicilline 2g (iv/po) - bij niet acute, ernstige allergie: clindamycine 600mg (iv/po), <60 min voor de ingreep
39
Ziekte van Sjögren
gegeneraliseerde auto-immuunziekte met betrokkenheid van traanklieren en speekselklieren. Vaak algemene verschijnselen: vermoeidheid, gewrichts- en spierpijn, grieperig gevoel
40
40
kliniek ziekte van Sjögren
- dagelijke hinderlijke last van ogen en mond: branderige ogen, zandkorrelgevoel, rode, vermoeide ogen, meer last bij tocht/lezen/tvkijken, droge mond, het moeten drinken bij eten - >50%: gewrichtspijn of -ontsteking, spierpijn, moeheid, grieperig gevoel, droge huid/neus/vagina - 25-50%: polyneuropathie, leukopenie, fenomeen van Raynaud, vasculitis - 5-25%: NHL, antifosfolipiden syndroom, schildklierziekte, carpaal tunnel syndroom - verder: longbetrokkenheid, nierbetrokkenheid, leverziekte, bloedbeeldafwijkingen, infecties, maligne lymfoom (meestal MALT)
41
diagnostiek ziekte van sjögren
diagnose als score 4 of groter is - lipbiopt: focus score van 1 of groter -> 3 punten - anti SS-A antistoffen -> 3 punten - schirmertest minder dan 5 -> 1 punt - bengaalsroodkleuring score 5 of hoger -> 1punt - ongestimuleerde speekselvloed minder dan 0.1 mL/min -> 1 punt
42
Behandeling ziekte van Sjögren
o.b.v. klachten - substitutie vocht - stimulatie exocriene klieren met M3R agonisten (pilocarpine) - behandeling complicaties
43
44
bijwerkingen pilocarpine
hevig transpireren, overmatige speekselsecretie, pupilvernauwing
45
systemische lupus erythematosus (SLE)
gegeneraliseerde auto-immuunziekte gekenmerkt door: - positieve ANA - immuuncomplexen - UV gevoeligheid
46
47
ENA bij SLE
- Anti-DNA en Anti-SM zijn het meest specifiek voor SLE - homogeen en gespikkeld patroon passen het best bij SLE
48
pathofysiologie SLE
- afwijking in innate immuunrespons, afwijking in lymfocytenfunctie (specifiek B-cellen) of verminderde klaring van immuuncomplexen en apoptotische cellen - sterke immuunrespons tegen eigen antilichaamscellen door auto-antilichamen (anti-dsDNA, anti-SM, anti-fosfolipiden). Deze auto-antilichamen vormen immuuncomplexen die neer kunnen slaan en zorgen voor acitvatie van het complementsysteem - activatie en uitputting complementsysteem
49
lupus nefritis op nierbiopt
full house aankleuring: aankeluring van IgG, IgM, IgA, C3, en C1q
50
behandeling SLE
- symptomatische behandeling: corticosteroïden, NSAID's - hydroxychloroquine, azathioprine, mycofenolaat mofetil en cyclofosfamide
51
52
behandeling lupus nefritis
- eerste stap: MMF (mycofenolaat mofetil) of cyclofosfamide - tweede stap: switch - Overweeg bij refractaire of recidiverende ziekte, overmatig steroïdgebruik of bij intolerantie voor MMF/cyclofosfamide: calcineurine inhibitoren (tacrolimus of voclosporine), belimumab, rituximab
53
varianten ANCA geassocieerde vasculitis
- GPA (granulomatosis met polyangiitis) - EGPA (eosinofile GPA) MPA (microscopische polyangiitis)
54
granulomatosis met polyangiitis (GPA)
- systemische vasculitis - kleine (en middelgrote) vaten - aantasting bovenste en onderste luchtwegen, nieren - voorheen ziekte van Wegener
55
56
vormen GPA
- gegeneraliseerde (klassieke) vorm - gelokaliseerde vorm (25%): beperkt tot bovenste of onderste luchtwegen, geen nierbetrokkenheid, uiteindelijk krijgt groot deel toch andere systemische afwijkingen
57
symptomen GPA
- niet specifiek: koorts, malaise, gewichtsverlies, spierpijn - bovenste luchtweg problemen - pulmonale klachten - nierbetrokkenheid - huidafwijkingen - neurologische afwijkingen - oogafwijkingen - hart
58
X-thorax bij GPA
longinfiltraten, granulomen, noduli, pleuravocht, longbloeding
59
behandeling GPA
agressieve behandeling - inductiebehandeling: steroïden + rituximab of cyclofosfamide - onderhoudsbehandeling: rituximab of azathiopirine of MTX - duur behandeling ten minste 2 jaar - nieuwe behandelmogelijkheid: blokkade C5a