Aan Flashcards

(38 cards)

1
Q

Aansterken

A

Sterker worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bekokstoven

A

In het geheim een plannetje maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Genootschap

A

Groep mensen die zich officieel aaneengesloten voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geschieden

A

Gebeuren, voorvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Griffen

A

Met iets scherps ergens in krassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nachtbraken

A

‘s Avonds uitgaan en laat thuiskomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pseudoniem

A

Verzonnen naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schenden

A

Niet bakomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sightseeën

A

Bezienswaardigheden bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zich achter de oren krabben

A

De situatie goed overdenken omdat je niet weet wat je ermee aan moet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisbehoefte

A

Wat een mens nodig heeft om te kunnen overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gedragsbioloog

A

Iemand die het gedrag van levende wezens bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Handschrift

A

Een met de hand geschreven werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In werking treden

A

Beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In werking treden

A

Beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kapitalisme

A

Systeem waarbij de bedrijven in be- zijn van mensen (en niet van de overheid)

17
Q

Kniezen

A

Mokken, verdrietig piekeren

18
Q

Pilot

A

Iets wat als test dient

19
Q

Resetten

A

Opnieuw starten

20
Q

S.v.p

A

S’il vous plaît, alstublieft

21
Q

Vergen

A

Gevraagd worden omdat het nodig is

22
Q

Jij/zij/hij/het (ww)

A

Hele ww -en +t

23
Q

Wij/jullie/zij

A

Hele werkwoord

24
Q

Onregelmatige ww:

A

Hebben
Kunnen
Mogen
Willen
Zijn
Zullen

25
Onregelmatige ww:
Hebben Kunnen Mogen Willen Zijn Zullen
26
Sterke ww:
Veranderen van klank, schrijf je zoals je ze hoort
27
Zwakke ww:
Veranderen niet van klank: gebruik ‘t exkofschip voor te(n) Alle andere ww: de(n)
28
Voltooid deelwoord:
Zoals je het hoort, zo kort mogelijk Samengestelde woorden zijn niet scheidbaar; -ge ervóór Niet verwarren met de pvv
29
Onvoltooid deelwoord:
Niet afgelopen, nog bezig Eindletters: -nd(e)
30
Engelse ww:
Vlgns de Nl regels Eindigen ze op een dubbele medeklinker of -e? Dan behouden ze die ALS het nodig is voor de uitspraak
31
Hoofdletters:
Begin van een zin Eigennamen (personen, instituten, merken, historische gebeurtenissen) Bewoners van een bepaald gebied Instituut ín een stroming
32
Geen hoofdletters:
Maanden, dagen, windstreken, historische tijdperken en woorden afgeleid van feestdagen, culturele, politieke en religieuze stromingen
33
,
Tussen 2 persoonsvormen Voor- en nadat je iemand aanspreekt
34
:
Er komt een citaat, opsomming of uitleg ALLEEN een hoofdletter als er een citaat komt, of een hele-zinnen opsomming
35
;
Tussen 2 zinnen die sterk verbonden zijn, maar die ook op zichzelf kunnen staan
36
‘_’ “_”
Om citaten Woorden die je letterlijk wilt benoemen Woorden met een speciale betekenis
37
Als je letters weglaat; Meervouden met spraakverwarring Bezitsvormen van namen die eindigen op een -s Verkleinwoorden die eindigen op een -y
38
-
Afbreekstreepje (ski- en wegbroeken) Koppelteken Weglatingsteken (einde van zin)