5v 2.1-2.8 Flashcards

(82 cards)

1
Q

wat zijn de 5 dimensies

A

natuur
sociaal cultureel
politiek
economisch
demografisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de 5 schaalniveaus

A

lokaal
regionaal
nationaal
continentaal
mondiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het wereld systeem

A

de verdeling tussen periferie, centrum en semi-periferie, in de sp is de meeste ongelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bij welke dimensie hoort protectionisme

A

politiek, want het komt voort uit een politiek beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is globalisering

A

de verwevenheid tussen gebieden neemt toe op gebieden zoals cultuur, economie en politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn oorzaken voor globalisering

A

innovaties van transport
het maken van internet etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is tijd-ruimtecompressie

A

dat de relatieve afstand tussen gebieden afneemt, vanwege internet en sneller transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de twee soorten ligging van een plek

A

absolute ligging; dit verandert niet (gemeten in meters)
relatieve ligging: verandert (gemeten in tijd en moeite)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zorgt voor de verandering van relatieve ligging

A

de positie ten opzichte van belangrijke economische centra en een blangrijke vervoersas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom hebben sommige ladnen meer interactie dan andere

A

door open of gesloten grenzen
en door het afstandsverval: hoe dichter ze bij elkaar liggen, hoe mer interactie
voor buurlanden is het goedkoper om contact te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de ontwikkelingen van transporttechnologie in de afgelopen jaren

A
  • de reis- en vervoerstijden zijn gedaald
  • transport is goedkoper geworden door capaciteit van schepen en vliegtuigen
  • de infrastructuur rond transport is verbeterd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn mainports

A

de belangrijkste knooppunten in het transportnetwerk, bijvooreeld grote havens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is belangrijk voor transnationale netwerken

A

de ontwikkeling van ICT:
1. economische factoren: rijke landen hebben goede ICT
2. geografische factoren: grotere afstand betekent minder netwerken
3. culturele factoren: landen met een soortgelijke taal maken makelijk netwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de interactietheorie

A

er zijn 3 basisvoorwaarden voordat er uitwisseling van goederen is
complimentariteit: er moet vraag en aanbod zijn
transporteerbaarheid: goederen moeten binnen redelijke tijd en redelijke prijs vervoerd kunne wordne
geen tussenliggende mogelijkheden: als er een ander land dichter bij dezelfde goederen heeft, worden zij deel van de vervoersstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een hegemoniale staat

A

een land dat grote delen van de wereld domineert op gebieden bijv economisch, militair en cultureel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat was de eerste hegemoniale staat en waarom

A

portugal, omdat het een goede geografische ligging had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de verschillende soorten koloniëm

A

exploitatiekoloniën: kolonien die door het koloniserende land weden gebruikt voor grondstoffen en als afzetmarkt
vestigingskoloniën: kolonien die werden gebruikt als uitbreiding van het vaderland, oorspronkelijke bevolking werd vermoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is imperialisme

A

landen breiden hun macht uit door gebieden te veroveren en controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waardoor ontstond globalisering tot 1980

A

de britse koloniën:
na de industrielen revolutie was meer grondstoffen nodig
door verbering van transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waardoor werd de VS een grotere macht dan europa

A

doordat er na de 2e wereld oorlog veel verloren was, tegelijkertijd kwamen koloniën vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wanneer was er een bipolaire wereld

A

tijdens de koude oorlog tussen 1947 en 1991, de twee wereldmachten waren toen de VS en de USSR (de twee machten die de wereld domineren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zorgt ervoor dat globalisering sneller verloopt sinds 1980

A
  1. mno’s hebben een wereldwijd netwerk
  2. deregulering en liberalisering zorgt voor meer internationale handel en meer handeslakkoorden
    (3. snelle ontwikkeling van ICT, dit veroorzaakt het niet, maar versnelt t wel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn gevolgen van economische globalisering

A
  1. de internationale arbeidsverdeling verandert: kantoren in centrum landen, productie in (semi)periferie
  2. mno’s willen steeds meer afzetmarkten, ook in de semiperiferie
  3. er is meer uitschuiven en doorschuiven: banen gaan naar de goedkoopste plekken die het kunnen doen
  4. er is meer outsourving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is offshoring

A

het verplaatsen van werkzaamheden naar een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is outsourcing
het uitbesteden van activiteiten die een bedrijf zelf eerst ondernam, aan een ander bedrijf (bijv. schoonmaak van school)
26
wat is reshoring
productie terughalen naar het thuisland bijv, vanwege duurzamaheid, levertijden of kwaliteitsbewaking
27
waardoor kunnen mno's groeien
1. door verbetering van transport en ICT 2. meer vrijhandel in de wereld 3. de deregulering van financiële markten: de overheid laat meer over aan de vrije markt
28
hoe concurren landen voor FDI
fdi= buitenlandse investeringen bijvoorbeeld door belastingtarieven te verlagen, landen die dat niet kunnnen permiteren worden alleen maar armer
29
wat is een gevolg van de spreiding van de productieketen
er is veel wereldhandel tussen verschillende onderdelen van 1 multinational, daardoor zijn er betere handestroemen en kapitaalstromen
30
wat is een negatief gevolg van globalisering
er is meer ongelijkheid tussen landen/plekken die wel en niet meedoen aan globalisering, ook landen die wel meedoen maar geen lage lonen hebben draaien verlies
31
wat betekend politieke globarlisering
dat de macht van de staat verkleint doordat er meer politieke relaties zijn
32
waar is de macht heen geschoven door politieke globalisering
- internationale organisaties: EU en VN - transnationale organisaties: rode kruis en greenpeace - lagere bestuursniveaus: schotland en hongkong
33
wat zjin de twee soorten transnationale organisaties
ngo's: rode kruis en amnesty international en internationale actiegroepen zoals greenpeace
34
op wat voor manieren wordt er aan de macht van de staat geknaagd
van onderaf en bovenaf
35
waardoor ontstond blokvorming na de koude oorlog
landen zochten elkaar op om hun positie te versterken tegenover de VS
36
wat is een tegenreactie op globalisering
regionalisme: het verdigdegen van regionale belangen en het regionale eigenheid behouden
37
wat zijn de efffecten van culturelen globalisering
culturele uniformiteit culture diversiteit
38
wat is culturele uniformiteit
culturen gaan op elkaar lijken, je kan overal cola drinken en engels spreken (gebrek aan variatie in culltuurelementen)
39
wat is culturele diversiteit
er ontstaat een mengcultuur in (vooral) grote steden doordat er veel verschillende culturen zijn
40
wat zorgt voor verwestering (amerikanisering)
1. de overname van westerse cultuurelementen, vooral in materiële dingen - er ontstaat een mengcultuur 2. andere grootmachten verspreiden ook cultuur - de westerse wereld staat ook onder invloed van niet-westerse cultureen
41
wat is de lingua franca
de voertaal (=meest gebruikte taal) in een gebied waar meerdere talen gesproken worden
42
wat is neoliberalisme
nadruk op vrijhandel met weinig bemoeienis van de overheid
43
wat is een ruilvoet
de verhouding tussen de prijs van import en export van een land
44
wat is de global shift
de verschuiving tussen van de belangrijkste macht in de wereld
45
wat is de kapitaalstroom
de geldstroom die door globalisering zich sneller over de wereld verplaatst
46
wat is het verschil ltussen absolute en relatieve afstand
absolute afstand: de afstand uitgedrukt in kilometers relatieve afstand: de afstand uitgedrukt in tijd en geld die het kost om deze te overbruggen
47
wat is de Nieuwe Zijderoute
het netwerk van verbindingen tussen China en Europa
48
wat is ICT
informatie- en communicatietechnologie: de manieren om te communiceren en informatie te verspreiden
49
wat is het verschil tussen mondiaal netwerk en transnationaal netwerk?
mondiaal: de wereldwijde verbinding tussen gebieden en landen transnationaal: tssen 2 landen
50
wat zijn transporttechnologiën
technologie voor transportatie tussen mensen en goederen
51
wat is het transportnetwerk
alle transportlijnen die zijn verbonden met knooppunten
52
wat is europeanisering
de invloed van europa op koloniën tijdens kolonialisme
53
wat is economische globalisering
globalisering op economisch gebied
54
wat is een mno
multinationale onderneming: onderneming met vestiging in meerdere landen
55
wat is neokolnialisme
centrum landen buiten nog steeds perferiële landen uit die eerst hun kolonien waren
56
wat is een nieuw industrieland
semi-periferiëel land dat centrumrollen aan neemt bijv. India en China
57
wat is de Pacific Rim
de toekomstiche grootmachten uit azië
58
wat is een grootmacht
een land dat internationaal veel invloed uitoefent
59
wat is een FDI
buitenlandse investering: een stroom van kapitaal dat invloed uitoefent op een bedrijf in een ander land
60
wat is handelsbelemmering
een bijv. veiligheidsvoorschrift wat zorgt dat er minder goederenverkeer is (geen invoertarief)
61
wat is een (vrije) markteconomie
het economische stelstel waarbij vraag zorgt voor aanbod
62
wat is de productieketen
de route die een product aflegt van een grondstof tot eindproduct
63
wat is vrijhandel
handel waarbij weinig handelsbelmmeringen bestaan
64
wat is d WTO
wereldhandelsorganisatie: in 1995 opgericht door westerse landen voor liberalisering van de wereldmarkt
65
wat is blokvorming
landen steunen elkaar op hun positie te versterken
66
wat is een ngo
non-gouvernmentele organisatie: organisatie die buiten de overheid werkt met belangengroepen
67
wat is wereld burgerschap
het gevoel van verbinding tussen jezelf en andere
68
wat is culturele globalisering
globalisering op cultureel gebied
69
wat is culturele identiteit
centrale waarden van een cultuur, wat het volk belangrijk vind
70
wat is fragmentarische modernisering
een deel va n een gebied profiteert wel van globalisering, een ander deel niet, dit zorgt voor ruimtelijke ongelijkheid
71
hoe versterkt regionale ongelijkheid zichzelf
de rijkere regio's ontnemen de armere regios van bijvoorbeeld werk en grondstoffen
72
wat is herverschil tussen backwash-effecten en spread-effecten
backwash-effecten: negatieve effecten van globalisering sread-effecten: positieve invloed
73
wat zijn voorbeelden van backwash-effecten en spread-effecten
backwash: braindrain, afroming van hulpbronnen, ontrekking van arbeid spread: externe investeringen, ontwikkeling infrastructuur
74
wat zijn de gevolgen van global shift
1. politiek: niet-westerse landen worden groter en or vormt een multipolaire wereld 2. economisch: de arbeidsverdeling verschuift ook naar de periferie 3. geografisch: het mondiale zwaartepunt gaat naar de Pacific Rim
75
wat is geopolitiek
afhankelijkheidsrelaties van landen
76
wat is afwenteling in ruimte in tijd
de negatieve effecten van vooruitgang worden afgeschven op andere gebieden (ruimte, bijv. afvalbergen) of toekomstige generaties (tijd, bijv. klimaatverandering)
77
wat zijn andersglobalisten
mensen die tegen globalisme zijn
78
waar zijn andersglobalisten tegen
- de grote macht van mno's, waardoor er minder kleine bedrijven zijn - armere landen moeten zich aanpassen voordat ze een lening kunnen krijgen - de milieuverontreiniging en afwenteling inruimte en tijd
79
waar bestaat een transport netwerk uit
hubs (grote ecomische centa) spokes (gebieden die aan centra of via centra leveren)
80
wat is het verschil tussen vrije markt en plan economie
vrije markt: markt op basis van vraag en aanbod plan economie: de overheid bepaalt wat er verkocht wordt
81
wat is het verschil tussen gelijk en eerlijk
gelijk betekend dat iedereen hetzelfde krijgt eerlijk betekent dat degene die het meer nodig hebben meer krijgen
82
wat is geopolitiek
de afhankelijkheids relaties van landen