Waar wil ik werken? Flashcards
(28 cards)
De agrarische sector
Le secteur agricole
De industriële sector
Le secteur industriel
De dienstverlenende sector
Le secteur des services
De sociale sector
Le secteur social
De IT-sector
Le secteur informatique
De verkoopsector
Le secteur de la vente
De evenementensector
Le secteur évènementiel
De reclamesector
Le secteur publicitaire
De financiële sector
Le secteur financier
De distributiesector
Le secteur de la distribution
De transportsector
Le secteur du transport
De immobiliënsector
Le secteur de l’immobilier
De bouwsector
Le secteur de la construction / du bâtiment
De onderwijssector
Le secteur de l’enseignement
Hij werkt
- op een kantoor
- bij een bank
- aan de universiteit
- voor het ministerie
- in een fabriek
- bij een bedrijf
Il travaille
- dans un bureau
- dans une banque
- à l’université
- pour le ministère
- dans une usine
- pour une entreprise
Het bedrijf
De onderneming
De firma
L’entreprise
Oprichten (richtte op, heeft opgericht)
Stichten (stichtte, heeft gesticht)
Créer, fonder
Een zaak
Un commerce
Een zaak openen
Een zaak oprichten
Starten met een zaak
Fonder un commerce
De KMO (Kleine of middelgrote onderneming)
PME
De personeelsafdeling
De personeelsdienst
Le service du personnel
De productieafdeling
Le département de production
De onderzoeksafdeling
Le département de recherche
De onderhousafdeling
Le service de maintenance
