2B3 week 15 Flashcards

(45 cards)

1
Q

5

parasitaire wormen

A
  • rondwormen (nematoda)
  • platwormen (platyhelminthen): lintwormen (cestoda) en zuigwormen (trematoda)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

enterobius vermicularis (aarsmade)

A
  • ontwikkelingscyclus: worm leeft in darm mens, vrouwtje kruipt na bevruchting uit mens en zet perianaal de eieren op de huid (leidt tot jeuk). Mensen gaan krabben, verdere verspreiding via feco-orale route.
  • klachten: jeuk rond anus, kleine witte wormpjes op ontlasting (ca 1cm)
  • onschuldige infectie, geen complicaties/migratie door weefsels
  • diagnostiek: determinantie adulte worm in ontlasting, plakband preparaat
  • therapie: mebendazom (vermox) po 1dd 100mg, na 14 dgn herhalen (niet tijdens zwangerschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ascaris lumbricoïdes (spoelworm)

A
  • ontwikkelingscyclus: bij bevruchting eieren in darm die uitgescheiden worden via ontlasting. Ei via mond naar maag naar darm naar bloedvat naar alveoli naar long naar mond en weer naar darm waar larve uitgroeit tot worm
  • symptomen: migratiefase -> Löffler syndroom (koorts, hoesten, eosinofilie, pulmonair infiltraat), volwassen fase -> bij weinig wormen geen symptomen, bij veel wormen buikpijn, obstructie, ondervoeding, afsluiting galgang
  • diagnostiek: wormeieren onderzoek in feces, determinatie worm in feces
  • behandeling: albendazol po eenmalig 400mg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

strongyloïdes stercoralis

A
  • ontwikkelingscyclus: volwassen vrouwtje produceert eieren in de darm die afgezet worden in het darmlumen -> levende larven in ontlasting. Larven komen terecht in het milieu, via huid naar alveoli naar mond naar darm. Larven kunnen ook dezelfde gastheer nogmaals infecteren, hetzij in het darmlumen, hetzij perianaal
  • transmissie: via huid, auto-infectie
  • infectieduur: jaren - decennia (levenslang?)
  • symptomen: diarree, buikpijn, jeuk, koorts/ontstekingsreactie, vocht in longen, asymptomatisch mogelijk bij immuuncompetent
  • disseminatie: alle organen incl. CZS
  • diagnostiek: larven in feces (Barmann, PCR), serologie, larven in BAL/liquor bij disseminatie
  • behandeling: ivermectine po 1dd 0,2 mg/kg 2dgn (duur afhankelijk van immuunstatus)
  • screening bij: hoge dosis immuunsuppressiva, TX patiënten, hematologische patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schistosomiasis (= Bilharzia)

A
  • humane soorten: S. mansoni, S. japonicum, S. mekongi, S. intercalatum, S. haematobium
  • ontwikkelingscyclus: eieren via feces en urine in water. Larven komen uit in water en zwemmen naar zoetwaterslak en infecteren deze. In slak productie cercariae, die in water komen en door de huid naar binnen komen. Vanuit huid via bloedvat naar long naar lever. Migratie door lever en afhk. van soort naar poortaderstelsel of urineblaas waar adulte worm ontstaat.
  • pathogenese: schade door uitgescheiden eieren (wormen veroorzaken geen schade)
  • 4 klinische stadia
  • diagnostiek: feces/urine onderzoek, serologie, urine antigeentest
  • therapie: praziquantel (Biltricide) 40-60 mg/kg in 1-2 doses 1 dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klinische stadia Schistosomiasis

A
  1. invasiestadium
  2. katayama-syndroom (‘acute schistosomiasis’)
  3. gevestigde infectie
  4. chronische schistosomiasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

invasiestadium Schistosomiasis

A

parasieten komen door huid naar binnen
- cercariën dermatitis (zeldzaam bij humane soort, heftig bij niet-humane soort): jeuk, papillaire uitslag, duurt 2-3 dgn
- preventie: afdrogen, evt. water chloreren/joderen/verhitten
- therapie: antihistaminica/anti pruritis middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Katayama syndroom (‘acute schistosomiasis’)

A

start ca 2wkn na infectie, totale duur 6-8 wkn
- koorts, oedeem, urticaria, met oesinofilie
- andere klachten: lethargie, spierpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn, hoesten, diarree
- m.n. bij niet immune-personen en zware eerste infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevestigde infectie Schistosomiasis

A

eiproductie is op gang gekomen, klachten afhankelijk van soort en lokalisatie
- S. mansoni (mesenteriale vaten): eieren op weg naar buiten door colon en rectum. Achterblijvende eieren (ca 50%) ulceraties -> buikpijn en dysenterie
- S. harmatobium (plexus blaas): eieren door blaaswand. Kleine laesies -> hematurie. Zware infectie -> dysurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

chronische schistosomiasis

A
  • S. mansoni (mesenteriale vaten): portale hypertensie, hepatosplenomegalie, leverfibrose, ascites, decompensatie, pseudo-popyposis
  • S. haematobium (plexus blaas): pseudopapillomas, tuberkels, obstructie ureter, hydronephrose, nierfunctiestoornissen, uremie, slechte blaasfunctie, blaascarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afweer tegen invasieve wormen

A
  • Th2-cellen belangrijk
  • IL-4, IL5 en IL13 + eosinofiele granulocyten
  • presentatie van Ag door APC aan CD4+ T-cel, via Th2-cellen activatie van aantal paden met de cytokines IL-4, IL-5 en IL13 met als resultaat IgE productie, activatie mestcellen, mucusproductie en activatie eosinofiele granulocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

type 1 reactie

A

IgE gemedieerde allergische reactie
- specifiek IgE veroorzaakt directe reactie (<2 uur) na contact met allergeen
- patiënten krijgen klachten van allergische rhinitis, allergisch astma, atopische dermatitis, constitutioneel eczeem, angio-oedeem, urticaria, dyspnoe, braken, anafylaxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

type 2 reactie

A

binding van IgG of IgM aan extracellulaire matrix en complement activatie
- 4-8 uur na blootstelling aan antigeen
- complement activatie: C5a, C3a en C4a -> pro-inflammatoire effecten
- lokale celschade (mestcellen en basofielen in de huid)
- urticaria
- geneesmiddelen veranderen oppervlakte eiwitten en worden als lichaamsvreemd beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

type 3 reactie

A

binding IgG aan circulerende antigenen die immuuncomplexen vormen
- circulerende immuuncomplexen slaan neer in hoofdzakelijk de kleinere vaten in de synovia en glomeruli
- 4-8 uur na contact met allergeen
- leidt tot complementactivatie en rekrutering van leuko’s naar plek van depositie
- leuko’s (mn neutrofielen) scheiden pro-inflammatoire cytokines uit met celschade tot gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

type 4 a/b/c reactie

A

T-cel gemedieerd
- Th1, Th2, Th17
- geheugen T-lymfocyten reageren met diverse cellen, zoals macrofagen, B-cellen, mestcellen en eosinofielen
- zowel acuut als vertraagde (>12 uur na contact allergeen) reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fases IgE gemedieerde reactie

A
  1. sensibilisatie fase
  2. effector fase (vroeg en laat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sensibilisatie fase

A

eerste contact met allergeen
- presentatie door APC leidt tot B-cel stimulatie en specifieke IgE productie
- IgE en allergeen binden op wand van mestcel, waardoor deze degranuleert
- Histamine komt vrij en veroorzaakt klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

effector fase

A

optreden allergische reactie bij tweede contact met allergeen
- geproduceerde IgE zit gebonden aan mestcel, als allergeen ook bindt vindt crosslinking tussen Fcreceptoren plaats en degranuleert de mestcel.
- vroege effector fase (direct, binnen seconden): histamine, leukotriënen C/D/E, prostaglandine D2, platelet activating factor, tryptase, chymase, kininen -> bronchus constrictie, vasodilatatie, oedeem, mucussecretie, zenuwstimulatie
- late effector fase (na 6-8 uur): IL4, IL5, IL13, TGF-a, leukotriëne B4, PAF -> activatie eosinofielen, basofielen, T-cellen, IgE synthese, leukocytenadhesie/migratie/activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

atopisch syndroom

A

rhinitis, astma, oral allergy syndroom, atopisch eczeem

20
Q

therapie allergische aandoeningen

A
  • vermijden allergeen
  • dieet
  • farmacotherapie
  • immunotherapie
21
Q

belangrijke complicaite SJS/TEN

22
Q

diagnostiek contactallergie

A

epicutaan allergisch onderzoek (plakproeven): plakkers op rug, na 24-48 uur is reactie te verwachten

24
Q

kenmerken eczeem

A
  • jeuk (hoofdcriterium)
  • erytheem
  • droge huid
  • schilfering
  • lichenificatie
  • korstjes, blaasjes, vochtafscheiding
25
normaalwaarde specifiek IgE
<0.35 kU/L
26
anamnese voedselallergie
ABCD - typisch **a**llergische klachten - klachten in relatie tot **b**lootstelling - **c**onsistent klachten na blootstelling - klachten **d**irect (<2 uur) na blootstelling
27
diagnostiek voedselallergie
- ImmunoCap - Skin Prick Test - Dubbelblind Placebo Controlled Food Challenge (DBPCFC)
28
hygiëne hypothese
mensen zijn steeds schoner gaan leven, maken minder infecties door en worden minder blootgesteld aan prikkels voor het immuunsysteem
29
biodiversiteit hypothese
te weinig microbiële blootstelling van het immuunsysteem waardoor meer/minder kans op atopie
30
epitheliale barrière hypothese
allergie geassocieerd met aangetaste barrièrefunctie van bv huid en longen. Dit kan veroorzaakt worden door bv. gebruik van zepen met bepaalde stoffen, bepaalde stoffen in voedingsmiddelen etc. Hierdoor is de huid meer doorlaatbaar voor allerlei stoffen, wat invloed kan hebben op het ontwikkelen van atopie
31
filaggrine
belangrijke genetische factor voor atopisch eczeem - filaggrine: eidermaal barrière eiwit, belangrijk voor barrièrefunctie van de huid - afbraak product filaggrine: NMF (natural moisturizing factor) - frequent nul mutaties (loss of function) met als resultaat verlaagd NMF - filaggrine mutaties sterk geassocieerd met atopisch eczeem (mn <2jaar), sensibilisatie voor inhalatieallergenen, rhinoconjunctivitis en astma - onderliggend mechanisme bij mutatie: huid meer doorgankelijk voor allergenen waardoor immunologische sensibilisatie kan optreden
32
eczeem vs urticaria
- eczeem: infiltratie vanuit de dermis naar epidermis waarbij cellen loslaten (dermatitis, blaasjes) - urticaria: infiltraat rondom vaatjes van de dermis, dit zorgt voor zwelling
33
beleid kinderallergologie
bij acute klachten 0-2 uur: sensibilisatie en eliminsatie
34
follow-up beleid bij kinderen met voedselallergie
- 1-2 jaarlijks evaluatie bij koemelk en kippenei allergie - overige allergenen: follow-up 3-4 jaar
35
consensus definitie allergie
**1.** Acute reactie (minuten tot uren) met betrokkenheid van huid of slijmvliezen of beide (bv. gegeneraliseerde urticaria, pruritus en/of oedeem van lippen, tong, uvula) en tenminste een van de volgende verschijnselen: a. Respiratoire klachten of insufficiëntie (bv. dyspnoe, bronchospasme, stridor, afname piekstroom, hypoxie) b. Verlaagde bloeddruk of hiermee gepaard gaande symptomen (bv. hypotonie, syncope, incontinentie, collaps) **2.** ≥2 van onderstaande symptomen, die acuut (minuten tot uren) optreden na blootstelling aan een voor die patiënt waarschijnlijk allergeen: a. Betrokkenheid van huid of slijmvliezen (bv. gegeneraliseerde urticaria, pruritus en/of oedeem van lippen, tong, uvula) b. Respiratoire klachten of insufficiëntie (bv. dyspnoe, bronchospasme, stridor, afname piekstroom, hypoxie) c. Verlaagde bloeddruk of hiermee gepaard gaande symptomen (bv. hypotonie, syncope, incontinentie, collaps) d. Persisterende GI klachten (bv. buikkrampen, braken) **3.** Verlaagde bloeddruk na blootstelling aan een voor die patiënt bekend allergeen (minuten tot uren)) a. Kinderen 1 maand – 1 jaar: syst. RR <70 mmHg b. Kinderen 1-11 jaar: syst. RR 70-90 mmHg c. Kinderen >11 jaar: syst. RR <90 mmHg d. Volwassenen: syst. RR <90 mmHg of >30% afname in syst. RR t.o.v. uitgangswaarde
36
tryptase en anafylaxie
verhoogd triptase wijst erop dat mestcel release heeft plaatsgevonden. - normaal <11.4 - NB. hoeft niet verhoogd te zijn bij anafylaxie en hoogte zegt niks over ernst reactie
37
fors lokale reactie (LLR)
oedeem, erytheem, jeuk, diameter >10cm, piek 24-48 uur
38
schaal van Müller
- graad 1: gegeneraliseerde jeuk, urticarie en/of erytheem - graad 2: klachten van graad 1 met gegeneraliseerd oedeem, misselijkheid, braken, licht gevoel in hoofd, niet uitstralende drukkend gevoel op borst, buikpijn, diarree - graad 3: klachten van graad 1 of 2 met stridor, dysfagie, heesheid, onduidelijke spraak, dyspnoe - graad 4: cyanose, hypotensie, collaps, incontinentie, bewusteloosheid, ernstige hartritmestoornissen, al dan niet met klachten van graad 1, 2 of 3
39
effecten adrenaline
- b1 adrenerg: verhogen contractiekracht, verhogen hartritme (verhogen cardiac output) - b2 adrenerg: verlagen cAMP intracellulair -> afname vrijkomen histamine e.a. mediatoren, bronchodilatatie - a1 adrenerg: perifere vasoconstrictie, verhogen bloeddruk, afname larynxoedeem
40
beroepsgebonden klachten
- hoge en continue expositie aan allergeen - priming effect: neusslijmvlies wordt gevoeliger wordt dezelfde hoeveelheid allergeen, toenemende klachten tijdens de werkweek met max aan het einde van de week - bij astma: geen verbetering tijdens weekend (bronchiale hyperreactiviteit)
41
oorzaken beroepsgebonden klachten
- allergische reactie voor beroepsallergenen - hyperreactiviteit van de luchtwegen - directe toxische effecten van irritantia
42
kruisreactiviteit
IgE antistoffen gericht primair tegen een bepaald allergeen die, ten gevolge van botanische verwantschap, secundair reageren met (andere) voedselallergenen
43
type A bijwerking
farmacologische bijwerking - dosisafhankelijk - relatief voorspelbaar - interacties met geneesmiddelen en voedingsmiddelen
44
type B bijwerking
overgevoeligheidsreactie - dosisonafhankelijk - onvoorspelbaar
45
serum sickness disease
type 3 allergische reactie immuuncomplex-gemedieerde overgevoeligheidsreactie die zich klassiek manifesteert met koorts, huiduitslag, polyartritis of polyartralgieën