Aardrijkskunde H1 Flashcards

(30 cards)

1
Q

Wat is globalisering?

A

Het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar heeft het globalisering invloed op?

A

De inrichting en functie van gebieden en het ruimtelijk gedrag van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is tijd-ruimtecompressie?

A

Tijd en ruimte worden in elkaar gedrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat tijd-ruimtecompressie?

A

De relatieve afstand tussen gebieden neemt af als gevolg van de snelle daling van de reis- en vervoerstijden en de kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de absolute ligging?

A

De unieke ligging in het graadnet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de relatieve ligging?

A

De ligging van een plaats ten opzichte van andere gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verandert de ligging?

A

Door verandering in bereikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk voor een goede ligging?

A

De positie van een gebied ten opzichte van belangrijke economische centra en de ligging ten opzichte van belangrijke vervoersas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de klassieke geografische regel van afstandsverval?

A

Interactie tussen gebieden neemt af naarmate de afstand toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe krimpen de grenzen?

A

Multinationals trekken zich minder aan van grenzen, net zoals het uitwisselen van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ontwikkelingen heeft de transporttechnologie doorgemaakt?

A

Reis- en vervoertijden zijn gedaald, transport is goedkoper en de infrastructuur is verbeterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de interactietheorie?

A

Voor uitwisseling van goederen tussen gebieden moeten er aan drie voorwaarden worden voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de basisvoorwaarden van de interactietheorie?

A

Complementariteit, transporteerbaarheid en geen tussenliggende mogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor kan het vervoeren van een gebied naar een andere veranderen?

A

Het verbeteren van infrastructuur, verdwijnen van politieke barrières en innovaties op transportgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat beïnvloedt de richting en intensiteit van de internationale communicatie?

A

Economische factoren, geografische factoren en culturele factoren.

Contact is tussen centrumlanden, korte afstand en zelfde soort cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor wordt er geld verplaatst?

A

Investerings- en handelskapitaal, kapitaal van particulieren en bedrijven en flitskapitaal.

17
Q

Waardoor worden mno’s ondersteund?

A

Verbetering van transport en communicatietechnologie, handelsbelemmeringen zijn opgeruimd en de deregulering van de financiële markten.

18
Q

Wat zijn de gevolgen van economische globalisering?

A

Stijging van buitenlandse investeringen, de groei van internationale transport- en communicatieverkeer en de snelle toenamen van de wereldhandel.

19
Q

Wat is een gevolg van het opbreken van de productie keten?

A

Een groot deel van de wereldhandel vind plaats tussen onderdelen van een multinational.

20
Q

Wat zijn de twee gevolgen van culturele globalisering?

A

Homogenisering en heterogenosering

21
Q

Wat is homogenisering?

A

Door verwestering lijken culturen steeds meer op elkaar.

22
Q

Wat is heterogenisering?

A

Door migratie ontstaat er een mix van westerse en niet westerse cultuurelementen.

23
Q

Wat is de lingue franca?

24
Q

Wat is een hegemoniale staat?

A

Een land dat gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld op economisch, militair, financieel en cultureel gebied domineerde.

25
Wat is een exploitaitiekolonie?
Deze kolonies werden door het onderdrukkende land gebruikt als wingewest, ze moesten grondstoffen leveren.
26
Wat is een vestigingskolonie?
Dit land wordt gezien als deel van moederland, bevolking wordt vermoord.
27
Wat is europeanisering?
Beïnvloeding van Europa op andere landen.
28
Waardoor werden de banden tussen gebieden in de wereld verstevigd vanaf 1666?
Door de industriële revolutie kwamen er weer veel kolonies en door de verbetering van transport.
29
Wat is imperialisme?
Landen breiden hun macht in andere delen van de wereld uit.
30
Wat is een verschil tussen de VS en Europese mogendheden bij kolonies?
VS wil controle hebben over cruciale gebieden terwijl Europa macht wil uitoefenen over veroverde landen.