methoden en technieken

Question 1

dieronderzoek

Answer 1

• genetische manipulatie
• pertuberen
• registreren

Question 2

pertuberen

Answer 2

laesies aanbrengen en gebieden manipuleren of stimuleren

Question 3

registreren

Answer 3

• single-cell recordings

- multi-unit recordings

Question 4

single-cell recordings

Answer 4

aanprikken van enkel neuron om het effect te bekijken

Question 5

multi-unit recoridings

Answer 5

de activiteit van een groepje neuronen in kaart brengen

Question 6

laesie benadering beperkingen

Answer 6

• vaak diffuse beschadiging
• diaschisis
• reorganisatie en compensatie

Question 7

diaschisis

Answer 7

lokale schade kan effect hebben op omliggende gebieden

Question 8

puch-drunk syndroom

Answer 8

chronische traumatische encephalopathy (herhaalde klappen op het hoofd) –> beschadigingen witte stof (axonaal) –> symptomen komen pas later

Question 9

coup-counter-coup

Answer 9

bij impact aan de voorkant is er terugslag naar de achterkant en daardoor ook schade achter

Question 10

completed stroke

Answer 10

na ontstaan stabiliseert de klinische toestand

Question 11

progressive stroke

Answer 11

symptomen nemen progressief toe tot de patiënt overlijdt

Question 12

hemiplegie

Answer 12

infarct rond de a. cerebri media. de arm (flexiespasme) is sterker aangedaan dan het been (Extensiespasme)

• links: afasie
• rechts: neglect

Question 13

glioma

Answer 13

tumor in witte stof

Question 14

minigioma

Answer 14

tumor in hersenvliezen

Question 15

CT

Answer 15

• goed voor bloedingen, tumoren en schedelbreuken

- moeite met onderscheiden grijze en witte stof

Question 16

CT angiografie

Answer 16

• CT met contrastvloeistof

- beeld van vaten

Question 17

structurele MRI

Answer 17

• alle structuren hebben een andere dichtheid

- meer detail zichtbaar

Question 18

DTI / tractografie

Answer 18

• in beeld brengen van witte stof banen

Question 19

dubbele dissociatie

Answer 19

3 groepen maken waarbij er twee patiëntgroepen zijn met elk een specifiek uitval

Question 20

EEG

Answer 20

• zegt iets over activiteit
• niet heel spatieel nauwkeurig
• synchronisatie: kijken naar correlatie in activiteit

Question 21

EEG bij bewegingsuitvoer

Answer 21

• afname van alpha-power in motorische gebieden

- toename in niet-motorische gebieden

Question 22

alpha power

Answer 22

inhibitie

Question 23

ERP

Answer 23

• voor in kaart brengen timing van processen
• EEG bekijken na bepaalde stimulus
• vaak herhalen en middelenen zorgt voor ERO wave

Question 24

MEG

Answer 24

• niet-draagbare versie van EEG

- nauwkeuriger

Question 25

PET

Answer 25

• meet cerebrale doorbloeding
• meer bloed = meer activiteit
• doormiddel van tracer (invasief)

Question 26

fMRI

Answer 26

• meet cerebrale doorbloeding
• niet invasief
• BOLD signal

Question 27

BOLD signaal

Answer 27

• ratio tussen zuurstofrijk en zuurstofarm hemoglobine
• activatie –> zuurstofverbruik –> dal
• meer bloed naar actieve gebied –> piek
• herhaalde stimulus geeft geen nieuwe piek (repetition suppression effect)

Question 28

single puls TMS

Answer 28

• het resultaat van motorische verstoring (puls) op de EMG in het doelgebied
• somatotopie
• cortical drive: effect van training op activatie

Question 29

paired pulse TMS

Answer 29

• intracorticale inhibitie
• conditionerde puls –> test puls –> inhibitie van testpuls uitslag (sici)
• verandering van timing –> fascilitatie (ICF)
• twee verschillende gebieden –> inhiberende connectiviteit

Question 30

repetitive puls TMS

Answer 30

langdurige stimulatie om een gebiedje te inhiberen of stimuleren (behandeling)

Question 31

single puls transient lesion

Answer 31

kort uitschakelen van gebied om te kijken wat het effect is op de taak