3.1 Staat en overheid Flashcards

(6 cards)

1
Q

Land

A

Bepaald grondgebied met een aantal inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Staat

A

Meer dan een land. Een staat kent een leiding (zoals een dictator of een democratisch gekozen parlement) met een leger, politie en douane. Voorbeelden: Nederland, Servië, de Verenigde Staten en India. Een staat kenmerkt zich door interne en externe soevereinitiet. Weber: ‘een organisatie die met succes aanspraak maakt op het monopolie van de legitieme aanwending van fysiek geweld voor en namens de maatschappij.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interne soevereiniteit

A

Het staatsgezag vormt het hoogste gezag binnen een staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Externe soevereiniteit

A

Het staatsgezag is niet ondergeschikt aan het gezag van andere staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overheid

A

De algemeen erkende leiding van een staat. Deze wordt in democratieën gevormd door de regering en het parlement. De overheid heeft binnen de staat het hoogste gezag (het betekent dat burgers de leiding van de staat als legitiem ervaren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mislukte staten / kwetsbare staten

A

Bijvoorbeeld: Congo, Syrië, Zuid-Soedan, Somalië en Jamen. Dit zijn landen waarin de centrale overheid praktisch geen controle heeft over het eigen grondgebied, omdat allerlei gewapende groeperingen actief zijn. Er is dan sprake van beperkte interne soevereiniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly