3.3 Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat Flashcards

(6 cards)

1
Q

Eenheidsstaat

A

De staat valt als geheel onder het gezag van één centrale overheid. De centrale overheid kan bevoegdheden en taken van lagere overheidsorganen veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gedecentraliseerde staat

A

Een deel van het beleid en de bevoegdheden van de overheid wordt door lagere overheidsorganen uitgeoefend. Nederland is zowel functioneel (openbare lichamen voor beroep en bedrijf, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten) als territoriaal (12 provincies en 355 gemeenten) gedecentraliseerd. De waterschappen zijn een mengvorm van functionele en territoriale decentralisatie: zij hebben beperkte taken en een beperkt territoir/grondgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stelsel van evenredige vertegenwoordiging.

A

Elke partije krijgt een aantal zetels in het parlement dat overeenkomt met het aandeel van die partij in het totaal aantal geldige stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autonomie en medebewind

A

Begrippen die de relatie tussen hogere en lagere overheidsorganen verhelderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autonomie

A

Het zelfstandig regelen en besturen nvan de eigen aangelegenheden. Door autonomie kunnen lagere organen inspelen op plaatselijke omstandigheden en wensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medebewind

A

De verplichting van lagere organen om mee te werken aan de uitvoering van besluiten van hogere organen. Medebewind voorkomt dat burgers in verschillende gemeenten ongelijk worden behandeld. Ook bij medebewindstaken heeft de gemeente ruimte om lokaal beleid in te vullen (is dus niet zo dat beleidsvrijheid van gemeenten en provincies altijd groter is bij autonome taken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly