Aardrijkskunde H1 Flashcards

1
Q

Wat is globalisering?

A

Het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar heeft het globalisering invloed op?

A

De inrichting en functie van gebieden en het ruimtelijk gedrag van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is tijd-ruimtecompressie?

A

Tijd en ruimte worden in elkaar gedrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat tijd-ruimtecompressie?

A

De relatieve afstand tussen gebieden neemt af als gevolg van de snelle daling van de reis- en vervoerstijden en de kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de absolute ligging?

A

De unieke ligging in het graadnet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de relatieve ligging?

A

De ligging van een plaats ten opzichte van andere gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verandert de ligging?

A

Door verandering in bereikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk voor een goede ligging?

A

De positie van een gebied ten opzichte van belangrijke economische centra en de ligging ten opzichte van belangrijke vervoersas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de klassieke geografische regel van afstandsverval?

A

Interactie tussen gebieden neemt af naarmate de afstand toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe krimpen de grenzen?

A

Multinationals trekken zich minder aan van grenzen, net zoals het uitwisselen van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ontwikkelingen heeft de transporttechnologie doorgemaakt?

A

Reis- en vervoertijden zijn gedaald, transport is goedkoper en de infrastructuur is verbeterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de interactietheorie?

A

Voor uitwisseling van goederen tussen gebieden moeten er aan drie voorwaarden worden voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de basisvoorwaarden van de interactietheorie?

A

Complementariteit, transporteerbaarheid en geen tussenliggende mogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor kan het vervoeren van een gebied naar een andere veranderen?

A

Het verbeteren van infrastructuur, verdwijnen van politieke barrières en innovaties op transportgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat beïnvloedt de richting en intensiteit van de internationale communicatie?

A

Economische factoren, geografische factoren en culturele factoren.

Contact is tussen centrumlanden, korte afstand en zelfde soort cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor wordt er geld verplaatst?

A

Investerings- en handelskapitaal, kapitaal van particulieren en bedrijven en flitskapitaal.

17
Q

Waardoor worden mno’s ondersteund?

A

Verbetering van transport en communicatietechnologie, handelsbelemmeringen zijn opgeruimd en de deregulering van de financiële markten.

18
Q

Wat zijn de gevolgen van economische globalisering?

A

Stijging van buitenlandse investeringen, de groei van internationale transport- en communicatieverkeer en de snelle toenamen van de wereldhandel.

19
Q

Wat is een gevolg van het opbreken van de productie keten?

A

Een groot deel van de wereldhandel vind plaats tussen onderdelen van een multinational.

20
Q

Wat zijn de twee gevolgen van culturele globalisering?

A

Homogenisering en heterogenosering

21
Q

Wat is homogenisering?

A

Door verwestering lijken culturen steeds meer op elkaar.

22
Q

Wat is heterogenisering?

A

Door migratie ontstaat er een mix van westerse en niet westerse cultuurelementen.

23
Q

Wat is de lingue franca?

A

Voertaal

24
Q

Wat is een hegemoniale staat?

A

Een land dat gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld op economisch, militair, financieel en cultureel gebied domineerde.

25
Q

Wat is een exploitaitiekolonie?

A

Deze kolonies werden door het onderdrukkende land gebruikt als wingewest, ze moesten grondstoffen leveren.

26
Q

Wat is een vestigingskolonie?

A

Dit land wordt gezien als deel van moederland, bevolking wordt vermoord.

27
Q

Wat is europeanisering?

A

Beïnvloeding van Europa op andere landen.

28
Q

Waardoor werden de banden tussen gebieden in de wereld verstevigd vanaf 1666?

A

Door de industriële revolutie kwamen er weer veel kolonies en door de verbetering van transport.

29
Q

Wat is imperialisme?

A

Landen breiden hun macht in andere delen van de wereld uit.

30
Q

Wat is een verschil tussen de VS en Europese mogendheden bij kolonies?

A

VS wil controle hebben over cruciale gebieden terwijl Europa macht wil uitoefenen over veroverde landen.