2B3 week 13 Flashcards

(90 cards)

1
Q

celtypen in de epidermis

A
  • keratinocyten (hoorncellen)
  • melanocyten (pigmentcellen)
  • langerhanscellen
  • merkelcellen
  • vrije zenuwuiteinden
  • géén bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belangrijkste celtype dermis

A

fibroblast: produceert collageenvezels en elastinevezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten zweetklieren

A
  • eccriende zweetklieren: in dermis/subctis, thermoregulatie, terugresorptie Na, homeostase water & elektrolyten
  • apocriene zweetklieren: dieper in subcutis, o.i.v. androgenen secreet door bacteriën omgezet (lichaamsgeur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

subcutis

A

bestaat vnl. uit vetcellen en is een netwerk van bindweefsel met daarin ook wat bloedvaten en zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PROVOKE

A
  • plaats
  • rangschikking
  • omvang
  • vorm
  • omtrek
  • kleur
  • efflorescenties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

macula

A

vlek. Omschreven kleurverandering in niveau huid, zonder andere epidermale of dermale afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

purpura

A

zichtbare bloeding van de huid of slijmvliezen, niet wegdrukbare roodheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lichenificatie

A

vergroving van het huidreliëf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

erytheem

A

rode verkleuring die berust op vaatverwijding, wegdrukbare roodheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

papula (papel)

A

circumscripte, solide verhevenheid <1cm, ontstaan door cel/weefsel/vochttoename, geneest zonder litteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

plaque

A

solide, vlakke verhevenheid plateau >1cm (i.h.a. >2cm), in feite uitgerekte of ook wel geconflueerde papels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

urtica

A

galbult. Vlakke, circumscripte, vluchtige verhevenehid van de huid t.g.v. oedeemvorming in de dermis (histamine reactie!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nodus

A

circumscripte knobbel of palpabele weerstand in dermis of subcutis >1cm, als dan niet boven de huid verheven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nodulus

A

circumscripte knobbel of palpabele weerstand in dermis of subcutis <1cm, als dan niet boven de huid verheven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vesicula

A

blaasje. Zichtbare holte in de epidermis <1cm, gevuld met helder vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bulla

A

blaar. Zichtbare holte, intraepidermaal of subepidermaal gelegen, >1cm en gevuld met helder vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

pustula

A

zichtbare holte gevuld met purulent vocht (pus), meestal intraepidermaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

crusta

A

korst, samengesteld uit ingedroogd vocht (serum, pus, bloed) of uit cellen, necrotisch materiaal of vuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

squama

A

loslatend conglomeraat van hoorncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

excoriatie

A

krabeffect, een epidermo-dermaal defect (puntvormige bloedingen zichtbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ulcus

A

defect dat reikt tot in de subcutis met geen of geringe genezingstendens, ontstaan na voorafgaande huidverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
fasen van wondgenezing
1. inflammatoire fase 2. proliferatieve fase 3. remodelleer fase
26
verwekker mazelen
paramyxovirus
27
mazelen (1e ziekte)
- incubatietijd 8-14 dgn - symptomen: koorts, rhinitis, hoesten - exantheem: grofvlekkig confluerend maculopapuleus exantheem - enantheem: koplikvlekken (zijn ook pathognomonisch) - beloop: koorts, rhinitis, conjunctivitis, na 3-7 dgn exantheem. Meestal zelflimiterend - complicaties: otitis media, pneumonie, encefalitis, myocarditis
28
diagnostiek & beleid mazelen
- diagnostiek middels IgM antistoffen - meldingsplichtige ziekte groep B2 - <24 uur melden aan GGB bij constatering/vermoeden - wering van patiënten niet zinvol
29
verwekker roodvonk
groep A streptococcus pyogenes
30
roodvonk (2e ziekte)
- incubatietijd 2-7 dgn - symptomen: koorts, keelontsteking, gezwollen cerviale klieren - exantheem: puntvormig ruw exantheem, narcosekapje - enantheem: frambozentong - 2-3 weken na roodvonk vervelling - beloop: doorgaans mild - complicaties: vroeg -> peritonsillair abces/infiltraat, OMA, sepsis, necrotiserende weke delen infectie, STSS. laat -> acuut reuma, poststreptococcen glomerulonefritis
30
31
diagnostiek & beleid roodvonk
- diagnose vnl. klinisch - afwachtend beleid - antibiotica bij ernstig zieke kinderen of risicogroepen - geen meldplicht, wel bij invasieve GAS infecties met NWDI, STSS puerperale infecties
32
32
verwekker rode hond
rubellavirus
33
rode hond/rubella (3e ziekte)
- incubatietijd: 12-23 dgn - symptomen: BLWI, lymfadenopathie, soms gewrichtsklachten - exantheem: kleinvlekkig maculopapuleus, confluerend op romp en gelaat - enantheem: kleine rode vlekjes op palatum molle - beloop: doorgaans mild, zelflimiterend. Eerst LWI met lymfadenopathie, daarna exantheem met koorts - complicaties: trombocytopenische purpura, encefalitis, GBS
34
diagnostiek & beleid bij rubella
- IgG en IgM, keelwat op PCR - meldingsplichtige ziekte groep B2 - <24 uur melden aan GGD - wering van school/crèche niet zinvol, wel ouders en personeel inlichten
35
verwekker 5e ziekte
Humaan parvovirus B19
36
5e ziekte erythema infectiosum
- incubatietijd 7-21 dgn - symptomen: malaise, koorts, gewrichtspijnen - exantheem: erytheem wangen (kenmerkend), maculopapuleus strekzijde ledematen, soms op de billen en de romp - roze-rood wegdrukbaar maculopapuleus exantheem. Begin scherp begrensd, later confluerend met centrale verbleking - beloop: zelflimiterend - complicaties: aplastische crise bij pt'en met hemolytische anemie, intra-uteriene vruchtdood
37
37
diagnostiek & beleid 5e ziekte
- diagnostiek meestal niet nodig - bij zwangeren met mogelijke besmetting: bieden antistofbepaling - afwachtend beleid
38
38
verwekker 6e ziekte
humaan herpesvirus type 6A + B
39
6e ziekte/exanthema subitum
- incubatietijd: 5-14 dgn - symptomen: hoge koorts zonder focus, na koorts ontstaat exantheem - exantheem: fijn maculopapulair exantheem - beloop: zelflimiterend - complicaties: afstotingsreacties, pneumonie, encefalitis
40
diagnostiek & beleid 6e ziekte
- serologie mogelijk maar geen routine - preventie niet mogelijk - HHV-6 blijft na infectie latent aanwezig en wordt in wisselende mate uitgescheiden in het speeksel - afwachtend beleid - wering niet nodig - bij meerdere gevallen in 1 instelling kan er sprake zijn van meldingsplicht
41
verwekker waterpokken
varicella zoster infectie
42
waterpokken/varicella zoster
- incubatietijd: 1-21 dgn - symptomen: lichte koorts, algehele malaise, exantheem met jeukklachten - exantheem: maculae welke snel overgaan in blaasjes en crusteuze laesies - enantheem: vesikels of ulcera op het mondslijmvlies - beloop: eerst koorts en malaise, daarna blaasjes welke overgaan in pustels en indrogen - complicaties: bacteriële superinfectie
43
44
kenmerkend voor waterpokken
- laesies ontstaan niet synchroon en zijn in alle stadia tegelijk aanwezig - aanwezigheid van laesies op de behaarde hoofdhuid
45
46
diagnose & beleid waterpokken
- diagnose meestal klinisch - op indicatie PCR diagnostiek - zelflimiterend, wees alert op secundaire infecties - wering niet noodzakelijk, wel contact met risicogroepen vermijden - geen meldplicht bij individuele gevallen, wel bij clusters
47
typische klachten ziekte van Behcet
- pijnlijke orale aften - pijnlijke genitale zweren - pijnlijke pustels
48
criteria ziekte van Behcet
major icm 2 of meer minor criteria - major: minimaal 3x per jaar orale zweren - minor: recidiverende ulceraties door patiënt of arts waargenomen, oogafwijkingen door oogarts bevestigd, huidafwijkingen door patiënt of arts waargenomen, positieve pathergietest
49
behandeling Behcet
step up approach, orgaanspecifiek. Anti-TNF is zeer succesvol
50
belangrijkste genetische factor bij Behcet
HLA-B51
51
3 pathofysiologische processen die centraal staan bij systemische sclerose
* immuuncel activatie: leidt tot productie van auto-antistoffen en daarmee inflammatie - endotheeldisfunctie: leidt tot vasculopathie - fibrosering: leidt tot orgaandisfunctie
52
53
kenmerken systemische sclerose
- inflammatie leidend tot fibrose van bv longen en huid - vasculopathie, schade aan vaten, leidend tot digitale ulcera aan handen en voeten en pulmonaal arteriële hypertensie - ook GI betrokkenheid met slikstoornissen, reflux, bacteriële overgroei, diarree, obstipatie
54
pathogenese systemische sclerose
1. initiële (onbekende) trigger leidt tot endotheel activatie, waardoor endotheelschade optreedt 2. endotheel reageert door **meer** productie van vasoconstrictieve, trombogene, mitogene en pro-inflammatoire factoren en **minder** productie van vasodilaterende, anti-trombogene en anti-mitogene factoren 3. angiogenese raakt verstoord, hierbij zijn VEGF en ET-1 verhoogf
55
ET-1
belangrijk mediator van vasculopathie: - zorgt voor vasocontrictir (verergert ischemie) - remt endotheelcelproliferatie (remt angiogenese) - stimuleert fibroblasten (bevordert fibrose)
56
alarmsymptomen Raynaud
- asymmetrische presentatie - gepaard gaande met wondjes/ulcera - op latere leeftijd ontstaan - andere symptomen van systemische sclerose
57
58
nagelriem capillair microscopie
15 minuten bij kamertemperatuur, geen nagellak, alle vingers behalve duim worden bekeken - verwijde capillairen? - bloedingen? - verstoorde architectuur? - neo-angiogenese? - verlies van capillairen?
59
behandeling Raynaud
- eerste keuze: calciumantagonisten - overig (bij ulcera): endotheline R antagonist, fosfodiësteraseremmers, iv prostacycline analogen
59
2 vormen van systemische sclerose
- gelimiteerde SSc: kenmerkt zich m.n. door calcinose, fenomeen van Raynaus, slikproblemen, gewrichtsklachten en teleangiëctasieën - diffuse SSc: kenmerkt zich door uitgebreidere huidbetrokkenheid, meer nadruk op longbetrokkenheid
60
impetigo vulgaris (klassieke krentenbaard)
- oppervlakkige huidinfectie - 90% s. aureus, 10% streptococcus pyogenes - therapie: lokaal (korsten afwassen), antibiotica (flucloxacilline) - bij GAS systemisch
61
impetigo bullosa
blaren in de huid, worden veroorzaakt door exfoliatieve toxinen producerende S. aureus
62
ecthyma ulcus
- diepere necrotiserende variant van impetigo bullosa - vaak streptococcen of PVL-positieve S. aureus
63
64
folliculitis
- oppervlakking ontsteking haarzakje - verwekker: S. aureus, pityrosporon - provocerend: trauma, occlusie, topicale corticosteroïden - behandeling: provocerende factoren staken, atiseptica, antibiotica
65
furunkel/carbunkel
- acuut necrotiserende ontsteking van haarzakje - koorts, malaise - verwekker: S. aureus - furunculosis - behandeling: ontlasten, antibiotica, desinfectie, bij recidieven: dragerschap testen
66
erysipelas
- acute bacteriële infectie dermis, opp. subcutis en opp. lymfevaatjes - verwekker: pyogene streptokokken, zelden S. aureus - vaak hoge koorts, koude rillingen, malaise - scherp begrensd erytheem (want oppervlakkig in de huid), oedeem, induratie, warm, soms blaren
67
cellulitis
- (sub)acute/chronische bacteriële infectie dermis, subcutis - meerdere verwekkers: o.a. Streptokokken, S. aureus, soms H. influenzae e.a. - minder scherp begrensd (want dieper in de huid) - patiënt kan erg ziek zijn - risicofactoren: verminderde lymfe afvloed, arteriële/veneuze circulatie, huidbarrière, obesitas
68
necrotiserende fasciitis
voordat er veel zichtbaar is aan de huid is er veel pijn door de diepe infectie, naar mate de infectie uitbreidt naar het oppervlakte en necrose zichtbaar wordt verdwijnt de pijn (omdat zenuwen kapot gaan) - onscherp begrensd erytheem, pijn en zwelling, waarna zwarte necrose (en minder pijn) - therapie: ruime excisie en AB o.b.v. verwachte verwekker(s)
69
dermatomycose (ringworm)
- oppervlakkige schimmelinfectie met dermatofyten - activiteit van de infectie zit in de rand
70
71
onychomycose
schimmelinfectie van de nagels
72
behandeling gist/schimmel infecties
- algemene maatregelen: drooghouden, secundaire infectie bestrijden, onderliggende problemen behandelen - antimycotica lokaal: azolen (miconazolcrème, ketoconazolcrème), Whitfield crème/zalf, ciclosporox crème - antimycotica oraal: azolen (itraconazol, fluconazol), terbinafine, nystatine
73
scabiës/schurft
- erythemateuze papels, vesikels en gangetjes, nodi, krabeffecten - voorkeurslokalisaties: tussen vingers, bij de polsen, enkels, genitaalstreek, oksels, rond tepels (bij kinderen handjes en voetjes veel uitgebreider aangedaan) - kan secundair ernstige complicaties hebben (bv. glomerulonefritis door GAS) - diagnostiek: dermatoscopie, microscopie, PCR
74
deltasign bij dermatoscopie
kop en voorpoten van de schurftmijt
75
scabiës crustosa/norwegian scabiës
- zeer uitgebreide scabiës bij mensen die of niet krabben of immuungecompromitteerd zijn - miljoenen mijten (normaal bij scabiës gemiddeld 15 mijten) hyperkeratonische plaques, ook op handpalmen en voetzolen - zeer besmettelijk, ook aerogeen via schilfers
76
behandeling scabiës
- medicamenteus: permetrine 5% crème op dag 1 en 8, ivermectine 200 microgr/kg op dag 1 en 8, benzoylbenzoaat-smeersel 25% FNA op dag 1,2 en 8,9 - contacten behandelen: >15 minuten of regelmatig huidcontact - hygiënische maatregelen: was- en luchtvoorschriften, vermijden >15min contact met besmette personen/kleding tot 12 uur na behandeling
77
kaarsvetfenomeen
er ontstaat een witte schilfering op een psoriasis papel/plaque als je er met de vingernagel overheen gaat
78
koebner genomeen
psoriasis plek die ontstaat na wrijving/kras/trauma van de huid
79
belangrijkste gen bij psoriasis
HLA Cw6
80
hoeksteen behandeling psoriasis
remmen Th1/17/22 mechanisme
81
stadia lyme borreliose
1. lokale infectie 2. gedissemineerde infectie 3. persisterende infectie
82
stadium 1 lyme borreliose
- lokale infectie die 3-30 dgn na tekenbeet plaatsvindt - centrifugale uitbreiding - bij 75%: erythema migrans, centrale opheldering - 30-60%: jeuk, branderig gevoel - algehele malaise, koorts - soms asymptomatisch
83
stadium 2 lyme borreliose
- gedissemineerde infectie, ontstaat <1 jaar na infectie/erythema migrans - multipele secundaire huidlaesies - koorts, algehele malaise, vermoeidheid - meningitis, radiculitis, hersenzenuw uitval, artritis, carditis (AV geleidingsblok), overige zeldzame manifestaties
84
stadium 3 lyme borreliose
- persisterende infectie, ontstaat >1 jaar na infectie/erythema migrans - chronische borreliose (>6 mn aanwezig) - polyneuropathie, encefalopathie (cognitieve stoornissen, slaapstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen), chronische artritis, acrodermatitis chronica atroficans (ACA)
85
therapie lyme volwassenen
- tekenbeet: geen - stadium 1: erythema migrans -> doxycycline 2dd 100m po 10dng of amoxicilline 2dd 500mg po 14dgn - stadium 2: vroege neuroborreliose -> ceftriaxon 1dd 2g iv 14dgn. artritis -> doxycycline 2dd 100mg po 30dgn - stadium 3: chronische neuroborreliose -> ceftriaxon 1dd 2g iv 30dgn