ABabyC - Baby's kleding Flashcards
(39 cards)
1
Q
le vêtement
A
de kleding
2
Q
le body
A
de body
3
Q
la grenouillère
A
het kruippakje
4
Q
la chemisette
A
het hemdje
5
Q
le pull
A
de trui
6
Q
le t-shirt
A
het t-shirt
7
Q
la manche courte
A
de korte mouw
8
Q
la manche longue
A
de lange mouw
9
Q
le slip
A
de onderbroek
10
Q
le short
A
de short
11
Q
le pantalon
A
de broek
12
Q
la jupe
A
de rok
13
Q
la robe
A
de jurk
14
Q
la chaussette
A
de sok
15
Q
les collants
A
de broekkousen
16
Q
la chaussure
A
de schoen
17
Q
la botte
A
de laars
18
Q
la sandale
A
de sandaal
19
Q
le manteau
A
de jas
20
Q
l’imperméable
A
de regenjas
21
Q
l’écharpe
A
de sjaal
22
Q
le bonnet
A
de muts
23
Q
le gant
A
de handschoen
24
Q
la casquette
A
de pet
25
le maillot
het zwempak
26
le slip de bain
het zwembroek
27
les vêtements de rechange
de reservekleren
28
les déguisements
de verkleedkleren
29
la pince à cheveux
de haarspeld
30
s'habiller
aankleden
31
mettre
aandoen
32
se déshabiller
uitkleden
33
retirer
uitdoen
34
pendre
ophangen
35
j'apporterai des vêtements de rechange demain
ik zal morgen reservekleren meebrengen
36
le pantalon est sale
de broek is vuil
37
il enlève ses chaussures lui-même
hij doet zijn schoenen zelf uit
38
elle sait mettre son manteau toute seule
ze kan haar jas al helemaal alleen aandoen
39
je l'habille le matin
ik kleed haar 's morgens aan
