Tekstdoelen Flashcards

(11 cards)

1
Q

Informeren

A

Bestaan vooral uit feiten. De schrijver wil graag dat de lezer iets leert. Objectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschouwen

A

De schrijver neemt meerdere perspectieven, bijv voor- en nadelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Overtuigen

A

Duidelijke mening van de auteur. De schrijver stelt iets en geeft argumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Activeren

A

Auteur wilt de lezer aanzetten om iets te doen, bijv iets kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Amuseren

A

Auteur wil de lezer vermaken. Kan verzonnen of echt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 5 tekstdoelen?

A

Informeren, beschouwen, overtuigen, activeren, amuseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een voorbeeld van een informerende tekst

A

Weer- of nieuwsberichten, recepten, woordenboeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een voorbeeld van een beschouwende tekst

A

Tijdschriftartikelen met achtergrondinformatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem een voorbeeld van een overtuigende tekst

A

Betoog, blog, ingezonden brieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een voorbeeld van een activerende tekst

A

Reclameteksten, folders, verkiezingsposters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem een voorbeeld van een amuserende tekst

A

Gedicht, strip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly