5.1 Doen wat er gezegd wordt Flashcards

1
Q

Staat

A

Gebied met vaste grenzen onder één regering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regering

A

Bestuur van een land; de ministers, de minister-president en het staathoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Minister-president

A

Leider van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Staatshoofd

A

Hoogste bestuurder van een staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bestuurder

A

Helpt mee een gebied te besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Commissaris van de Koning

A

Heeft de leiding over het bestuur van een provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gemeente

A

Gebied waar een burgermeester aan het hoofd van het bestuur staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Burgermeester

A

Heeft de leiding over het bestuur van een gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volksvertegenwoordigers

A

Iemand die door het volk is gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Democratie

A

Als het volk mag meebeslissen over het bestuur van een land door verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tweede kamer/parlement

A

Groep van 150 volksvertegenwoordigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een wet

A

Regel van de overheid waaraan alle mensen zich moeten houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Invloed

A

Als je een idee of het gedrag van iemand overneemt dan heeft die persoon invloed op jou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Macht

A

Je hebt macht als iemand doet wat jij zegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overheid

A

Alle bestuurders van een gebied en de mensen die voor hen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ambtenaren

A

Iemand die werkt bij de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Regels

A

Afspraak over wat wel en wat niet mag

18
Q

Sanctie

A

Boete of straf omdat je je niet aan de regels hebt gehouden

19
Q

Politiek

A

Alles wat de maken heeft met het bestuur van een gebied

20
Q

Gebied met vaste grenzen onder één regering.

A

Staat

21
Q

Reversed

Bestuur van een land; de ministers, de minister-president en het staathoofd

A

Regering

22
Q

Reversed

Leider van de regering

A

Minister-president

23
Q

Reversed

Hoogste bestuurder van een staat.

A

Staatshoofd

24
Q

Reversed

Helpt mee een gebied te besturen

A

Bestuurder

25
Q

Reversed

Heeft de leiding over het bestuur van een provincie

A

Commissaris van de Koning

26
Q

Reversed

Gebied waar een burgermeester aan het hoofd van het bestuur staat.

A

Gemeente

27
Q

Reversed

Heeft de leiding over het bestuur van een gemeente

A

Burgermeester

28
Q

Reversed

Iemand die door het volk is gekozen

A

Volksvertegenwoordigers

29
Q

Reversed

Als het volk mag meebeslissen over het bestuur van een land door verkiezingen

A

Democratie

30
Q

Reversed

Groep van 150 volksvertegenwoordigers

A

Tweede kamer/parlement

31
Q

Reversed

Regel van de overheid waaraan alle mensen zich moeten houden

A

Een wet

32
Q

Reversed

Als je een idee of het gedrag van iemand overneemt dan heeft die persoon invloed op jou

A

Invloed

33
Q

Reversed

Je hebt macht als iemand doet wat jij zegt

A

Macht

34
Q

Reversed

Alle bestuurders van een gebied en de mensen die voor hen werken

A

Overheid

35
Q

Reversed

Iemand die werkt bij de overheid

A

Ambtenaren

36
Q

Reversed

Afspraak over wat wel en wat niet mag

A

Regels

37
Q

Reversed

Boete of straf omdat je je niet aan de regels hebt gehouden

A

Sanctie

38
Q

Reversed

Alles wat de maken heeft met het bestuur van een gebied

A

Politiek

39
Q

Wat is het verschil tussen een regel en een wet?

A

Wetten zijn vastgesteld en opgenomen in een wetboek

en regels niet.

40
Q
A