aandacht Flashcards

1
Q

neglect

A

Neglect is de neiging tot het negeren van de een halfveld aan de contralaesionale zijde.
- Vaak is er een rechtszijdige pariëtaal laesie (dus negeren van de linker kant).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemispatieel/ruimtelijk neglect:

A
  • laesie meer dorsaal/superior pariëtaal

- je ziet de ene helft van de ruimte niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

object-centered neglect

A
  • laesie meer ventraal/inferior pariëtaal

- als je specifiek naar een object kijkt heb je de neiging om van ieder object de helft te negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

higher-order neglect

A

in het geheugen kunnen patiënten voor een zijde de dingen niet herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

motor-neglect

A

de neiging hebben om een zijde van het lichaam te negeren –> meer gebruik contralaterale hand, geen spontane bewegingen en betrokkenheid bij bilaterale taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken neglect

A
  • disengagment: minder aandacht richten op links

- hyperattentie: moeite met aandacht losmaken van rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

extinctie

A

neglect verschijnselen bij simultane bilaterale stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dorsale aandachtssysteem

A

bewust aandacht richten, top-down

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ventrale aandachtssysteem

A

aandacht losmaken, bottom up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

inhibition of return

A

je systeem onderdrukt om daar te kijken omdat het niet belangrijk lijkt omdat er daarvoor ook niks was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sensory gain

A

als mensen een stimulus ergens verwachten, dan is de reactiviteit hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

executieve functies

A
  • preforntaalcortex
  • wanneer automatisch handelen niet genoeg is/ tegenwerkt
  • inhibitory control, werkgeheugen, cognitive flexibility
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inhibitory control

A
  • selctief aandacht richten
  • impuls-onderdrukking
  • discipline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cognitive flexibility

A

aanpassingsvermogen, creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DLPFC

A

dorsolaterale prefrontaalcortex

- Initiëren van handelingen, inhiberen en taak shifting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dysexecutief syndroom

A
  • laesie DLPFC
  • Moeite met focus: selecteren en vasthouden taakdoelen
  • Moeite met plannen, gebrek aan strategie
  • (visuospatieel) werkgeheugen stoornis
  • Moeite met inhibitie en taak shifting: inflexibel en perseveratie (volhouden van iets)
17
Q

ACC

A

anterrior cingulate cortex mediaal frontaal cortex

- Supervisory attentional system (SAS): monitoren van gedrag

18
Q

laesie ACC

A
  • geen oeps-respons
  • Minder foutgevoelig, onvoldoende bewaking en correctie
  • Probleem met vasthouden intentie (stroop test)
  • Motivatie problemen: akinetic mutism, apathie
  • Afhankelijk van omgevingsstimuli: utilization behavior, impulsieve dadendrang (niet kunnen inhiberen wat de omgeving je biedt)
19
Q

VPFC

A

ventrale prefrontaalcortex

- link met orbitofrontaal cortex: emoties, beloning, zelfbeheersing, sociaal gedrag