3B1 college's&PD's Flashcards

(54 cards)

1
Q

BENADERING NEUROLOGISCHE PATIËNT

A

Anamnese->Neurologisch onderzoek->Lokalisatie zenuwstelsel

Centraal of perifeer
Hersenen vs Wortel
Hersenstam vs Plexus
Cerebellum vs Zenuw
Ruggenmerg vs Zenuw-spier overgang/ spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kruising zenuwen (sensibel&motorisch)

A

Motorisch, piramide baan (hersenstam)
Sensibel: vitaal in het ruggenmerg en gnostisch in medulla oblongata (hersentstam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

VERLAMMING: CENTRAAL

A

Atrofie -
Tonus hoger
Reflexen Hoger
Voetzoolreflex Extensie grote teen (babinski)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verlamming Perifeer

A

Atrofie +
Tonus lager
Reflexen lager
Voetzoolreflex Flexie grote teen (normaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechter hersenhelft probleem

A

Links van teen tot en met (net) onder de oren aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dwarslaesie

A

Alles aangedaan vanaf het niveau en alles wat er beneden zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(Epileptische) insult

A

Kan als gevolg hebben ischaemie door overactiviteit van neuronen wat leidt tot irreversibele hersenschade (tekort glucose&zuurstof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epilepsie

A

Vanaf 2 of meer insulten (veel grotere kans op nog een aanval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LOKALISATIEPRINCIPES SAMENGEVAT

A

Na anamnese en neurologisch onderzoeken lokaliseren we de laesie in het zenuwstelsel
* Om te kunnen lokaliseren heb je kennis nodig over de anatomie van het zenuwstelsel
* Begin met bepalen of laesie centraal of perifeer gelokaliseerd is
* Verfijn daarna de precieze lokalisatie binnen het centrale of perifere zenuwstelsel
* Combineer de lokalisatie en informatie over het beloop om een differentiaal diagnose te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neglect

A

Links of rechterkant wordt genegeerd (vaak centraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WAT IS EEN CVA?

A

Stoornis van de bloedvaten in of naar de hersenen
* Afsluiting bloedvat -> herseninfarct (hypodens)
* Openbarsten bloedvat -> hersenbloeding (hyperdens)

Herseninfarct (80%) of hersenbloeding (20%)
* > 40.000 nieuwe beroertes per jaar in NL
* Huisarts: 2-3 nieuwe patiënten per jaar
* Belangrijkste oorzaak van invaliditeit in westerse
wereld
* Tweede oorzaak van mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SYMPTOMEN VAN CVA

A
  • Acuut
  • Onverwachts
  • Focale functiestoornissen in hersenen of
    hersenstam
  • Waarschijnlijk veroorzaakt door focale cerebrale
    ischemie of bloeding
  • en niet door trauma, infectie, epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Focale symptomen CVA

A

Focaal
* Hemiparese
* Afasie
* Hemianopsie
* Dysartrie+diplopie
* Ataxie etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Globale symptomen CVA

A

Globaal
* Duizeligheid
* Zwart voor de ogen
* Verwardheid
* Bewusteloosheid etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Locatie CVA rechter hemisfeer symptomen

A
  • Linker hand
  • Artistieke vaardigheden
  • Ruimtelijk inzicht
  • Kunstbeleving
  • Creativiteit
  • Inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Locatie CVA linker hemisfeer symptomen

A
  • Rechter hand
  • Gesproken taal
  • Rekenen
  • Geschreven taal
  • Wetenschappelijke vaardigheid
  • Redeneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Symptomen herseninfarct op basis van locatie

A

Meestal op grond van symptomen lokalisatie mogelijk in
het stroomgebied van grote cerebale arterieën
* a. cerebri media
* a. cerebri anterior
* a. cerebri posterior
* a. vertebralis / a. basilaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Symptomen hersenifarct A. CEREBRI MEDIA

A
  • Eenzijdige zwakte gelaat, arm >
    been
  • Eenzijdige gevoelsstoornis
  • Afasie
  • Andere hogere cerebrale stoornis (b.v. rekenen)
  • Hemianopsie
  • Dysartrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Symptomen herseninfarct A. CEREBRI ANTERIOR

A

Eenzijdige zwakte been&raquo_space; arm, gelaat
* Eenzijdige gevoelsstoornis
* Gedragsstoornis
* Desoriëntatie, apathie
* Dysartrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Symptomen herseninfarct A. CEREBRI POSTERIOR

A

Hemianopsie of kwadrantanopsie
* (Eenzijdige zwakte)
* (Eenzijdige gevoelsstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Symptomen herseninfarct A. VERTEBRALIS – A. BASILARIS

A

Cerebellum (niet gekruist- rechts infarct=rechts probleem) DAD
* Ataxie
* Dysartrie
* Draaiduizeligheid

Hersenstam SAD DD B
* Dubbelzien
* Slikstoornis
* Ataxie
* Dysartrie, draaiduizeligheid, bilaterale
zwakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

OORZAKEN VAN HERSENISCHEMIE

A
  • Intracraniële atherosclerose
  • afsluiting groot bloedvat (corticaal infarct) (15%)
  • afsluiting kleine lenticulostriaire, perforerende arterie (lacunair infarct) (25%)
  • Extracraniële atherosclerose
  • embolie vanuit a. carotis of a. vertebralis (30%)
  • Cardiale embolie (15%)
  • atriumfibrillatie, klepaandoening, recent myocardinfarct, persisterend foramen ovale
  • Overige (15%)
23
Q

OVERIGE OORZAKEN HERSENINFARCT

A

Hematologisch
* polycythemie
* trombocytemie
* maligniteit à diffuse intravasale stolling
* stollingsafwijking (anticardiolipine antistoffen, lupus)
* Vasculitis
* Hemodynamische oorzaak, b.v. hartstilstand
* Dissectie

24
Q

TROMBOLYSE BIJ HET HERSENINFARCT

A
  • Recombinant weefsel plasminogeen activator (rtPA):
    effectief als het binnen 4,5 uur gegeven kan worden
  • Op elke 100 behandelde patiënten zullen er 10 minder
    overlijden of blijvend invalide worden
  • In Nederland bereikt nu 75% van de patiënten op tijd het
    ziekenhuis
25
ENDOVASCULAIRE TROMBECTOMIE
* Is effectief als het binnen 6 uur toegepast kan worden: op elke 100 behandelde patiënten zullen er 20 minder overlijden of blijvend invalide worden * Naar schatting komt een 20-30% van de acute patiënten in aanmerking
26
WAKKER WORDEN MET EEN HERSENINFARCT
‘Wake up strokes’ * Komt vaak voor * Geen begintijd bekend à alleen trombolyse of trombectomie bij geselecteerde patiënten * Belangrijk: collaterale bloedvaten
27
Telencephalon
-Ontstaat uit Prosencephalon -Cerebrum -Subcorticale kernen -Laterale ventricles
28
Diencephalon
-Onstaat uit prosencephalon -Thalamus -Subthalamus -Hypothalamus -Neuro-hypofyse (achterkwab) -Groot deel derde ventrikel
29
Mesencephalon
-Middenhersenen -twee colliculi superiores en twee colliculi inferiores. -Aquaduct van Sylvius -Tegmentum -Substantia grisea centralis
30
Metencephalon
-Onstaat uit Rhombencephalon -Pons -Cerebellum -Rostrale 4de ventrikel
31
Myelencephalon
-Onstaat uit Rhombencephalon -Medulla oblongata -Caudale 4de ventrikel
32
Myelum
-Ruggenmerg met spinale zenuwen
33
Motor cortex
Anterior van Sulcus centralis
34
Sensory cortex
Posterior van Sulcus centralis
35
Broca's area
-Inferior gyrus frontalis -Spreken
36
Wernicke Area
-Posterior segment van superior temporalis gyrus -Begrijpen van taal
37
Fusiforme gyrus
-Herkennen gezichten lobus temporalis
38
Neuronen en Glia
Zenuwcellen (neuronen) -Centraal: grijze stof (cellichamen en dendrieten) -witte stof (axonen) -spinale zenuwen -Perifere zenuwen naar dermatoom Steuncellen (Gliacellen)
39
Neuron opbouw (kijken)
Dendrieten ---> Receptief oppervlak Soma -----> Receptief oppervlak axon heuvel axon myelineschede pre-synaptisch einde (transmitter in vesiculi) synaps electrisch geladen (membraanpotentiaal) Classificatie op basis van structuur projectie - lange afstand - lokaal dendritische structuur -pyramide-vorm -ster-vorm aantal uitsteeksels 1 (unipolair) of 2 (bipolair) → specialisatie veel (multipolair) → integratie Divergent (een op veel) / Focussed (een op weinig) Convergent (meer op een) combinatie transmitter + receptor → inhiberende of exciterende sommige receptoren zijn bij binding glutamaat exciterend en sommige bij binding glutamaat inhiberend 1 cel maakt maar 1 neurotransmitter
40
Gliacellen
Glia/Lijmcellen (veel tumoren ontstaan hieruit) 2-10 x zo talrijk als neuronen geen axon, geen actiepotentialen controle interne milieu, diverse types en functies Centraal: oligodendrocyten (→ myelineschede) astrocyten (o.a. bloed-hersenbarriere) microglia (o.a. fagocytose, litteken vorming) ependymcellen (o.a. liquor productie) Perifeer: satelliet cellen Schwann cellen (→ myelineschede)
41
Locatie ruggenmergzenuw wortels
-Ventraal: motorische wortels -Dorsaal: sensibele Wortels
42
Ramus
Ramus (tak) = gemengd motorisch en sensorisch dorsaal : achterzijde nek, rug, achterzijde bekken ventraal: voorzijde nek en buik, gehele armen en benen
43
Ruggenmerg opbouw Bekijken-snappen
Somatisch -sensibele input -motorische output -lokale circuits (reflex) -cortico-spinale banen Autonoom -sympatische grensstreng plek van uittreden 8(!) cervicale 12 thoracale 5 lumbale 5 sacrale
44
Plexus
Zenuwen uit meerdere segmenten die naar het zelfde gebied gaan vormen een perifere zenuw (denk aan je hand)
45
Dermatomen
Welke spinale zenuw (segment) hoort bij welk deel van het lichaam (kijk plaatjes) Uitval 1 dermatoom → 1 spinale zenuw delen van meerdere dermatomen → 1 perifere zenuw innervatie-gebied van perifere zenuw is onafhankelijk van dermatoom
46
Hersenzenuwen
1 olfactorius -Sensorisch- reuk 2 opticus -Sensorisch- zicht 3 oculomotorius -Motorisch- oogspieren / pupil 4 trochlearis -Motorisch- Oogspier 5 trigeminus -BEIDE- kauwspieren, gevoel aangezicht / tong 6 abducens -Motorisch- oogspier 7 facialis -BEIDE- mimische spieren / speekselklieren / smaak 8 vestibulocochlearis -Sensorisch- gehoor & evenwicht 9 glossopharyngeus -BEIDE- motor/gevoel farynx, tong , bloeddruk, speeksel 10 vagus -BEIDE- tracti / farynx 11 accessorius -Motorisch- spieren nek 12 hypoglossus -Motorisch- spieren tong
47
Somato-sensibiliteit 2 systemen
Twee systemen 1. vitaal (pijn, temperatuur) antero-laterale baan kruist in ruggenmerg segment 2. gnostisch (trilling, positie, aanraking) dorsale kolom kruist in hersenstam 3 synapsen hersenstam/ruggenmerg thalamus somato-sensibele schors
48
Somato-motorische systeem - Motoneuronen
Motor unit = motoneuron + spiervezels in ventrale hoorn en hersenstam grote cellichamen, axon via perifere zenuw naar (dwarsgestreepte) spier
49
Motoneuronen - Afferenten
Reflex * sensibele input (primaire afferenten van motoneuron) * centrale verwerking * motorisch output * (1) primaire afferenten uit spinaal ganglion → monosynaptische reflex Vb kniepees reflex quadriceps aanspannen (zie dia) (2) interneuronen (schakelcellen) → polysynaptische reflex Vb kniepeesreflex antagonist remmen dus hamstrings met een interneuron tussen sens-motorische neuron (3) cortico-spinale banen Cortex in gyrus precentralis (pyramidebaan) Vrijwillig bewegen dus geen reflex! Kruising in pyramide van medulla
50
Extra-pyramidale systemen Beslissing nemen om te bewegen
Cerebellum -->Motorcortex--> pyramidale baan Basale ganglia -->Motorcortex--> pyramidale baan ZIE TABEL BEWEGINGSSTOORNISEEN WEEK 1 HC2-4
51
Laesie perifeer (motorunits)
1. Kracht: paralyse/parese 2. Reflex: afwezig 3. Tonus: afwezig
52
Laesie centraal (pyramidaal)
1. Kracht: paralyse/parese 2. Reflex: Verhoogd 3. Tonus: Verhoogd spastisch
53
Laesie basale ganglia
1.Tonus: Rigiditeit 2. Coordinatie: hyper/hypokinesie
54
Laesie cerebellum
1. Coordinatie: ataxie