Week 5 colleges Flashcards

(17 cards)

1
Q

Functionele bijdragen van vestibulaire signalen
Bekijken

A

-Uniek sensorisch systeem
-Detecteert hoofdbeweging
en oriëntatie in de ruimte
-Bij normaal functioneren
zijn we ons er niet van
bewust

Perceptie
Houding
Ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opbouw vestibulair orgaan
(Bekijk plaatjes)

A

 Twee sensorische systemen - 6 vrijheidsgraden (of 9)
 Halfcirkelvormige kanalen - rotatiesignalen
 Otolieten - lineaire versnelling en hoofdoriëntatie Aan weerszijden van het hoofd gespiegeld

Benig labyrinth
Perilymfe
Vliezig labyrinth
Endolymfe
Ampulla
Otolithische ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Haarcellen

A

 Haarcellen - bestaan in halfcirkelvormige kanalen en otolieten
 Haarcellen zijn ingebed in ondersteunende cellen en projecteren op vestibulaire afferente neuronen
 Twee soorten haaruitgangen: kinocilium (lang) en stereocilia (kort)

Vestibulaire afferenten behouden een baselinevuurfrequentie (~ 100 spikes / s).
Door het buigen van de haarcellen wordt de vuurfrequentie van de vestibulaire afferenten gemoduleerd-> buigt Kinocilium richting stereocilia?-> hyperpolarisatie (minder vaak vuren)
Buigt Kinocilium van stereocilia af?-> depolarisatie (vaker vuren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Haarcellen depolarisatie

A
  1. Buigen van haarcellen
  2. Kaliumkanalen openen
  3. Membraan depolariseertals gevolg van influx van K+ ionen
  4. Depolarisatie triggertinflux van Ca2+ ionen
  5. Synaptische blaasjesversmelten met membraan
  6. Neurotransmitter diffundeert naar afferent
  7. Actiepotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 soorten haarcellen

A
  • Type II-cellen kwamen eerste- Regulair
  • Type I-cellen kwamen tevoorschijn tijdens de evolutie van stamtetrapoden tot amnioten (vogels, reptielen en
    zoogdieren). Helemaal om de cel heen- Irregulair
    Waarom ???
    —-> Meer impact bij lopen op land
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afferenten neuronen irregulair vs regulair

A
  • Regulair
    Lager detectiedrempel (treshhold)
    voor alle beweging frequenties (wanneer voel ik het)

-Irregulair
Hoger sensitivitiet (meer gevoelig)
voor alle beweging frequenties
-> zelfde beweging geeft bij irregulair een sterker signaal dus gaat om sterkte van signaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Semicirculaire kanalen

A

 Organisatie van de kanalen– rotatiesignalen
 Drie kanalen – horizontaal, anterior, posterior – Rechtevenredig aan elkaar
 Gespiegeld aan weerszijden hoofd
 Verhoogde resolutie van informatie
 Bilaterale bron van informatie
 Kanalen aan weerskanten werken in een duw-trek verhouding
 Excitatie aan de ene kant zorgt voor inhibitie aan de andere kant
 Links anterior-rechts posterior (LARP)
 Rechts anterior-links posterior (RALP)

Mechanisch werkt het zo -> draai je een buis met de klok mee, dan gaat de vloeistof tegen de klok in (traagheid)

Bij constante snelheid van draaien-> kraaltjes in buis draaien mee -> zodra je stopt gaat de kraaltjes in de tegenovergestelde richting van het draaien bij acceleratie juist me de richting mee

-> acceleratie gaat de vuursnelling omhoog en descleratie omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Semicirculaire kanalen
Vloeistof stroom en polariteit richting begrippen

A

Vloeistof stroom richting
 Ampulofugaal – endolymfe stroomt weg van ampulla
 Ampulopetaal – endolymfe stroomt naar ampulla

Polariteit richting
Horizontale kanalen
 Ampulofugaal – inhibitoir
 Ampulopetaal – excitatoir
Anterior en posterior kanalen
 Ampulofugaal – excitatoir
 Ampulopetaal – inhibitoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Otolieten

A

 Organizatie van de otolieten – lineaire versnellingen
 Two maculaire oppervlaktes – utriculus en sacculus
 Gespiegeld aan weerszijden (overbodige maar resolutie)
Utriculus: horizontaal en verticaal
Sacculus: verticaal (en klein beetje horizontaal)

Omzetten lineaire versnellingen signalen
 Hoge dichtheid kristallen rusten op gelatineuze laag – otoconia
 Traagheid van de kristallen veroorzaak buiging van de haarcellen

Hierbij is een constante tilt een verandering in vuurfrequentie, die na het stoppen van de tilt weer terugbrengt naar baseline

 Einstein (equivalentieprincipe): zwaartekracht en lineaire versnellingen zijnniet te onderscheiden
-> Head tilt backwards geeft het zelfde gevoel als vooruit versnellen doordat de kristallen dezelfde kant op worden geduwd, descleratie en naar voren buigen ook hetzelfde gevoel
Maar je merkt het verschil wel omdat je ook informatie van je semicircularie kanalen krijgt over kantelen (wat is de orientatie tegenover de zwaartekracht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evenwichtsorgaan en ogen

A

 Drie neurone reflex boog
 Compenseert voor
hoofdbewegingen
 Beoordeling van het vestibulair
systeem

Compenserende oogbeweging (langzaam phase, je bent je hoofd aan het draaien ogen compenseren)
Snel fase oogbeweging (nystagmus, reset beweging omdat je oog niet eindelooss kan draaien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klinische testen - vestibulair opgeroepen
oogbewegingen

A

Beweging
 Kenmerken
 Interactie met zicht
 Meerdere graden van vrijheid
Bilaterale activatie
 Meest fysiologische input
 Toepassingen
 Onderzoek
 Klinisch

Calorisch
 Kenmerken
 Unilaterale activatie
Bidirectioneel
– warm= verhoogde vuurfrequentie, koud verlaagd
Aanhoudende input
 Toepassingen
 Onderzoek
 Klinisch
 Asymmetrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DUIZELIGHEID vestibulair

A

Duizeligheid is een vals gevoel van beweging
* Door uitval van een labyrint
* Door prikkeling van een labyrint

Vestibulaire duizeligheid is een vals gevoel van beweging, hoofdbewegingen verergeren de duizeligheid
Aard sensatie:
* draaien, linksom of rechtsom, clockwise couterclockwise
* wereld staat scheef
* instabiliteit bij lopen
* op watten lopen,
* flauwvallen,
* zweven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functieverlies door labyrint uitval

A

Instabiliteit lichaamshouding
* valrisico

Gestoorde ruimtelijke oriëntatie
* Afwijken naar aangedane zijde
* last met stoepjes en trappen

Verminderde beeldstabilisatie bij hoofdbewegingen,
* visual lag en oscillopsie

Klachten verergeren
* In donker
* Bij hoofdbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oorzaken duizeligheid, al dan niet vestibulair:

A
  • algemeen interne aandoeningen
  • bijwerkingen medicijnen !
  • hart / ritme - stoornissen
  • vaten / bloeddruk
  • oculaire aandoeningen
  • proprioceptief
  • cerebellair
  • vestibulair ( 10-25% )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Oorzaken vestibulaire duizeligheid

A

Perifere vestibulaire laesie
- BPPD
- Neuritis Vestibularis
- M. Menière

  • Otitis media
  • Cholesteatoom
  • Otosclerose
  • Schedelbasisfractuur
  • Brughoektumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klinische beelden duizeligheid (goed kenne)

A

1.acute, continue vertigo, uitdovend in de loop van dagen tot weken:
* neuritis vestibularis,
* rotsbeen fractuur

2.spontane vertigo-aanvallen:
* vestibulaire migraine
* ziekte van Menière.

3.Getriggerde vertigo-aanvallen:
* BPPD

  1. eenzijdige uitval met onvolledige compensatie:
    * Late beloop van acute uitval
    * Brughoektumor,
    * Chronische infecties mastoid en de behandeling daarvan.
17
Q

ACUTE PERIFERE (?) LABYRINTUITVAL

A

Differentiatie perifere van centrale laesie
* Sluit de centrale symptomen uit: Dysartrie,
Dysmetrie, Dysfonie, Diplopie
* Afwezigheid pleit voor perifere laesie

  • HINTS voor differentiatie tussen centrale en perifere laesie,
  • Head impuls test afwijkend, perifere laesie
  • Nystagmus perifere kenmerken
  • zaagtand
  • horizontaal rotatoir
  • wordt onderdrukt door fixatie
  • wordt sterker in de richting van de snelle slag
  • snelle slag naar gezonde zijde
  • Test of skew negatief, perifere laesie